24.1: Confuus
"Hé?" Harry is er het eerste bij. Het kost hem enorm veel moeite om niet vies te kijken bij de stank en ziektes, en hij slaagt er ook niet helemaal in, maar hij probeert het wel - met zijn frons natuurlijk.
"Mijn kind..." Haar hoge stem krast door de ruimte.
"Volgens mij ijlt ze." Ik schud mijn hoofd en ga er ook bij zitten. Haar handen rusten op haar buik.
"Bent ge zwanger?" Angstvallig knikt ze, onzeker over wat er gaat volgen.
"Was. Ik ben ‘t verloren. We hadden t zo nodig omte werke thus! Nu krijgen we et nooit gedaan en kan ik nog een kind afgeve!" Ze klinkt helemaal in paniek, opgejaagd door haar eigen gedachten. "En de kleine was naar de mèt om te verkopen maar hij is nog veel te jong vèr zo'n gevaarlijk werk. Ik had t nodig!" Ik slik en draai langzaam mijn hoofd in Harry's richting. Hij lijkt te verbouwereerd om iets te doen. Voorzichtig leg ik mijn hand op mijn schouder. Meteen komt zijn vampieraard boven en draait hij zich onmenselijk snel om me dan met zijn grijze ogen te kunnen aankijken.
"Ge moogt al blij zijn dat u nog leeft mijn vrouwe. Ik ben er van overtuigd dat u nog wel een keer zwanger wordt en een harde werker kunt baren. Het spijt me." Ik slik traag, deze keer heb ik wel degelijk haar aandacht en die van alle anderen. Harry trekt natuurlijk weer de meeste aandacht van iedereen met zijn groot gestalte en verwarde indruk. Dit gebeurt veel te vaak, dat mensen kinderen verliezen of dat ze doodvriezen. Ze buigt nederig haar hoofd voor mij. Voorzichtig neem ik een natte doek om ook haar hoofd te vegen en haar wat te laten drinken.
"De kerk zei dat we iets verkeerd gedaan hadden, dat het beter zou worden als we kwamen biechten en een aflaat kochten. Kijk nu, al wat we hadden is weg, en het heeft niet geholpen. Jullie wel." Ik glimlach voorzichtig, triest. Dit gebeurt veel vaker. Ondanks haar andere accent versta ik haar goed. Harry leunt inmiddels tegen een muur van een afstandje, hij kan niet goed omgaan met de armeren.
"De kerk is een goede instelling maar maakt fouten, net als jij en ik. Ik weet niet of die aflaat geholpen heeft, feitelijk weet ik niets. " De nieuwsgierigheid van de omstaanders is drastisch toegenomen en als er eentje mijn naam roept beginnen ze allemaal, alsof ze me allemaal nodig hebben. Mijn ego schiet meteen de lucht in, terwijl mijn weinige verstand paniekerig reageert. Bang voor gevolgen. "Ik pleit voor geen enkele overtuiging, dat is iets wat je zelf moet uitmaken maar..." Ik draai mijn lichaam naar de gang. Vele gezichten zijn geïnteresseerd op mij gericht, alsof ik de grote spreker en verlosser ben, het voelt raar, nieuw. "Gebruik alsjeblieft je verstand. Je moet niet geschoold te zijn om na te denken en te beslissen wat je doet, en juist waarom. Waarom? Niet omdat God het gekozen heeft. God staat ons bij, maar ik denk niet dat hij zegt nu gebeurt er iets slecht en nu iets goed. De verdomde bijbels zijn in een andere taal. Waarom zouden wij daar naar luisteren als we niet weten wat ze écht zeggen? Ze kunnen evengoed zeggen dat de koe van Fons bevallen is!" Ik hoor een deel gelach en richt dan mijn blik terug op de keizer. Zijn ogen blinken verdacht, hij geniet ervan als ik het volk zo mee neem in een verhaal. Snel verbreek ik het contact weer. Het dreigement komt terug en ik wil niet staren. "Ik wens jullie allemaal iets goed toe, maar wees dan ook kritisch voor jezelf." Ik glimlach naar de verbouwereerde vrouw. Ze schudt even ‘nee’ en kijkt me dan toch terug aan. Heel haar leven stond in het teken van God en al de rest, en nu is hij weg, dit stroomt in tegen dingen waar ze met hart en ziel om gaf. Haar verstand heeft nooit moeten werken, anderen dachten wel voor haar. Als ik verder loop beginnen ze een voor een traag te klappen. Het begint met een fel schel geluid en dan valt de massa in. Het is gelijk en klinkt enthousiast. Ik grijns, dit hadden ik nu ook weer niet verwacht. Als wat zien ze me nu? Hun leider? Dat ben ik niet, nee, dat is die boomlange prachtige man die tegen de muur aanleunt met een vage glimlach op zijn gezicht. Als ik door het einde van de massa ben gelopen heb ik gezien dat enkelen nog vechten, anderen zijn nog ziek of bewusteloos. Het doet pijn aan mijn hart om alles zo te bekijken; met verstand. Niet iedereen zal dit overleven. Ik draai me terug om, ze bekijken me nog steeds geïntrigeerd. Een beweging van mijn hand maakt het stil, en ik. Wacht. Wachten op hun nieuwsgierigheid en verstand dat nu hopelijk aan de gang is geschoten. Klap. Een felle klap gevolgd door meerdere. Ik klap voor hun en stop er dan ook terug mee. "Jullie moeten niet naar mij kijken maar naar jullie leider daar." Mijn blik wordt verbonden met die van de vampier. Hij ademt niet en ziet er onnatuurlijk uit, maar zijn ogen vertellen mij wat anders. "Ik ben blij en heb respect voor degenen die er al door zijn, en bid voor degenen die nog aan het vechten zijn." Ik loop terug in tegenovergestelde richting naar buiten. De frisse lucht overvalt me, het was daar dus echt koud en vochtig. Na even bijkomen wandel ik naar de keuken en leg ik mijn hoofd recht op tafel. De warme lucht zorgt ervoor dat ik geen trek heb, maar de tijd beslist er anders over. Mijn maag wil eten. Ik kijk niet op als er een stoel verschuift naast me. Mijn zusje, zou zij nu volledig genezen zijn?
"Je bent een erg goede spreker." Hees en gevuld met liefde. Net op het randje van rauw en toch harmonisch. Harry. Mijn hand gaat op tast opzoek naar de zijne. Eerst vind ik het koude metaal van ringen voordat ik grip krijg op zijn vingers en mijn ogen open. Recht in het groen. Warm welkom. Hij glimlacht naar me, ik besef dat ik nog moet antwoorden.
"Ik wou dat ik over jou hetzelfde kon zeggen." Meteen schieten zijn wenkbrauwen de hoogte in en lach ik uitgelaten. "Grapje Beer. Je bent verschrikkelijk mooi om naar te kijken zo, alleen voor dat volk." Ik haal mijn hoofd van de tafel, het draait lichtjes, protesterend door het te kort aan energie. "Zeker langs de achterkant." Opnieuw kruipen mijn mondhoeken meteen de hoogte in als hij hem snapt en begint te lachen. Zijn vingers knijpen zacht in de mijne terwijl ik geamuseerd wacht op een weder antwoord.
"Jij bent me er een."
"Een Tomlinson." Ik grijns, wel, eigenlijk klopt dat maar half. Mijn moeder was getrouwd met een Tomlinson. Eigenlijk ben ik van Jean, een Joures, wel, was.
"Heer Louis." Ik draai me om naar de keukenvrouw. Ze zet een dampend bord eten voor mijn neus. De heerlijke geur overvalt me onmiddellijk en het water kruipt me al in mijn mond.
"Dankjewel." Ze kijkt me echter niet aan als ik mijn vork neem en ik frons. Wat is er aan de hand? Waarom kijkt ze zo argwanend naar Harry? Ze draait zich terug om en weg is ze. Mijn hoofd draait zich dan ook weer naar de grijnzende vampier als ik een vragende wenkbrauw op trek.
"Ik denkt niet dat ze me ooit heeft zien lachen, laat staan horen."
"Ik wist niet dat het zo erg was." Erg duidelijk praat ik niet aangezien er een hele patat in mijn mond zit die nog vreselijk warm is ook.
"Er is nog veel dat je niet weet Boo, en dat is ook niet belangrijk."
Jullie reacties zijn altijd zo lief!!
Reageer (2)
Haha awh arme keukenvrouw, dan zal ze wel een hartverzakking gekregen hebben net.
8 jaar geledenAlles wat Louis zegt doet me denken dat er een soort revolutie aan zit te komen tegen de kerk, of aan de verlichting ofzo.
Maar in ieder geval, mooi geschreven weer (:
Ze heeft Harry nog nooit horen lachen?
8 jaar geledenWel ze zal wel instant verliefd op hem zijn geworden dan (als ze nog niet voor de looks was gevallen) ;p
In het begin moest ik even denken aan Hagrid die aan het spreken is met dat accent, ik kon er dan ook niet aan doen om het in mijn hoofd dan ook zo te laten klinken maar dan met een vrouwelijke stem ;p
Goed geschreven!