Foto bij 24.0 Confuus

"Ik ben er al, ik ben er al! Wat was er zo belangrijk dringend?" Een norse stem doet me naar mijn hoofd grijpen en jammeren met de energie die ik niet heb.
"Je kan hem zo niet achterlaten Jean!" Rond en rond. Mijn hoofd gaat naar links maar mijn maag naar rechts. De zure smaak in mijn mond bevestigt de draaierigheid en het gebrek aan een correcte ademhaling.
"Ik heb niks met hem te maken. Hij is mijn zoon niet." Een knal op een houten tafel doet me in elkaar krimpen en zwak kreunen, maar er komt niets meer als pijnlijk piepen uit. Ik ben zo moe...
"Nee maar hij heeft je wel geholpen! Nu help jij hem."
"Dan benadeel ik mezelf!" Een woeste pas die het draaien nog erger maakt. Mijn ogen zijn te zwaar en mijn bewustzijn valt langzaam weg. Dieper en dieper. Rond en rond.
"Zelfs Jezus deelde alles wat hij had, alles! Tot hij zelf niets meer had en het arme volk van 5000 man wel! Jij als katholiek zou een voorbeeld moeten nemen aan dat!"
"Die jongen betekent niks voor mij. Hij komt er wel door!" Hij moet me niet, maar ik ben te ver weg om nog iets te voelen. Ik voel alleen hoe de slaap me gebeten heeft en zijn gif zich langzaam door mijn bloedbaan verspreidt. Mijn lichaam geeft er traag maar zeker aan toe, geen keuze hebbend. Vechten heeft niet altijd zin.
"Louis, ben je wakker?" Het is Harry's hese en o-zo-diepe stem die aangeeft dat hij vermoeid is, maar het klinkt zo rauw en hoopvol. Ik glimlach lichtjes en open voorzichtig een oog.
"Hoe lang?" Mijn lichaam protesteert krakend als ik op mijn elleboog leun om overeind te komen. Har zit op de rand van mijn bed. Ik voel me nog moe, maar ik heb het onder controle.
"Een halve dag. Ik heb Jean, tja-" Zijn groene ogen staren gegeneerd in de mijne, alsof hij iets verkeerds heeft gedaan maar er trots op is. Verlangend trek ik aan zijn grote verstrengelde hand tot hij naast me ligt en ik mijn hoofd tevreden in het kuiltje van zijn nek kan leggen. Volgens mij stink ik nog steeds.
"Je hebt wat?" Mijn ogen zoeken in het halfduister naar de zijne. De kamer draait niet meer maar alles lijkt ineens zo mooi nu ik tegen hem aanlig, alsof het zo moest zijn. Zijn zware borstkas gaat traag samen met mijn hand mee omhoog. Zijn krullen zijn vermoeid en liggen slapjes te rusten.
"Ik heb hem misschien een klein beetje bedreigd." Ik grinnik en laat mijn vinger verliefd over zijn inmiddels ontblote borstkas glijden. Ik hou van deze jongen. Inmiddels heeft hij twee kleine kuiltjes in zijn wang. "Dat is echt niet grappig Boo." Zo hees.
"Voor een machtige keizer niet nee. Die Tomlinsons he, altijd zo verdomd koppig." Harry lacht zachtjes en haalt zijn vrije hand door mijn haar. Zijn roze lippen gaan open als ik hem ondeugend aankijk en langzaam op hem rol. Onze borstkasten duwen concurrerend tegen elkaar maar ik ontspan en leg mijn hoofd naast het zijne. Kleine kusjes kriebelen in mijn nek. "Wil je je gaan wassen of blijf je zo liggen?" Ik glimlach en draai mijn hoofd in zijn richting zodat de geur van zijn haar in mijn neus binnendringt.
"Je kan ook gewoon zeggen dat ik stink." Hij lacht opnieuw zachtjes maar stopt er dan abrupt mee.
"Jij stinkt nooit lieverd." Zijn lippen vinden mijn slaap en voorhoofd. Toegevend aan de liefde die er in zit buig ik meer naar hem toe zodat zijn zachte lippen nu ook de mijne zo kunnen beroeren. Zijn grote handen grijpen me vast terwijl ik nog steeds zijn hoofd voorzichtig omklem. Alles verlangt naar meer contact met deze jongen. Zijn half blote borst is niet genoeg. Ik wil meer van dit goddelijke lichaam en de mooie jongen. Ik kreun als hij waarschuwend op mijn onderlip bijt en ik daarna nog protesterend aan zijn haar trek.
"Shhh."
"Beer..." Ik verschiet zelf van de rauwte in mijn stem en duw me dichter tegen hem aan. Zijn grijze kijkers staren recht in de mijne en doen mijn hart bijna uit mijn borstkas springen, recht naar het zijne. Liefdevol geef ik hem opnieuw een zoen en leg mijn hoofd dan terug op zijn borstkas. Harry's ogen glimmen terug. Het lijkt enkel te gebeuren elke keer als er liefde achter zit. Mijn lichaam heeft wel zin in Har, maar het zijn niet de juiste omstandigheden. Mijn hoofd zit bij al die zieke mensen zoals Carl en mijn familie die al terug thuis is - hoop ik. Ik zucht tevreden als ik een zoen op de kruin van mijn hoofd krijg en hij met zijn vingers het pad van mijn zijde afloopt tot aan mijn heup.
"Het komt goed Louis." Voor even reageer ik niet en blijf ik liggen, onzeker over hun en vooral bezorgd. Wat als ze worden aangevallen of de koetsier toch niet betrouwbaar is?
"Dat weet je niet Harry." De R krult achter in mijn keel terwijl ik langzaam slik en mijn ogen hevig dichtknijp. Voor even ben ik bevroren, terwijl alles rondom me nog door gaat zoals voorheen.
"Ik geef even veel om hun als jij, ze zijn beschermd."
"Dat maakt het juist gevaarlijk." Toegevend aan het begrip dat hij probeert te tonen, draai ik me terug naar hem toe. Mijn rug ontmoet koude maar mijn hart kan nu naar hartenlust tegen dat van de keizer bonken - het zal enkel niet terug bonken. Harry's grip wordt steviger op mijn kleine taille terwijl ik me tegen hem aan nestel en probeer 1 te worden, opzoek naar steun en zekerheid. Zijn spieren geven me wel degelijk vertrouwen en zijn geur brengt me tot rust. Hij laat me weten dat hij er nog voor me is door oftewel met mijn haren te spelen oftewel langzaam over mijn rug of zijde strelend. Ik ben gewoon zo bang dat er iets met hen gebeurt, en ik ben zo ver van hun weg dat ik niet weet wat er daar gebeurt. En dan die kleine kale man die steeds in mijn hoofd probeert binnen te dringen en wil dreigen, ik had beter naar Harry geluisterd, ook al deed hij even raar toen.
"Het spijt me." Ik fluister het heel zacht. Harry verplaatst zijn hoofd zodat zijn lippen nu tegen mijn oor aan rusten.
"Voor wat? Jij bent het beste wat me ooit is overkomen. Jij doet mijn hart weer kloppen." Ik glimlach even lichtjes, maar stop er dan mee. Het verdrietige gevoel heeft het overgenomen.
"Toen ik niet naar je luisterde bij het water." Mijn stem klinkt te benepen, maar het is Harry maar. Hij mag me zwak zien, al haat ik mezelf op zo'n momenten juist het meest. Zwak zijn kan niet, dan ga je dood. Je moet sterk zijn en voor jezelf zorgen daar buiten.
"Dat was ook mijn schuld. Ik moest niet zo doen." Ik slik traag en laat mijn warme hand zijn koude kaak opzoeken terwijl mijn duim langzaam en liefkozend over de sterke lijnen gaat. "Weet je-" Zijn ogen zoeken onrustig naar steun die ik hem geef door hem belangstellend aan te kijken. "Ik zit nog steeds met mijn moeder in mijn hoofd. Ze moedigt ons aan, ik bedoel-" Hij haalt even zijn roze tong over zijn lippen en schudt even met die weelderige bos krullen, bedroefd.
"He, Beer. De maatschappij is fout. De Kerk ook. Ik weet niet wat er daar gezegd wordt in het Latijn maar het is niet bestemd voor mij, of het werkvolk. Wij willen een God die onze taal spreekt. Iemand als jij, jij kan dit mogelijk maken, duidelijk maken dat ik en jij slechts mensen zijn met een grote liefde voor elkaar- en problemen opzoeken misschien. " Harry snuift glimlachend om het laatste.
"Ik zou jou niet als een gelijke mogen beschouwen, maar jouw stem was zo sterk dat je jezelf een weg naar boven vocht. Niemand beklimt de sociale ladder Boo." Hij gebruikt te moeilijke woorden voor mijn brein, maar ik denk dat ik het begrijp.
"Omdat ik een wicca ben." Zijn ogen betrekken even, wetend dat ik gelijk heb. Comes zijn zou een vloek moeten zijn, Aurus vindt het verschrikkelijk dat hij hier alleen tussen de monsters zit. "Is Sedrik al terug?" Een ander onderwerp kan misschien geen kwaad, het is al moeilijk genoeg zo. Zouden ze nu al thuis zijn?
"Op de terugweg." Ik knik en kus hem zachtjes waarna ik overeind ga zitten en weer even allerlei vage lichtstralen zie door het draaien van mijn hoofd. "Je moet eten."
"Ik ga eerst even naar de mensen kijken. Hoe laat is het?" Vermoeid draai ik mijn hoofd in zijn richting. Hij is ook overeind gekomen en strijkt eerst zijn hemd terug recht.
"In de avond." Ik zucht zacht en hijs me dan recht. De vampier helpt me onmiddellijk aangezien mijn knieën nog niet zo snel stevig aanvoelen. Ze zijn even onbetrouwbaar als de toekomst. Daisy, ik wil haar verloofde zo graag ontmoeten. Groene ogen volgen me bezorgd terwijl ik de doek terug voordoe. Mijn gevoelige huid protesteert maar heeft niks te zeggen, net als het volk. Eenmaal van de uiterste top in het kasteel naar het dieptepunt word ik ontmoet door enkele stemmen. Mijn aanwezigheid wordt onmiddellijk opgemerkt door het vrouwelijke gezelschap, zo goed zie ik er nu ook weer niet uit met een jutezak voor mijn gezicht en vermoeide wallen onder mijn ogen. Ik stink er ook nog bij ook, het maakt me een van hen. Harry's zware hand begeleidt me voorzichtig. Ik vind Karel terug op een gevulde jutezak, zwetend en vechtend tegen de ziekte.
"He, je doet het goed Karel." Ik zak door mijn knieën en haal een vochtige doek over zijn gezicht. Hij glimlacht lichtjes en wijst naar iets, het kost hem alle moeite. Een vrouw met lang bruin haar en ooit levendige ogen ligt op de grond ineengekropen van angst.

Reageer (2)

  • magiclove

    snel verder

    8 jaar geleden
  • Thuria

    Who wacht even niet stoppen hier, ik wil weten wat er aan de hand is.
    Ja ik ben nieuwsgierig i know haha, maar je schrijft ook spannend en ja ik wil verder lezen hehe (;

    8 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen