23.2: Nieuw
"Vertrouw je mij?" Zijn roze lippen zien er voller als ooit uit terwijl zijn groene ogen heen en weer over mijn gezicht schieten, me proberend te overtuigen. Ik knik, het is erg moeilijk om hem niet aan te raken.
"Ja." Har knikt ook tevreden waarna hij dominant voor me uit loopt en zijn gestalte gebruikt om over te komen als een leider. Dat is juist wat het volk wel wilt, maar nu niet. Ze willen medeleven en geholpen worden. Ik volg hem en kniel bij de eerste jongeman die ik tegenkom neer.
"Hé, mijn naam is Louis. De jouwe?" Ik probeer niet terug te deinzen als hij eerst luid hoest en dan met een ruwe stem antwoord. Zijn grijze ogen staan verbaasd en vermoeid.
"Karel." Ik knik en probeer oogcontact te houden om hem wat steun te geven.
"Wel Karel, we zullen je dadelijk wel komen helpen, denk ik. Gaat het nog?" De man haalt zijn schouders op. Hij heeft duidelijk moeite met ademhalen.
"Karel Deusser. Mijn vrouw heet Sofia uit Schleiden, als ik het niet haal, ik hou van haar en onze zoon." Voor even kruipt de krop me letterlijk in mijn keel, het traanvocht schiet me naar de ogen. Ik vergeet het schurende en ruwe stof voor mijn mond en geef hem een kneepje in zijn bovenarm.
"Ik zal het zeggen als-" De man knikt en begint daarna opnieuw te hoesten. Hij moet mooi geweest zijn, maar nu is hij nat van het zweet en klam van de hetevlam. Zo noemden wij het toch.
"Dankjewel." Het is nauwelijks verstaanbaar maar ik geef hem toch nog een knikje.
"Louis…? Louis?" Het is Harry's hese stem die me wakker schudt uit ons gesprek en me overeind doet komen. "Het is tijd." Hij geeft me vriendelijk een duwtje tegen mijn arm en stuurt me zo richting de plaats waar ze eens gevangenen hielden, maar nu staat er een grote houten plaat. Een hele grote tafel kan je het ook noemen. "Probeer niet persoonlijk een band te krijgen met hun, het is mogelijk dat ze het niet halen." Ik slik enkel en staar naar de vuile vloer voor me. Dat was hard. De vrouwen kijken me allemaal aan, alsof ze jaloers zijn. Je zou kunnen vragen op wat, maar dat is overbodig. Op alles hier, de liefde en de luxe. Harry.
"Jullie behandelen hun als een voorwerp. Ze hebben ook families en naasten." Mijn ogen prikken van het stof en mijn neus kriebelt van de jutezak. Toch kijk ik Harry voor even recht aan. Hij lijkt het begrepen te hebben. Inmiddels brengt de geleerde iemand binnen. De vrouw strompelt tot aan de tafel. Haar donkerbruine haren zijn kort en vuil maar haar helblauwe ogen niet. Ze lijken voor even hel, totdat ze je recht aankijkt. Meteen is het duidelijk dat ze niet lang meer heeft.
"Oké, we doen hetzelfde als vorige keer. Louis, jij bent een extra krachtbron indien nodig. We gebruiken meer grondstof deze keer." Veel begrijp ik niet van het laatste, maar goed. Veel moet ik ook niet doen. Een akelig gevoel verspreidt zich onmiddellijk door mijn lichaam. Rustig ademen Louis, je kan dit. Ze gebruiken deze mooie jonkvrouw als testobject, zonder dat ze het zelf weet. Zelf ijlt ze enkel, onbewust van wat er om haar heen gebeurt. Haar lippen bewegen maar er komt geen geluid uit. Jean gunt me geen enkele blik, dus kijk ik enkel naar de muur als de spreuk begint en de vrouw naar adem hapt. Heel haar lichaam begint te trillen als de kom weer vuur vat. Ik wil dit niet zien, met Lottie was het al erg genoeg. Ze wordt er beter van Louis, komaan, dat gun je haar wel. Het lijkt goed te gaan. Net als vorige keer verliest de zieke het bewustzijn en is de kom leeg. Jean hijgt lichtjes door de inspanning maar roept wel gewoon de volgende binnen nadat twee bedienden het meisje weg hebben gedraagt. Deze keer is het een jongen, nog jonger als vorige keer. Ik slik en draai mijn blik opnieuw weg.
Elke keer krijg ik er een vies gevoel van. Zowel mannen als vrouwen van middelbare- tot jonge leeftijd worden binnen- en buitengedragen. Lang haar, kort haar, blond of bruin. Ze zijn stuk voor stuk ziek en vuil. Deze keer ligt er een twaalfjarig meisje op de tafel, trillend en kuchend. Sinds we over de helft zijn heeft Jean mijn kracht nodig aangezien hij en de voorraad uitgeput raken van de inspanningen. Zijn kleine handen hebben een stevige grip op mijn onderarm. Voor even fladderen mijn oogleden en voel ik de energie in mijn lichaam naar de grond toe stromen. Daarna is het gedaan. Hij laat me los en roept de volgende. Mijn hoofd draait nog van de vorige als hij alweer aanspraak doet op mij. Op tafel ligt de jongeman van eerder. Mijn gezicht is intussen even bleek en bezweet als dat van hem. Ik pers er een glimlach uit voordat het weer allemaal opnieuw gebeurt.
Ken je dat gevoel dat de lucht door je vingers heen stroomt en de warme wind door je haren blaast? Je zit vol energie en je lacht zo luid als je kan om niets. Het maakt je niet uit wat anderen van je denken, voor even, heel even, ben je gelukkig. Wel, mijn maag draait ook. Mijn hoofd draait in de omgekeerde richting en mijn benen weten niet naar wat ze moeten luisteren. Mijn gezicht is klam en koud alsof er een koude akelige bries over kwam en de jutezak brandt nog steeds. Ik heb geen kracht meer om überhaupt iets te zeggen. De laatste vrouw ademt terug rustig als de geleerde opstaat en zijn schrift dichtklapt.
"Incredibile!" Hij lijkt tevreden te zijn met zijn prestatie. Ik kan enkel denken over de tegenstijdigheid in het draaien -hoe kan het zelfs. Harry's hoofd draait angstvallig naar een bovenhoek en mijn lichaam strompelt naar achteren tot tegen de deur. Ik merk dat de geleerde weg is en mijn ademhaling abnormaal zwaar is. Alsof ik wel wil ademhalen maar het niet kan, net als de zieken. Alsof ik in een donkere kist in de grond zit. Dat angstig gevoel neemt het over terwijl het zweten nog erger wordt. Ik zie niemand meer, ik ben alleen en leef nog, maar ze zijn me vergeten.
'Louis...' Nee, niet weer! Ik kreun en verzet me tegen de gladde stem van de kleinere kale man. ‘Beslis.' Ik wil niet-
"Louis! Hé, shhh. Kijk me aan." Twee koude dingen belanden tegen mijn wangen aan maar ik ben te verdoofd om iets te voelen. "Boo, alsjeblieft. Ik zit voor je." Met mijn laatste kracht verplaats ik mijn ogen richting het o-zo-mooie geluid. Het is zo helder en duidelijk. Groen, mooi gezicht, veel krullen. Harry.
"Ha-" Mijn stem is te schor om iets te zeggen. Ik wil drinken, iets.
"Shh. Die Jean heeft je weer volledig uitgeput." Hij klinkt boos maar ik zie wazig en dubbel dus dat kan ook verkeerd ingeschat zijn. "Ik breng je naar boven." Als hij me opheft knijpt mijn maag samen om er alles uit te persen. Niet op Harry alsjeblieft. Onmiddellijk begin ik te kuchen en te klauwen in Harry's hemd, opzoek naar steun. Ik hoor al terug stemmen onderweg, maar kan niets doen dan mijn ogen sluiten en me laten meenemen door mijn redder, mijn zonde. "Louis." Te futloos open ik mijn ogen. Ik zit, op de grond. Beer ook, voor me. Zijn handen gaan richting mijn mond en ik voel iets koel door mijn keel glijden. Meteen drink ik gulzig, iets waar mijn maag op protesteert maar niks tegen kan doen. "Beter?" Ik knik zwak en schrik van koelte tegen mijn voorhoofd. Mijn ademhaling gaat nog steeds moeilijk en ik ruik bloed. Opgedroogd bloed dat onder mijn neus zat van te veel. "Je hebt het zo goed gedaan. Al die mensen-"
"Als." Meer zeg ik niet, hij snapt het wel. Er is geen zekerheid dat ze sterk genoeg zijn om te vechten voor hun leven, overgeleverd aan. De natuur. Ik wou dat er in die encyclopedieën meer nuttige dingen stonden dan de vreemde taal en onnuttige werkmethodes. In een ervan was ooit de naam Descartes gevallen, iemand die pleitte voor het verstand. Ze schreven hem af als protestants en tegen God.
"Ik ga je mee naar boven nemen." Ik knik en laat mijn vermoeide lichaam zonder enig schuldgevoel volledig tegen Harry aanpakken. Ik ben gewoon zo moe, gebruikt. Toch borrelt er een angstig gevoel op dat zich te snel verspreidt. Mijn lichaam wil vechten en vluchten tegen de angst maar het is te moe. Het is alsof ik overspoeld word door de hevige zonnestralen en ik niets verder kan doen dan verbranden en pijn lijden. Harry fronst, hij merkt wel degelijk iets en zijn ogen bestuderen me bezorgd.
"Ik wil niet weer zo lang slapen, alsjeblieft dan mis ik alles..." Mijn stem is niet veel waard maar Beer begrijpt het zonder enige moeite.
"Boo, kalm nu. Je zult niets missen, ik beloof het je."
"Nee, ik wil echt-" Verwoed begin ik te hoesten. De sterke geur van ijzer doet me onder mijn neus vegen en ja, ik ben opnieuw over de grens gegaan. De adrenaline heeft te veel energie opgebruikt.
"Shh. Ik zorg ervoor lieverd." Hij glimlacht lichtjes en legt me dan op mijn eigen bed, bang dat ik toch in slaap val. Zijn koele lippen kalmeren mijn bonkend voorhoofd terwijl alles weer begint te draaien. Rond en rond. "Ik blijf hier Louis, nog even volhouden en dan is het opgelost." Een zwak vechtend geluid verlaat mijn droge keel, ik ben echt te uitgeput.
Reageer (2)
arme Louis!
8 jaar geledensnel verder
Nawh arme Louis.
8 jaar geledenHopelijk wordt hij niet ziek!
Snel verder (: