Foto bij ** 023

Blair

Hier komt Demetri dus vandaan. We hebben nog geen drie uur gevlogen en lopen we nu door het vliegveld naar de uitgang. Eerst naar een motel en een huurauto, weet ik. Daarna hoop ik eerst het Akropolis.
“Eerst naar een motel?” Ik kijk naar hem en draagt hij nog elke keer mijn tas. Hij antwoordt niet gelijk en lopen we naar buiten.
“Demetri.” Klinkt een stem en kijk ik naar een mooie brunette.
“Dank je, Despina.” Reageert hij en legt hij onze tassen in de kofferbak. Ik stap in de auto en probeer ik mijn verbazing te verbergen. Wie is zij? Ze is in ieder geval mens want ik kon haar hart horen kloppen. Demetri stapt eveneens in en rijden we weg. Het landschap is werkelijk prachtig, merk ik als ik naar buiten kijk. Niet veel later kom ik er achter dat we de stad Athene achter ons laten.
“Waar gaan we heen?” Wil ik weten.
“We hoeven niet naar een motel want ik heb hier een huis,” zegt hij. “Ik ben hier geboren en getogen. Nooit en te nimmer dat ik mijn vaderland mijn rug toe keer.” Waar ik verbaasd over ben. Nooit geweten dat Demetri hier een huis had.
“Is dat mogelijk dan met ons werk bij de wacht? Anders wil ik een huis in Engeland kunnen hebben.” Daar kom ik zelf vandaan.
“Je zou het kunnen proberen. Al is Engeland wel wat verder weg dan Griekenland.” Voor een seconde kijkt Demetri naar mij. “En we gaan naar Rafina. Daar heb ik mijn huis.”
“Ben ik de eerste vrouw die je mee naar huis neemt?” Nieuwsgierig kijk ik naar zijn gezicht. Ik kan echter niks aan hem zien. Ik had beter moeten weten. Hij is een casanova. Wie weet hoeveel vrouwen hij mee naar huis genomen heeft.
“Als we willen eten, zullen we ergens anders heen moeten. Er word niet gejaagd waar ik woon.” Vertelt hij na tien minuten stilte.
“Uiteraard, anders kun je verhuizen.” Begrijp ik. “Die regel hebben we ook in Volterra.” Het is weer stil in de auto. “Demetri, dat van daarnet was niet meer dan dat ik wat interesse toon. Een nieuwsgierige vraag en meer niet.” Probeer ik.
“Blair, zelfs al zou ik antwoord geven op die vraag.” Begint hij. “Je zou me niet geloven. Laat het gaan.”
“Ik zal het anders formuleren.” Ik kijk weer naar buiten. “Ik voel me vereerd dat je mij mee naar huis neemt. We hadden ook naar een motel kunnen gaan.” Alsof hij die opmerking niet verwacht heeft, kijkt hij me verrast aan. “Hou je aandacht liever op de weg.” Ik slik als ik zie dat zijn ogen iets donkerder zijn.
“Ben je bang dat we een ongeluk krijgen?” Demetri houd zijn ogen weer op de weg gericht.
“Ik ben bang dat we anders ontdekt zouden worden als we een ongeluk krijgen. Dat zouden we namelijk overleven zonder een schram op te lopen.” Ten slotte rijd hij niet bepaald zachtjes. “En wat stel je voor wat we gaan doen als we willen eten?” Ga ik verder.
“Als we gaan zwemmen, zitten we zo in Turkije.” Glimlacht Demetri nu. “We zijn er bijna.” Buiten kan ik zien dat we een stad naderen. “We kunnen ook naar Marmari gaan als we honger hebben. Dat is een eiland en hoort bij Griekenland. Ik wil alleen niet jagen in mijn eigen stad.”
“Daar heb ik echt wel respect voor. Ik zou het ook niet willen in de stad waar ik woon.” Schud ik mijn hoofd. Ik had hem de eerste keer ook wel gehoord. “Is Rafina je echte woonplaats van vroeger of niet?”
“Het komt in de buurt van mijn vroegere woonplaats. Vergeet niet dat ik een paar millennia oud ben.” Grijnst hij wat ingenomen. “Weet jij nog waar je precies vandaan komt of niet? Je oorspronkelijke woonplaats?”
“Nee, dat ben ik kwijt geraakt toen ik opgesloten zat. Dan verlies je alle grip op de tijd in elke variatie.” Ik laat mijn hoofd even hangen. “Behalve dat, ik heb tweehonderd jaar opgesloten gezeten. Toen je mij bevrijdde, was er niks menselijks aan mij want ik kon alleen maar aan de dorst denken, die overweldigend was. Het is dat ik rode ogen bij je zag.”
“Je ogen waren goed zwart. Zulke zwarte ogen heb ik nog nooit gezien als die van jou toen.” We blijven duidelijk net buiten de stad.
“Er was niks van me over dan een monster.” Het uitzicht is zeker schitterend om te zien. Iets later parkeert hij de auto bij een wit huis met een soort terracotta dak dat vlak aan zee ligt.
“Daar kun jij niks aan doen. Degene die je opgesloten hebben, zijn daar verantwoordelijk voor. Het is hun schuld dat je zolang niks gegeten heb.” Tegelijk stappen we uit en pakt Demetri onze tassen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen