Foto bij ** 019

Blair

“Halverwege de negentiende eeuw zijn ze begonnen met de bouw van de Berlijnse Muur. Dit hebben Walter Ulbricht en Nikita Chroesjtsjov, de Sovjetleider, besloten.” Vertelt Demetri me. Mijn eigen persoonlijke geschiedenisleraar. Wat het leuker maakt, is dat hij het zegt op een manier die laat door schemeren dat hij er bij aanwezig was. “Zeven doorgangsposten werden open gelaten. Net als dat de Muur streng bewaakt werd. De bewakers letten zelfs op elkaar.”
“Ga me niet zeggen dat je er iets van meegemaakt heb met de Muur?” Geïntrigeerd kijk ik naar hem.
“Hoe oud denk je dat ik ben,” zegt hij met een grijns. “In die tijd hebben genoeg vampiers er een spel van gemaakt om de bewakers bezig te houden. Goed, ondanks de Muur hebben mensen toch geprobeerd om te ontsnappen. Dat komt omdat genoeg mensen het gevoel hadden opgesloten te zitten. In de dertig jaar dat de Muur overeind stond, zijn er talrijke pogingen ondernomen om te ontsnappen. Naar schatting zijn er tweehonderd doden gevallen.” Vervolgt hij.
“En wat is de echte waarheid?” Ik krijg sterk het vermoeden dat het echte dodental veel hoger ligt.
“Rond de vierhonderd doden.” Lacht Demetri en lopen we door. Ik kan de restanten zien van wat ooit de Berlijnse Muur was. “Een paar vampieren in de stad, hebben de Muur gebruikt om hun slachtoffers te laten verdwijnen.”
“Ongelofelijk, dus de mensen denken hun geschiedenis te kennen maar ze zitten ver van de werkelijkheid.” Ik voel zijn arm om mijn schouders.
“Ja.” Knikt Demetri. “Wat de mensen nu op school leren is niet meer dan een verdrongen versie van de waarheid. Laten we het erop houden dat het makkelijk is om hen te misleiden.”
“Meer omdat ze de waarheid niet willen zien.” Dat weet ik nog van vroeger. “Ze zien alleen wat ze willen zien. Net als dat ze hun nieuwsgierigheid vaak moeilijk kunnen onderdrukken.”
“Helemaal waar.” Is hij het met me eens. “En door hun nieuwsgierigheid brengen ze zichzelf regelmatig in gevaar zonder dat ze het door hebben.”
“Dat praten over mensen en doden, zorgt ervoor dat ik honger krijg.” Zonder dat ik er erg in heb, leg ik mijn hoofd op zijn schouder.
“Dan gaan we toch wat eten.” Hij vind het blijkbaar niet erg. “We gaan een rustige plek zoeken bij de rivier Spree zodat we straks ons eten die kant op kunnen sturen.”

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen