Hoofdstuk 4.2
Jack
Al gauw komen we al kletsend aan bij Miriana. Haar auto staat al voor het huis. Druk in gesprek stappen we de auto uit en lopen om het huis heen de achtertuin in. De tuin is verdeeld in eigenlijk drie verschillende delen. Vlak bij het huis id een terras, waar de tafels al vol staan met hapjes, vlees, salades en drankjes. Ga je het trappetje af, dan kom je bij het zwembad en nog een terras, maar dit keer overdekt.
De barbecue staat al aan zie ik. Vanaf daar het je een prachtig uitzicht op de stad. De hoge gebouwen van LA down town kun je goed bekijken, je ziet alle wijken en als je op je tenen gaat staan en de smog boven de stad valt mee, na bijvoorbeeld een regenbui, dan heb je gewoon uitzicht op de zee. Miriana’s huis is dus eigenlijk een strandhuis, maar dan met Los Angeles er nog tussenin.
‘Hoi!’ Miriana staat al voor onze neus. Ze geeft ons allebei een knuffel,maar het komt bij mij een beetje ongemeend over.
Meadow en Miriana raken gelijk aan de klets en binnen een minuut heeft een nieuw aangekomen groepje zich ook al bij ons gevoegd en doet mee met het gesprek. Om eerlijk te zijn ben ik vergeten op te letten en weet niet meer waar iedereen het over heeft.
‘Ik ga even naar de wc,’ fluister ik in Meadows oor.
Ze draait zich kort naar me op en knikt. ‘Tot zo.’
Ik draai me om maar kijk dan midden in een stel bekende ogen. Ze zijn bruin van kleur. De wenkbrauwen boven die ogen schieten de lucht in en ook zijn mond valt open. Ik kan een flauwe glimlach niet onderdrukken, maar schiet dan in de lach.
‘Jij weer?’ Het verbaast me een beetje dat ik zomaar op hem af stap en met hem begin te praten. Ik, als muurbloem zijnde, want zo ben ik wel eens genoemd. Ik. Ik stap zomaar op een vreemde jongen af. Ik ken hem niet eens! Oké, ik heb hem in de afgelopen weken een stuk of honderd keer gezien en kom hem op momenten waarvan ik het het minst verwacht tegen. Zoals bij de tekenles of tijdens het werken. Of hier, bijvoorbeeld.
Hij drukt zijn lippen stijf op elkaar en knikt. Een klein twinkeltje vind ik in zijn ogen. De rimpels die op zijn voorhoofd te zien zijn verdwijnen, zijn weer gladgestreken nu hij niet meer zo verbaasd naar me kijkt. Ik zie dat hij een moederlek vlak onder zijn rechter mondhoek heeft zitten, iets wat me nog niet eerder is opgevallen omdat ik eigenlijk nog nooit zo dicht bij hem in de buurt ben geweest.
‘Ik had jou hier eigenlijk ook niet verwacht,’ hoor ik hem zeggen. Ik grinnik en begraaf mijn hand in mijn haren. Ik betrap mezelf daar wel vaker op. Meestal doe ik dat in ietwat ongemakkelijke momenten.
‘Ja, tja.’ Ik weet niet wat ik moet zeggen tegen deze jongen. De jongen die me sinds een paar weken geleden is opgevallen en die ik sindsdien niet meer vergeten ben.
‘Ben je hier alleen?’ hoor ik hem dan vragen.
Ik laat mijn hand weer zakken en schud mijn hoofd. ‘Nee, ik ben met Meadow. Haar ken je wel, toch? Oh ja, natuurlijk.’ Het schiet me weer te binnen dat hij de tekenopdracht samen met haar moet doen. ‘En jij?’
‘Ik ben samen met Dan en Angelo. Ken je die?’
‘Is Dan niet die ene?’ De jongen kijkt me afwachtend aan. ‘Die vriend van Miriana?’
‘Ja, klopt. Hij is daar.’ Ik volg zijn uitgestoken hand naar de verhoging waar normaal de dj staat, maar het podium is leeg. ‘Althans, hij stond er net nog. Nu ben ik hem alweer kwijt. Ik ben Angelo ook al kwijt, trouwens.’
We kijken allebei wat in het rond. Het valt me op dat het al aardig druk begint te worden. Het is in ieder geval al een stuk drukker dan niet heel lang geleden.
Dan en Angelo, dus. Ik hoor op school, in de pauze en van Meadow wel een het een en ander over het vriendje van Miriana. Dan is het weer uit, waarop ze een dag later weer zoenend bij de kluisjes gespot worden. Dan heet hij dus. Ja, ik vergeet zijn naam wel eens. En die andere heet Angelo. Ik kan hem nu niet voor de geest halen, maar weet wel dat hij degene was met een iets getinte huidskleur. Ik weet dat ik hem waarschijnlijk vanmiddag nog heb moeten zien in Yogurtland, maar ik kan het me eigenlijk niet meer zo goed herinneren.
Dan bedenk ik me opeens weer dat ik naar de wc wilde. Ik kijk om me heen, maar zie de jongen niet meer. Nergens. Met een teleurstellend gevoel draai ik me om en loop het huis binnen, op zoek naar het toilet.
Het is de bedoeling dat ieder voor zich een hamburger of sparerib op de barbecue legt. Het is dus een soort zelfbediening. Toch houd ik het bij een broodje met tomaat en augurk met wat salade. Terwijl ik een hap neem kijk ik om me heen, maar zie geen bekenden waar ik bij kan staan of waar ik zin heb om bij te komen staan.
Ik kies voor het uitzicht. Voor het hek blijf ik staan, uitkijkend naar en over de stad. Zo langzamerhand doen de auto’s hun lampen aan en gaan er overal steeds meer lichtjes branden naarmate het donkerder wordt.
Als ik recht onder me kijk, zie ik de tennisbaan. Ook dit hoort nog bij het huis van Miriana. En dan zijn we nog niet eens in het huis zelf geweest! De tennisbaan is fel verlicht met meerdere schijnwerpers. Er zijn geen schaduwen te zien. De bodem is extra rood in het witte licht.
De barbecue staat al aan zie ik. Vanaf daar het je een prachtig uitzicht op de stad. De hoge gebouwen van LA down town kun je goed bekijken, je ziet alle wijken en als je op je tenen gaat staan en de smog boven de stad valt mee, na bijvoorbeeld een regenbui, dan heb je gewoon uitzicht op de zee. Miriana’s huis is dus eigenlijk een strandhuis, maar dan met Los Angeles er nog tussenin.
‘Hoi!’ Miriana staat al voor onze neus. Ze geeft ons allebei een knuffel,maar het komt bij mij een beetje ongemeend over.
Meadow en Miriana raken gelijk aan de klets en binnen een minuut heeft een nieuw aangekomen groepje zich ook al bij ons gevoegd en doet mee met het gesprek. Om eerlijk te zijn ben ik vergeten op te letten en weet niet meer waar iedereen het over heeft.
‘Ik ga even naar de wc,’ fluister ik in Meadows oor.
Ze draait zich kort naar me op en knikt. ‘Tot zo.’
Ik draai me om maar kijk dan midden in een stel bekende ogen. Ze zijn bruin van kleur. De wenkbrauwen boven die ogen schieten de lucht in en ook zijn mond valt open. Ik kan een flauwe glimlach niet onderdrukken, maar schiet dan in de lach.
‘Jij weer?’ Het verbaast me een beetje dat ik zomaar op hem af stap en met hem begin te praten. Ik, als muurbloem zijnde, want zo ben ik wel eens genoemd. Ik. Ik stap zomaar op een vreemde jongen af. Ik ken hem niet eens! Oké, ik heb hem in de afgelopen weken een stuk of honderd keer gezien en kom hem op momenten waarvan ik het het minst verwacht tegen. Zoals bij de tekenles of tijdens het werken. Of hier, bijvoorbeeld.
Hij drukt zijn lippen stijf op elkaar en knikt. Een klein twinkeltje vind ik in zijn ogen. De rimpels die op zijn voorhoofd te zien zijn verdwijnen, zijn weer gladgestreken nu hij niet meer zo verbaasd naar me kijkt. Ik zie dat hij een moederlek vlak onder zijn rechter mondhoek heeft zitten, iets wat me nog niet eerder is opgevallen omdat ik eigenlijk nog nooit zo dicht bij hem in de buurt ben geweest.
‘Ik had jou hier eigenlijk ook niet verwacht,’ hoor ik hem zeggen. Ik grinnik en begraaf mijn hand in mijn haren. Ik betrap mezelf daar wel vaker op. Meestal doe ik dat in ietwat ongemakkelijke momenten.
‘Ja, tja.’ Ik weet niet wat ik moet zeggen tegen deze jongen. De jongen die me sinds een paar weken geleden is opgevallen en die ik sindsdien niet meer vergeten ben.
‘Ben je hier alleen?’ hoor ik hem dan vragen.
Ik laat mijn hand weer zakken en schud mijn hoofd. ‘Nee, ik ben met Meadow. Haar ken je wel, toch? Oh ja, natuurlijk.’ Het schiet me weer te binnen dat hij de tekenopdracht samen met haar moet doen. ‘En jij?’
‘Ik ben samen met Dan en Angelo. Ken je die?’
‘Is Dan niet die ene?’ De jongen kijkt me afwachtend aan. ‘Die vriend van Miriana?’
‘Ja, klopt. Hij is daar.’ Ik volg zijn uitgestoken hand naar de verhoging waar normaal de dj staat, maar het podium is leeg. ‘Althans, hij stond er net nog. Nu ben ik hem alweer kwijt. Ik ben Angelo ook al kwijt, trouwens.’
We kijken allebei wat in het rond. Het valt me op dat het al aardig druk begint te worden. Het is in ieder geval al een stuk drukker dan niet heel lang geleden.
Dan en Angelo, dus. Ik hoor op school, in de pauze en van Meadow wel een het een en ander over het vriendje van Miriana. Dan is het weer uit, waarop ze een dag later weer zoenend bij de kluisjes gespot worden. Dan heet hij dus. Ja, ik vergeet zijn naam wel eens. En die andere heet Angelo. Ik kan hem nu niet voor de geest halen, maar weet wel dat hij degene was met een iets getinte huidskleur. Ik weet dat ik hem waarschijnlijk vanmiddag nog heb moeten zien in Yogurtland, maar ik kan het me eigenlijk niet meer zo goed herinneren.
Dan bedenk ik me opeens weer dat ik naar de wc wilde. Ik kijk om me heen, maar zie de jongen niet meer. Nergens. Met een teleurstellend gevoel draai ik me om en loop het huis binnen, op zoek naar het toilet.
Het is de bedoeling dat ieder voor zich een hamburger of sparerib op de barbecue legt. Het is dus een soort zelfbediening. Toch houd ik het bij een broodje met tomaat en augurk met wat salade. Terwijl ik een hap neem kijk ik om me heen, maar zie geen bekenden waar ik bij kan staan of waar ik zin heb om bij te komen staan.
Ik kies voor het uitzicht. Voor het hek blijf ik staan, uitkijkend naar en over de stad. Zo langzamerhand doen de auto’s hun lampen aan en gaan er overal steeds meer lichtjes branden naarmate het donkerder wordt.
Als ik recht onder me kijk, zie ik de tennisbaan. Ook dit hoort nog bij het huis van Miriana. En dan zijn we nog niet eens in het huis zelf geweest! De tennisbaan is fel verlicht met meerdere schijnwerpers. Er zijn geen schaduwen te zien. De bodem is extra rood in het witte licht.
Reageer (2)
Leuk:)
8 jaar geledensnel verder<3
Leukk!
8 jaar geleden