Hoofdstuk 1
Terwijl het boven Londen stormde was het een heldere nacht in een klein dorp waarvan de naam ondertussen al vergeten is. Het was een klein dorp in het noorden van een land. Er was niet veel speciaal aan het dorp op één ding na dan. Aan de rand van het dorp op een heuvel stond een groot land huis. Het was het huis van de familie Zwadderich. Er gingen lang geruchten rond in het dorp dat de familie zich met rare dingen bezig hield, maar dat waren natuurlijk maar geruchten.
De jonge Zalazar zat in het salon alle kaarsen waren gedoofd. Het was ondertussen zes maanden geleden dat hij nog in het huis geweest was. Zijn vader had het verlaten voor zijn werk in het ministerie en sinds zijn afwezigheid was het niet meer onderhouden. Zalazar keek naar de schouwmantel daarop stond een portret van zijn familie hij kon het maar vaag zien omdat het slechts verlicht werd door het maanlicht. Zijn vader keek hem aan met zijn felgroene ogen en zijn haar dat zo zwart was als kool was strak achteruit gekamd waardoor hij er kwaad uitzag. Zalazar leek als twee druppels water op zijn vader zijn gezicht had ook dezelfde aapachtige vorm. Er was maar één ding dat hij van zijn moeder had geërfd, haar ogen. Helder grijze ogen had ze gehad. Zalazar kende haar enkel van het portret ze was enkele weken na zijn geboorte gestorven. Zalazar vermoede dat zijn vader hem de schuld had gegeven van de dood van zijn moeder. Plots hoorde hij getik op het raam. Hij stond op uit de sofa en opende het raam. Op de vensterbank stond een kerkuil met een brief in zijn bek. Zalazar maakte het open en begon te lezen:
Geachte heer Zalazar Zwadderich,
Ik ben verheugd u te melden dat u bent aangenomen als lid van de Raad het Ministerie. U wordt verwacht aanstaande maandag bij de zitting te zijn. Uw verblijf is al geregeld. Van harte gefeliciteerd.
- Tim Prupple afdeling administratie van het Ministerie
Zalazar legde debrief neer. Morgen was het maandag de brief had vertraging gehad. Hij begon meteen zijn spullen te verzamelen en hij vertrok meteen naar Londen.
Goderic Griffoendor
De volgende ochtend had Goderic ontbeten op zijn kamer. Na wat er de vorige avond gebeurt was wilde hij niet in de gelagkamer eten. Daarna was hij rechtstreeks naar het Ministerie gegaan. Hij had enkele weken geleden een brief gestuurd naar het Ministerie met de vraag of hij voor de Raad mocht komen. Na enkele dagen had hij een acceptatiebrief ontvangen en hij was meteen naar Londen vertrokken. De Raad was de belangrijkste afdeling van het Ministerie. Men kon er nieuwe wetten gaan voorstellen. De Raad had onder meer de Geheimhoudingswet voorgesteld en doorgevoerd. Maar men kon er niet alleen voorstellen gaan doen, de Raad functioneerde ook als een rechtbank. In de eerste maanden na de oprichting waren er al honderden mensen en wezens vervolgd. Na een halfuur in een rij te hebben gestaan was het eindelijk Goderics beurt. Hij ging de zaal binnen en hij werd steeds nerveuzer. Hij keek naar de Ministers voor hem, ze zaten allemaal in een paars gewaad. Goderic had geen idee wat hij moest doen. Mocht hij al beginnen met spreken? Net voor hij zijn mond wilde openen en zich compleet belachelijk zou maken, werd hij gered door een van de Ministers. 'Goderic Griffoendor zevenentwintig jaar oud, bekroonde tovenaar en zwaardvechter. U hebt een voorstel neem ik aan.'
'Dat klopt. Mijn naam is Goderic Griffoendor en ik sta hier voor u met een voorstel. De Geheimhoudingswet is een goed idee maar blijkt in de praktijk slecht te werken. Daarom had ik het idee om een toverschool op te richten.' er klonk gelach uit de tribune van de Ministers. 'Een toverschool?' vroeg een van hen. 'Inderdaad een toverschool. een school voor jonge tovenaars om hen te leren om gaan met hun krachten. Want dat is namelijk het grote probleem de jonge tovenaars weten niet hoe ze hun krachten moeten bedwingen. Hierdoor gebeuren er continu ongelukken met gevolg dat de Dreuzel bevolking steeds meer over ons bestaan te weten komt. Als we de kinderen leren om te gaan met hun krachten kunnen we het probleem aanpakken en ...' hij werd plots onderbroken door een Minister. 'En hoe moeten we in vredesnaam aan het geld komen om een school op te richten? Of kan u het ons voorschieten? En hoe gaat u al die kinderen op uw zogenaamde "toverschool" krijgen? Hebt u al na gedacht over deze dingen meneer Grriffoendor?' Goderic wilde protesteren maar nog voor hij zijn mond kon openen werd er met een hamer geklopt door de Minister in het midden van de tribune. 'Voorstel afgewezen. Einde van de zitting.'
Goderic wandelde terug naar de herberg hij kon niet geloven dat ze niet naar hem hadden willen luisteren. Net toen hij de herberg weer wilde ingaan tikte e iemand op zijn schouder. 'Excuseer mij maar u bent toch Goderic Griffoendor niet?' Goderic knikte. 'Mijn naam is Zalazar Zwadderich ik was één van de Ministers die in de tribune zat toen u uw voorstel deed. Ik wilde u even komen zeggen dat ik wel geïnteresseerd ben in uw voorstel.
Reageer (1)
Ja hoor, al twee van de vier zijn vrienden! Nu ben ik benieuwd hoe de andere twee erbij gaan komen! Al weet ik dat al deels (als Founder :') ).
8 jaar geleden