‘Welke kant ging ze op?’ vroeg één van de wachters. ‘Daar is ze!’ riep de ander. Coby rende zo hard als ze kon. Deze keer kwam ze er niet zo makkelijk van af. De wachters hadden gezien dat ze het eten stal, en hadden de achtervolging ingezet. Coby schuilde gauw achter een boom. ‘Niet weer!’ zei de ene wachter. ‘Dit is al de tiende keer dat we die dief uit het oog verliezen!’ ‘Laten we maar teruggaan naar het dorp.’ zei de ander. ‘We moeten onze tijd niet verspillen aan haar, ze komt uiteindelijk weer terug als haar voorraad op is!’ ‘Dat is waar.’ zei de ene. Ze keerden terug naar het dorp. ‘Yes!’ zei Coby blij. ‘Weer gelukt! Die domme wachters krijgen me nooit!’ Blij liep ze terug naar haar hut. Die was diep in het bos, zodat niemand hem kon vinden. Je moest wel gek zijn als je haar bos in ging. Het zat vol met monsters die vreemdelingen aanvielen. Coby was de enige elf die ze vertrouwden. Plotseling struikelde ze over een wortel die boven de grond groeide. Ze viel in een gat dat ze nog nooit eerder had gezien. Alles werd zwart voor haar…

Het duurde meer dan een uur voordat Coby weer wakker werd. Ze was nog steeds in een bos, maar het zag er heel anders uit. De bladeren waren groen in plaats van paars, en ze zag nergens monsters rondlopen. Alleen maar wezens die ze nog nooit eerder had gezien. ‘Waar… ben ik?’ vroeg ze. Ze stond op en keek om zich heen. Er was niemand te zien. Maar ze hoorde wel stemmen in de verte. Ze liep in de richting van het geluid en zag twee mannen die radioactief afval in de natuur aan het dumpen waren. ‘Hallo?’ vroeg Coby. ‘Kunnen jullie mij helpen? Ik ben verdwaald.’ De twee mannen keken haar geschrokken aan. ‘Een getuige!’ zei de ene. De andere man pakte een mes en liep dreigend op Coby af. Voordat ze iets kon doen voelde ze een gigantische pijn op haar gezicht. De twee mannen stapten in hun auto en reden weg, terwijl Coby bloedend op de grond lag. Weer viel ze flauw.

Ondertussen had Anna net de opdracht van haar vader gekregen om in het bos te gaan jagen. Hij was een slager en was te gierig om dieren te kopen, dus moest Anna ze uit het wild gaan halen. Ze was het inmiddels wel gewend en had er geen problemen mee. Ze hield wel van jagen. Een uur later had ze nog steeds geen prooi gevonden. Het begon langzamerhand donker te worden. ‘Ik kan niet met lege handen thuiskomen!’ zei Anna. ‘Pap vermoord me!’ Toen hoorde ze iets ritselen in de struiken. Snel pakte ze haar pijl en boog. Zonder na te denken schoot ze de bosjes in. Meteen daarna hoorde ze iemand gillen. Vanuit de bosjes kwam Coby tevoorschijn. Ze was wakker geworden en hield haar hand voor haar wond. ‘Gek!’ zei ze. ‘Waarom schiet je zomaar naar me?’ ‘Sorry!’ zei Anna. ‘Ik dacht dat je een wild dier was!’ ‘Nou dat ben ik duidelijk niet!’ zei Coby kwaad. ‘Kalm aan!’ zei Anna. ‘Iedereen maakt wel eens fouten!’ ‘Zucht!’ zei Coby. ‘Oké, ik ben weer rustig.’ Ze keek Anna eens goed aan. ‘Jij ziet er niet uit als een elf.’ zei ze. ‘Wat voor kleur ben je?’ ‘Kleur?’ vroeg Anna. ‘Eh… Ik denk gewoon blank.’ ‘Blank?’ vroeg Coby verbaasd. ‘Dat is een vreemde kleur.’ ‘Wacht, ben jij een elf?’ vroeg Anna. ‘Natuurlijk ben ik een elf!’ zei Coby. ‘Wat zou ik anders moeten zijn, een mens?’ ‘Ik dacht dat elven een mythe waren.’ zei Anna. ‘Als jij geen elf bent, wat ben je dan?’ vroeg Coby. ‘Ik ben een mens natuurlijk!’ zei Anna. ‘Ik begrijp het niet.’ zei Coby. ‘Je ziet er heel anders uit dan de tekeningen die ik van mensen heb gezien. Dat zijn bloeddorstige wezens die alleen maar aan zichzelf denken.’ ‘Ik weet niet waar je vandaan komt, maar je spreekt wartaal.’ zei Anna. ‘Mijn naam is trouwens Anna.’ ‘Coby.’ zei Coby. Opeens stortte ze in door bloedverlies. ‘Wat is er?’ vroeg Anna. Ze zag dat er een vloeistof uit Coby’s wond droop. ‘Is dat… bloed?’ vroeg ze. ‘Ja, wat is het anders?’ zei Coby. ‘Maar waarom is je bloed blauw?’ vroeg Anna. ‘Daar worden elven mee geboren.’ ‘Vreemd.’ zei Anna. Ze pakte snel een doek uit haar tas en bond die om Coby’s wond heen. ‘Bedankt.’ zei Coby. ‘Maar waarom is de doek nat? Is er soms een flesje water in je tas gaan lekken?’ ‘Ik heb geen water bij me.’ zei Anna. ‘Ik weet niet hoe die doek nat is geworden.’ Plotseling stopte de wond met bloeden. Coby haalde verbaasd de doek weg en voelde over haar gezicht. Het enige wat er van haar wond over was gebleven was een litteken! ‘Wow…’ zei Coby. ‘Hoe heeft dat ooit kunnen gebeuren?’ ‘Magie?’ zei Anna. ‘Wat? Je bent toch een elf? Elven hebben magische krachten!’ ‘Ja, maar ik heb geen helende krachten!’ zei Coby. ‘Mijn kracht is dat ik blauw vuur kan sturen!’ ‘Cool!’ zei Anna. Het was ondertussen al nacht geworden. ‘Ik moet naar huis!’ zei Anna. ‘Ik heb geen dieren om mee naar huis te nemen, dus hij is al kwaad. Je wil niet weten hoe kwaad hij wordt als ik ook nog te laat kom!’ ‘Zal ik anders meegaan?’ stelde Coby voor. ‘Misschien kan ik je erbij helpen.’ ‘Graag.’ zei Anna. ‘Dan kun je bij ons overnachten!’

Eenmaal bij Anna thuis ging het er precies zo aan toe als Anna voorspelde. Haar vader werd ziedend omdat ze niks mee naar huis had genomen. Coby keek toe. ‘Pap, je kunt toch niet zo tekeer gaan voor onze gast!’ zei Anna kwaad. ‘Meneer, het is mijn schuld dat Anna niks heeft.’ zei Coby. ‘Ik werd in het bos aangevallen door twee mannen en zij heeft me geholpen mijn wond te genezen.’ ‘Dat is waar!’ zei Anna snel. ‘In dat geval valt het wel mee.’ zei Anna’s vader. ‘Het is goed om je medemens te helpen. ‘Ik ben geen…’ zei Coby. Maar nog voordat ze haar zin af kon maken zei Anna: ‘Laten we maar gaan slapen, het is al bijna midden in de nacht!’ ‘Maar we hebben nog niet eens gegeten!’ zei Coby. ‘Doen we morgen wel!’ zei Anna. Ze sleurde Coby mee naar boven.
Die nacht kon Coby niet slapen. Ze sliep in de logeerkamer en vond het bed niet lekker liggen. Ook piekerde ze over hoe ze ooit in deze wereld terecht was gekomen, en hoe ze weer weg kon…

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen