Hoofdstuk 4
Devil's acre
Finley moest zijn hand voor zijn mond houden om niet te kokhalzen van de stank. Hij stond vlak naast een slager als je het al een slager kon noemen. De slager waar hij zelf naartoe ging had een veel groter assortiment, het vlees werd mooi uitgestald en er stond overal duidelijk een prijs bij vermeld. Deze slager was slechts een houten tafel met en net er boven gespannen. Het vlees, als je het al vlees kon noemen, leek rottend te zijn en kon niet ontsnappen aan de vliegen. Finley bevond zich in Devil's acre een van de armste en daardoor ook vuilste buurten van de stad. De huizen stonden er allemaal scheef en overal hing een ondraaglijke stank in de lucht. Hij had die ochtend nog getwijfeld om zijn nette mantel aan te doen en zijn hoge hoed op te zette maar nu was hij opgelucht dat hij zich op het laatste moment bedacht had. Hij zou namelijk veel te veel aandacht naar zich hebben toe getrokken. Zelfs nu in zijn, zo vond hij zelf, minder nette kleren keken mensen hem raar aan alsof hij hier niet thuishoren en ergens hadden ze ook gelijk. Net toen Finley het wilde opgeven en naar huis wilde gaan zag hij waar hij al die tijd op gewacht had. Percy Trinket, net zoals de commissaris hem gezegd had. Percy was hard veranderd sinds de laatste keer dat Finley hem had gezien, dat was dan ook al meer dan tien jaar geleden. Hij was een stuk gegroeid en had ook bakkebaarden laten groeien maar aan zijn haakneus en zijn grote oren kon hij zien dat het zeker Percy was. Finley raapte al zijn moed bij elkaar en liep op hem af. 'Percy, hé!' Percy draaide zich om en keek Finley raar aan. 'Herken je mij niet meer? Ik ben het Finley je weet wel van school.'
'Nee maar Finley... Bennett was het toch?' Finley knikte, 'Maar natuurlijk ken ik jou nog. Hoe gaat ie?'
'Oh je weet wel zen gangetje en met jou?'
'Ik kan niet klagen mooie vrouw vier kinderen en een vijfde onderweg. Oh en ik werk in de fabriek iets verderop.' Finley schrok een beetje. Hij wist niet precies hoeveel de mensen in de fabrieken verdiende maar hij wist wel dat het niet veel was en zeker niet genoeg om volledig rond te komen als je vier kinderen hebt. 'Maar zeg eens oude vriend wat brengt jou naar deze godvergeten plek ik heb jou hier nog nooit eerder gezien.' Finley wist niet goed wat zeggen. Hij had zich niet echt voorbereid voor hij naar hier gekomen was om Percy te vinden. 'Wel ik euhm... Ik was in de buurt en ik dacht... frisse lucht doet me goed waarom wandel ik niet eens rond en ... Toen zag ik jou.'
'Voor frisse lucht zit je hier verkeerd hoor makker, haha!' Finley lachte onzeker mee. 'Weet je Percy ik zou je iets willen vragen. Ik heb gehoord dat jij in een bende...' Nog voor Finley zijn zin kon afmaken greep Percy hem bij zijn kraag en trok hem een steegje in. 'Sorry voor de geheimzinnigheid makker maar ik heb het er liever niet over zo in't openbaar. Dat zal je wel begrijpen.' Finley knikte. ' Kom morgen rond theetijd naar Excalibur, da's het café iets verderop. Lukt je dat?' Finley knikte opnieuw. 'Nu moet ik gaan. Ik zie je daar oké. Dan praten we verder.' Finley bleef even in de steeg staan lichtjes aangedaan van wat hem net overkomen was. Daarna kreeg hij een gevoel van voldoening. Het was hem gelukt! Hij kon niet wachten om dit aan doctor Pierson te vertellen.
Reageer (1)
Wow, nu wordt het echt spannend! Snel verder!
8 jaar geleden