2 - September
September was de maand waarin Sirius’ vermoedens van augustus bevestigd werden. Meneer en mevrouw Potter hadden hem en James naar het perron gebracht. Sirius wilde per se dat ze wisten hoezeer hij waardeerde dat ze hun studeerkamer speciaal voor hem hadden heringericht, maar hij kon maar met een half oor naar ze luisteren. Remus stond een paar meter verderop met zijn hutkoffer te wachten tot ze afscheid hadden genomen.
Hij had geglimlacht en gezwaaid toen hun blikken elkaar kruisten vijf minuten geleden. De enige manier waarop Sirius erachter had kunnen komen wat een acceptabele reactie zou zijn van een zeventienjarige jongen op zijn volkomen platonische vriend die hij na anderhalve maand eindeloze vakantie weer terugzag, was door James’ grijns en nonchalante hand in de lucht te kopiëren. Nu maakte hij zich zorgen. Was dat iets wat hij normaal gesproken zou doen? Wat als Remus merkte dat er iets aan de hand was? Oh drommels, hoe gedroeg hij zich normaal gesproken?
“Och arme, Remus staat al de hele tijd te wachten,” zei mevrouw Potter. Sirius kon zich geen woord herinneren van wat ze had gezegd voor die zin. “We zullen jullie niet nog langer van jullie reünie afhouden. Vergeet niet te schrijven, James. Dat geldt ook voor jou, Sirius, lieverd.”
Sirius slikte de plotselinge brok in zijn keel weg en knikte braaf. Het kostte iets minder moeite om niet naar Remus te staren als hij in een afscheidsknuffel werd getrokken door James’ moeder en James’ vader hem hartelijk de hand schudde.
En toen. Toen zwaaide James nog een laatste keer en draaide hij zich om, wat betekende dat Sirius dat ook kon doen. Het liefst had Sirius een sprintje getrokken, maar hij kreeg het nog net voor elkaar om zijn passen kalm genoeg te houden dat hij zogenaamd onbekommerd achter James bleef. Als dit te vergelijken viel met hoe James zich al die jaren al had gevoeld over Lily, was Sirius hem echt wat excuses schuldig voor het halve decennium aan geplaag.
“Moony, goede man!” riep James, enthousiast, maar niet alsof zijn hart in zijn keel sloeg. Sirius was jaloers. “Hoe was Frankrijk? Heb je Peter al ergens zien rondsnuffelen?”
Remus knikte ter begroeting. Zijn haar was net wat langer en zijn huid net wat bruiner dan voor de vakantie, maar hij droeg nog steeds een van dezelfde versleten sweaters als altijd, zelfs midden in de zomer. “Hé James. Frankrijk was goed, dankje. Ik vermoed dat Peter al bezig is het beste compartiment te claimen, zoals gewoonlijk.”
Er viel een soort afwachtende stilte, maar toch kostte het Sirius nog een paar tellen om te beseffen dat dit was omdat het zijn beurt was om iets te zeggen. Hij kon het niet helpen. Het was werkelijk niet zijn schuld dat zijn brein voor negen tiende in beslag was genomen door Remus.
“Eh,” zei hij, in een fabuleus mislukte poging om charmant en relaxed over te komen. “Yo,” probeerde - en faalde - hij opnieuw.
Remus leek zich niet te storen aan die weinig welbespraakte begroeting. Hij lachte alsof Sirius een geweldige grap had verteld. Voordat Sirius tijd had om na te denken over of dit een goed plan was, lieten zijn krampachtig klampende vingers de handgreep van zijn hutkoffer los en stapte hij naar voren. Het volgende moment had hij twee armen vol warme, zachte, nog zachtjes lachende weerwolf die rook naar chocola en wiens langere haar kriebelde op zijn wang. Sirius had tegelijkertijd het gevoel dat hij eindelijk weer zuurstof binnenkreeg en dat hij nooit meer op adem zou kunnen komen na dit moment.
“Hé, jongens! James, Sirius!” klonk Peters stem opeens. Hij hing uit een raampje van de trein, nog geen tien meter verderop, wenkend dat ze naar hem toe moesten komen.
Sirius liet Remus los. De wereld leek een koudere plek, en het was 1 september en achtentwintig graden Celsius, dus dat betekende waarschijnlijk dat Sirius een probleem had.
Reageer (6)
Oh, drommels!
8 jaar geledenHappy memories are coming back :'D