Foto bij ** 011

Blair

Teleurgesteld laat ik me, in onze motel kamer, op een stoel zakken bij het raam. Nog altijd heb ik geen woord tegen Demetri gezegd. Niet dat ik dat anders wil. Hij noemde me bijna een risico. En wat heeft het voor zin om op een wereldreis te gaan als ik nergens naar binnen mag. Zelf heeft hij iets gezegd over een Wapenmuseum en dat daar de kroonjuwelen liggen. Iets wat ik graag zelf zou willen bewonderen. Net als het Pokrovkathedraal vanbinnen.
“Blair.” Opnieuw probeert hij een gesprek aan te gaan en negeer ik hem nog steeds. “Je snap toch wel dat ik overdag niet zomaar ergens naar binnen kan gaan. Mijn rode ogen zouden opvallen.” Alsof de stille behandeling hem te veel word, draait hij mijn hoofd zodat ik hem aan moet kijken. Al weet ik niet wat ik in zijn ogen kan zien. Behalve dat zijn ogen een tintje donkerder worden. Is dat omdat hij boos is of omdat hij honger heeft. Ik sla zijn hand weg en staar naar buiten. “Wil je op zijn minst tegen me praten.” Demetri pakt ongevraagd mijn tas en zie ik dat hij het schaakspel eruit haal. Wil hij echt nu gaan schaken terwijl hij weet dat ik het liefst de stad wil zien? Jammer genoeg kan ik niet huilen, zuchten of zelfs maar snikken. Aan de andere kant, als ik het wel kon, zou ik het nog niet doen. Ik wil niet dat Demetri dat ziet. Wie weet is dat in zijn ogen wel een zwakte. Vanuit mijn ooghoeken kan ik zien dat hij het spel klaar heb gezet en staan de witte pionnen aan mijn kant. Wie zegt dat ik echt op moet letten? Met mijn geest verplaats ik een pion een vakje naar voren. “Dus je heb zelfs geen zin om te schaken.” Je weet wat ik liever wil doen. Demetri doet een zet en verplaats ik opnieuw met mijn geest een pion. “Blair, je weet dat ik je niet alleen mag laten. Dat zijn Aro's orders.” Gaat hij verder en kijkt hij omlaag naar het bord. Nadat hij een pion verzet heeft, kijkt hij naar mij. Je vergeet dat het eigenlijk Caius is die niet wilde dat ik alleen zou reizen. Ik gooi het bord, inclusief de pionnen, opzij met mijn geest. Even om aan te geven dat Demetri ook te ver kan gaan. “Je bent boos.” Dat is nog eens een zachte uitdrukking. De geluiden verraden dat hij het spel van de grond haalt en zet hij het op de tafel. Als hij de pionnen erop wil zetten, schuif ik het schaakbord met mijn geest weg en beland het op het bed. “We kunnen ook gewoon terug naar huis gaan.” Oké, die opmerking gaat mij te ver. Heeft hij dan echt niet door hoe graag ik meer van de wereld wil zien. Ik trek mijn benen op en leg mijn hoofd erop. Daarna voel ik een arm om me heen. “Praat tegen me, Blair.” Zijn stem klinkt wel erg dichtbij. “Ik begrijp echt wel dat je verdrietig ben omdat we daar niet naar binnen zijn gegaan.” Waarop ik zachte maar koele vingers bij mijn gezicht voel en onder mijn kin gaan. Bijna op een tedere manier tilt Demetri mijn hoofd op.
“Ik ben niet verdrietig maar teleurgesteld,” mompel ik en blijkt hij voor me te zitten op een knie.
“Je bent in mij teleurgesteld.” Hij kijkt me ietwat gekwetst aan.
“Ik vraag me af waarom ik ermee ingestemd heb dat jij mee ging.” Ik ontwijk zijn ogen en sta ik op van de stoel.
“Je hebt het me zelf gevraagd, Blair. En Aro, Marcus en Caius wilden niet dat je alleen zou gaan.” Demetri staat eveneens op. “Ik wilde mee gaan zodat je meer van de wereld kan zien. Als een begeleider...”
“Dit voelt eerder aan dat je een babysitter ben in plaats van een begeleider.” Ik weet dat ik hem onderbreek maar dat interesseert me momenteel niet. “Wat heeft een wereldreis voor nut als ik nergens naar binnen mag. Ik wil de geschiedenis zien in musea, een kathedraal of galerij bezoeken en wat van de cultuur opsnuiven. Demetri, ik wil de stad zelf leren kennen en overal de toerist uithangen. En dan zeg jij dat het niet kan. Vergeet niet dat het eigenlijk door jou komt want je wilt geen contactlenzen proberen. Anders had ik de Pokrovkathedraal vanbinnen gezien. Wellicht zelfs het Wapenmuseum waar je het overhad, aangezien daar de kroonjuwelen liggen.” Ik geef hem geen kans om te reageren en gebruik ik mijn snelle snelheid om de badkamer in te vluchten. Wie weet dat Demetri zich als een begeleider ziet. In mijn ogen is hij niet meer dan een babysitter. Ziet hij mij dan als een klein kind dat hij aan de hand vast moet houden. Om te voorkomen dat hij de badkamer in komt, ga ik tegen de deur zitten. Ik kijk of er een raam is zodat ik weg kan. Desnoods ga ik zelf wel de stad verkennen. Ik laat me niet zomaar kennen. Echter blijkt er een heel klein, smal raam te zijn waar ik onmogelijk doorheen kan. Er zit dus niks anders op dan hier te blijven met Demetri.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen