Foto bij 1 - Augustus

Augustus: waarin Sirius naar wolken staart en met James praat.

Augustus was de maand waarin Sirius zich iets realiseerde. Hij hing op het moment in kwestie met James rond in een park in de buurt van het huis van de Potters. Meneer en mevrouw Potter hadden er geen problemen mee Sirius onderdak te bieden nu hij zijn eigen ouders definitief adieu had gebeden, maar ze waren er geen fan van de hele dag over twee tienerjongens te struikelen als ze door hun eigen keuken of tuin wilden lopen. Het openbare park was zodoende hun toevluchtsoord geworden. Daar struikelden weliswaar ook voldoende mensen over hen, maar die hadden geen recht om hen daarom ergens anders heen te sturen.
      De zon scheen. Er waren geen fluitende vogeltjes, maar wel kwakende eenden die richting het half opgedroogde meertje waggelden. James en Sirius lagen in de middagzon op hun rug in het gras, zoals luie, verveelde zeventienjarigen dat nou eenmaal deden. James had zijn ogen gesloten, maar Sirius staarde naar de wolken, zijn armen achter zijn hoofd gevouwen en wenkbrauwen gefronst in concentratie.
      De eerste vorm die hij vond (naast “wolk”, wat volgens officiële Marauderregels viel onder vals spel) was een trui met een gat in de mouw. Op een of andere manier, om een of andere stomme reden, was dat op die warme namiddag genoeg voor zijn hak op de tak brein. Er was geen vuurwerk, geen aardverschuiving, zelfs geen dramatisch aanzwellende pianomuziek. Het was niet veel meer dan een zachte klik in zijn hoofd van feiten die al heel lang op hun plaats wilden vallen.
      “James?” vroeg hij.
      “Ja?” antwoordde James braaf.
      “Welke kleur hebben Moony’s ogen?”
      “Bruin.”
      Er viel iets af te leiden over hoe loom James was geworden van de zon dat hij het daarbij liet. Het zou niet onredelijk zijn geweest als hij had willen weten waarom hij vragen moest beantwoorden waar Sirius na vijf jaar vriendschap het antwoord zelf ook op had moeten weten, want natuurlijk was Sirius zich er wel van bewust welke kleur Remus’ ogen hadden. Dat was niet waar het om ging. Waar het wel om ging, was dat zijn formulering meer iets zou zijn geweest langs de lijnen van “in daglicht de kleur van gesmolten chocolade en karamel maar ’s nachts een tint die in de buurt komt van modder, maar op een warme manier en met meer diepte dan dat, als een soort heldere modderpoel die herinneringen oproept aan de wilde natuur en kastanjes en de kleur van brandhout voordat de vlammen eraan likken tijdens lange winteravonden in de Common Room bij het vuur met mokken warme chocolademelk” in plaats van “bruin”.
      “James?” begon Sirius opnieuw, want het was lang genoeg stil geweest dat zijn gesprekspartner misschien echt in slaap was gevallen.
      James bromde iets onverstaanbaars. Sirius gaf hem een geheel vriendschappelijke schop zonder daarvoor rechtop te gaan zitten.
      “James? Jamie?”
      “Ja?” reageerde James weer. Er zat een gefrustreerde ondertoon in zijn stem. Sirius besloot net te doen alsof hij geen flauw idee had aan wie of wat James zich in Hogwartsnaam zou kunnen ergeren, want dit was belangrijk genoeg om een geïrriteerde James te riskeren. Als hij dit nu niet zei, zou hij het misschien nooit meer durven.
      “Ik denk dat ik Moony leuk vind.”
      “Ik ook.”
      Het was even stil. Sirius deed zijn best niet een hartaanval te hebben. “Wat.”
      “Hm?”
      “Wat,” herhaalde Sirius. Het klonk nog steeds niet als een vraag, maar dat was de minste van zijn zorgen op dat moment. “Maar Evans?”
      “Huh? Wat is er met Lily?”
      “Evans is dat meisje waar je al zes jaar verliefd op bent en achteraan rent, terwijl je mij en Moony en Wormtail achterlaat, en nu heb ik eindelijk begrepen waarom ik die keer dat je Moony en mij opsloot in een veel te kleine bezemkast omdat Evans eraan kwam minder erg vond dat ik het liet lijken en in plaats van te zeggen dat het oké is of dat ik gek en walgelijk ben of dat je me onmiddellijk uit je huis gooit, zeg je nu plotseling dat jij Moony ook wilt? What the fuck, Potter.” Sirius was tijdens zijn minitirade overeind gaan zitten, want dit was niet iets waarbij hij kon blijven liggen. James hield een hand over zijn hoofd tegen de zon en staarde Sirius met half dichtgeknepen ogen aan. Hij maakte een soort geluid alsof hij wilde lachen, maar dat te veel moeite zou zijn.
      “Ik? Remus? Ben je helemaal van je bezem gevallen?”
      “Je zei ‘ik ook’!”
      “Ik bedoelde dat ik ook denk dat jij Moony leuk vindt, jij flobberwormuitwerpsel. Mijn hart is verkocht aan Lily, dat zou je moeten weten. Je klaagt er voldoende over.”
      Sirius staarde James aan. James staarde terug, zonder dat nerveuze zenuwtrekje bij zijn rechteroog dat hem altijd verried als hij loog. “Oh.” Sirius liet zich weer achterover vallen op het gras. Niet dat James tegen de zon in veel zou kunnen zien van zijn rode gezicht, maar het was toch beter om het zekere voor het onzekere te nemen.
      “Ja, ‘oh’,” stemde James in. “Idioot.”
      “Als Moony hier was zou hij iets heel intelligents zeggen over ambiguïteit in de Engelse taal en dat het niet mijn fout is dat ik je verkeerd begreep.”
      “Oh, kom op. Je kunt niet serieus gedacht hebben dat ik Moony leuk zou vinden.”
      “Ik ben altijd serieus,” mompelde Sirius. Hij was min of meer contractueel verplicht om die grap te maken, zelfs als hij er geen zin in had. “En waarom niet?”
      “Het is Remus,” zei James, alsof dat alles zou verklaren.
      “Dus?”
      “Nou ja, hij is dun. En… hoekig. Hij verlaat nooit de slaapzaal zonder een boek. Hij heeft geen kleren waar niet ergens een permanente inktvlek of gat in zit. Hij is een jongen.
      “Dat is precies het punt,” gaf Sirius toe. Het kwam er zachter uit dan hij bedoeld had, maar misschien was dat niet vreemd. Dit was de eerste keer dat hij het hardop toegaf.
      “Ik snap het niet,” zei James eerlijk.
      Daar had Sirius geen goed antwoord op. Hij begreep het zelf ook niet helemaal. Niet dat hij daar ooit iets van zou laten merken, net zo min als van het feit dat al deze realisaties over zichzelf hem een klein beetje doodsangst aanjoegen.
      “Hé, Pads,” zei James, precies toen Sirius langzaam in paniek aan het raken was. “Je weet dat dit niets verandert, toch? Je bent nog steeds mijn broer en je bent nog steeds een enorme zak.”
      Als antwoord schopte Sirius hem nog een keer, net iets voorzichtiger. James schoot in de lach en probeerde horizontaal terug te schoppen, dus Sirius wist dat zijn dankbaarheid over was gekomen.

Plotselinge realisatie vijf minuten voordat ik dit wil activeren: dit hoofdstuk is een aantal maanden geleden geschreven en in de tussentijd heb ik ontdekt dat Remus' ogen groen zijn in canon. Als ik dat nu nog hierin had geprobeerd te verwerken, zouden Sirius' gedachten echter iets te veel zijn gaan lijken op dat schattige maar zeer falende liefdesgedicht dat Ginny een keer naar Harry stuurde. Ik hoop dus dat we oogkleur allemaal even door de vingers kunnen zien, wat waarschijnlijk betekent dat ik er beter helemaal niets over had kunnen zeggen omdat 80% van jullie niets raars zou hebben gezien in bruine ogen, maar laten we dat ook even vergeten. Ik hoop dat de rest beviel. :'D

Reageer (8)

  • ProngsPotter

    Ingeeee

    Prachtig dit :'D

    Waar het wel om ging, was dat zijn formulering meer iets zou zijn geweest langs de lijnen van “in daglicht de kleur van gesmolten chocolade en karamel maar ’s nachts een tint die in de buurt komt van modder, maar op een warme manier en met meer diepte dan dat, als een soort heldere modderpoel die herinneringen oproept aan de wilde natuur en kastanjes en de kleur van brandhout voordat de vlammen eraan likken tijdens lange winteravonden in de Common Room bij het vuur met mokken warme chocolademelk” in plaats van “bruin”.

    Ik denk dat ik dit in één of twee zinnen had gekregen. Op zijn meest. En dan was ik nog trots geweest op het miserabele resultaat. En dan kom jij met een hele alinea. *Applaudisseert*

    “Ik? Remus? Ben je helemaal van je bezem gevallen?”
          “Je zei ‘ik ook’!”
          “Ik bedoelde dat ik ook denk dat jij Moony leuk vindt, jij flobberwormuitwerpsel. Mijn hart is verkocht aan Lily, dat zou je moeten weten. Je klaagt er voldoende over.”

    :'D
    Flobberwormuitwerpsel. Ik ga het nog eens zeggen: Flobberwormuitwerpsel. *O* Dit is té mooi XD
    Er was geen vuurwerk, geen aardverschuiving, zelfs geen dramatisch aanzwellende pianomuziek.

    Wat hij helemaal niet erg had gevonden, neem ik aan :'D (kudo)

    8 jaar geleden
  • MacGyver

    Geweldig hoe verliefde mensen de oogkleur van hun geliefde kunnen beschrijven. Aan het eind was ik alweer het begin vergeten. Maar Sirius is zo schattig en onzeker.

    James is ook zo'n droogkloot, maar ook wel lief om Sirius gerust te stellen op zijn eigen en unieke manier.

    8 jaar geleden
  • Amavi

    *klap klap klap*

    8 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen