Hoofdstuk 9
De deur van de keuken zwaait open. Ik slik even en kijk Daniel aan. Hij gaat sowieso weer tegen me schreeuwen en staan schelden. Ik ruim de scherven van de grond. Tot mijn grote verbazing hoor ik niets uit zijn mond komen. Zelfs geen zucht. Ik kijk naar hem op terwijl ik nog steeds het glas van de grond op raap. Waarom staat hij zo naar me te staren?
"Ruim al die rommel op en ga dan slapen." zegt hij rustig. Ik slik en knik naar hem. Ik wil mijn excuses aanbieden maar iets houdt me tegen. Ik durf het precies niet te doen. Maar normaal durf ik toch alles? Ik ruim het snel op en was de borden nog vlug af. Ik voel me opeens zo vreemd. Zoals ik me nog nooit gevoeld heb. Het lijkt alsof... alsof ik iemand nodig heb die om me geeft. Ik schrik zelf van mijn gedachte. Iemand nodig? Hoe kom ik er weer bij? Ik zal zeker slaap nodig hebben.
Ik loop de trappen op nadat ik klaar ben met alles. Mijn papier waarop ik heb geschreven voor Jessica heb ik stevig vast, omdat ik bang ben dat ik het op de grond laat vallen. Ondertussen is het bijna middernacht. Sinds vroeger al hou ik van de nacht. Het voelt zo vertrouwd, zo rustig. Ik loop de trappen op en loop in de gang, richting mijn kamer. Als ik voorbij zijn kamer loop, staat Daniels deur nog steeds open. De gordijnen zijn open en zijn kamer is netjes opgeruimd. Hijzelf ligt met zijn rug naar de deur toe.
"Daniel." Geen reactie. Hij was ongeveer een klein halfuurtje geleden bij me geweest dus is het begrijpelijk dat hij nu al aan het slapen is. Ik leun tegen de deurpost. Waarom zou hij zo tegen mij doen? Een flauwe glimlach verschijnt op mijn gezicht. Stel nu dat hij niet goed is met meisjes versieren? Meteen verdwijnt mijn glimlach. Ik had gelogen. De eerste dag al. Dat zal vast de reden zijn waarom hij me niet mag. "Sorry." fluister ik bijna onhoorbaar. "Sorry voor mijn leugen." Ik zucht. Ach, wat zit ik hier mijn excuses aan te bieden. Hij hoort me niet eens. Hij slaapt. Nu bewijs ik weer hoe laf ik ben. Ik durf het niet eens in zijn gezicht te zeggen. Waarom zou ik het bij andere mensen wel gedurfd hebben? Of ten minste de mensen van mijn school. Al meteen weet ik ook het antwoord op mijn vraag. Ik zou zoiets nooit menen.
Ik zucht even en loop dat naar mijn kamer. Omdat ik niet echt zin heb ik fel licht, doe ik gewoon het nachtlampje aan. Een zacht lichtje verlicht meteen de kamer. Met een glimlach op mijn gezicht ga ik op het vensterbankje zitten, met het raam open. Moest iemand me nu zien, zou die persoon meteen denken dat ik zelfmoordneigingen heb. Mijn glimlach verdwijnt en een geeuw kan ik niet onderdrukken. Vandaag was druk. Drukker dan mijn normale dagen toen ik thuis was.
Ik loop naar mijn bed en ga onder de lakens liggen. Als ik me omdraai om het licht uit te knippen, verschiet ik me een ongeluk. Nog net op tijd kan ik mijn hand voor mijn mond zetten om het niet uit te schreeuwen en Daniel wakker te maken. Ik zie de bange ogen van de jongen voor mij. Die was ik alweer bijna vergeten. Ik zucht opgelucht en laat mijn hand op mijn borstkas rusten.
"Je hebt me verschrokken." fluister ik. Ook al verwacht ik geen antwoord. Ik leun met mijn rug tegen mijn kussen en trek mijn knieën tot tegen mijn borstkas. Ik kijk de jongen voor me aan. Waarom zegt hij nooit iets? Misschien weet Daniel van zijn tweelingbroer-geest en heeft hij hem gezegd dat hij niet met me moet praten. Maar dat kan geen optie zijn omdat Daniel al verbaasd was toen ik vroeg of hij toevallig een tweelingbroer heeft.
"Waarom was je zo in gedachten?" Ik kan mijn oren niet geloven. Hij heeft gesproken?! Wow, dit moment zal ik nooit in mijn hele leven vergeten. Ook al fluisterde hij bijna onhoorbaar. Langzaam dringt het tot mij door wat hij heeft gezegd. Ik slik even en schud fronsend mijn hoofd. Wat bedoelt hij daar nu mee? "Je weet wel, in de keuken." Stond hij daar dan? Ik had hem niet eens opgemerkt.
"Niets speciaals. Vertel me nu... wie ben jij?" Ik zie hem zuchten. Volgens mij wil hij niet zeggen wie hij is. Ik laat mijn hoofd rusten op mijn knieën. "Ik doe heus niets, hoor. En ik zal het tegen niemand zeggen." Hij lacht kort.
"Het is je aangeraden, want als je het aan iemand vertelt, dan mag je mij wel mooi vergeten." Ik kijk op en frons mijn wenkbrauwen. Volgens mij probeert hij me gewoon bang te maken. Want hallo, vroeg of laat verschijnt hij toch weer. Zeker weten! "Ik zal het je vertellen maar je moet me beloven dat je me niet zal uitlachen." Ik slik. Ik ben wel iemand die snel in de lach schiet maar sinds ik met Daniel woon, weet ik bijna niet meer wat glimlachen is, laat staan luidop lachen. Ik knik naar hem zonder emotie. Hij kijkt me even wantrouwig aan en begint dan weer met praten. "Ik ben Daniel." Even weet ik niet wat ik van zijn woorden moet denken. Hoe kan hij nu Daniel zijn? Nu ja, eigenlijk is hij wel Daniel, omdat hij erop lijkt maar dat hij Daniel himself is, dat geloof ik niet.
"Hoe dan? Daniel ligt te slapen, ik denk niet dat je me bent komen volgen." Opeens lijkt het nog logisch ook dat hij Daniel is. "Toch?" Ik ben helemaal in de war. Daniel kijkt me aan zonder een woord te zeggen. Stilaan begin ik zenuwachtig te worden door hem.
"Kijk... Je gaat het toch niet begrijpen." zucht hij. Ik frons mijn voorhoofd en kijk hem nep-gekwetst aan. Hij ziet dat hij mij de indruk heeft gegeven dat hij me onderschat dus slaat hij zijn blik neer en bijt met een rood hoofd op zijn lip. "Sorry, ik wil niet dat je je slecht gaat voelen door mij. Ik zal het uitleggen." Hij haalt diep adem en na even in mijn ogen te kijken, kijkt hij weg. "Daniel... Ieder mens eigenlijk, bestaat uit twee delen. Het ziel dan toch. Het bestaat uit het goede en het slechte. Vroeger, toen Daniel en ik nog één waren, was hij samen met een aantal vrienden aan het spelen op een veld. Op dat veld, was er een limiet. Nu ja, het limiet was niet zichtbaar. Maar toch wist iedereen van het dorp dat je er niet mocht komen. Waarom? Dat heeft niemand ooit verteld en volgens mij wist niemand het ook. Zelfs de oudste mensen van het dorp wilden er nooit iets over zeggen. Daniel is altijd al een nieuwsgierige jongen geweest. Nooit heeft hij geluisterd naar wat zijn ouders tegen hem zeiden." Ik kan wel geloven wat hij zegt. Koppig is Daniel wel, ja. Door de uitdrukking op mijn gezicht moet Daniel even glimlachen. "Maar het doet er niet toe. Ze waren dus aan het spelen op dat veld. Alle kinderen wisten tot waar ze wel mochten komen. Ze waren toen een jaar of 12/13 oud. Telkens werd de bal dichter bij het limiet van het veld getrapt. Op een moment, had 1 van de jongens de bal te hard getrapt. De bal ging over de lijn." Ik kan me best voorstellen wat er nadien gebeurde. Toch wil ik het verhaal verder af horen.
"Wat gebeurde er toen?" vraag ik aan Daniel. Hij lacht even alsof hij mijn gedachten kan lezen maar gaat toch door.
"Iedereen probeerde Daniel tegen te houden, maar hij vertikte het. 'Als jullie het niet willen doen -of zeg maar durven doen- zal ik het moeten doen. Mijn moeder gaat me echt wel vermoorden als ze weet dat ik een nieuwe bal wil.' Ik herinner me nog een jongen die zei: 'Maar ze zal je levend verbranden als ze weet dat je over de lijn bent geweest.' Daniel was te nieuwsgierig. Op dat moment werden wij al stilaan uit elkaar gehaald. Ik voelde me niet meer 1 persoon in 1 lichaam met Daniel maar meer als een apart levend wezen. Maar Daniel luisterde niet meer naar de anderen en liep gewoon over het limiet. Ik wist dat hij niet voor de bal wou gaan maar eerder voor het avontuur. Toen hij de bal ging pakken, hoorde ik allemaal stemmen en langs alle kanten geschreeuw en geklaag. Ik begon bang te krijgen. Langzaam voelde ik me verzwakken. Ik zag schimmen voorbij mij lopen. Onduidelijk. Kraaien, katten, vrouwen en nog heel wat dingen. Al snel verdween dat allemaal en viel ik op de grond. Ik dacht dat ik flauwgevallen was maar dat was het mooi niet. Toen ik opstond, zag ik een jongen voor mij liggen. Ik keek om me heen. Niemand. Enkel de jongen die voor mij lag was er. Voor de rest was iedereen weg. Ze waren bang, was mijn eerste gedacht. Toen ik de jongen tegenover me wakker zag worden, was ik geshockeerd. Ik keek recht in de ogen van Daniel. Of zeg maar: van mezelf. Maar zijn ogen waren niet zoals altijd. Zijn ogen waren opeen vol met koelheid en hardheid. Hij zag me niet staan. Even dacht ik van wel. Hij liep mijn kant op maar liep dan gewoon voorbij me om dan de bal te nemen en weer naar huis te lopen." Hij stopt in het midden van zijn verhaal. Ik frons even. Zo kan het toch niet eindigen?
"Vertel verder!" dring ik aan. Hij geeuwt even. Nee, toch, ik wil het einde weten!
"Morgen vertel ik je wel de rest." Voor dat ik nog kan discusiëren is hij alweer verdwenen. Morgen... Dan moet ik maar wachten tot dan want ik heb geen andere keus.
Er zijn nog geen reacties.