21.0: (On)gewenste bezoekers
Ik frons als er een zonnestraal recht in mijn oog terecht komt. Onmiddellijk kruip ik dichter naar het stevige lichaam toe. Mijn benen verstrengelen zich zo dat ik bijna op de lieve persoon lig. Harry laat zijn duimen traag bewegen over mijn onderrug, iets wat ik zeker apprecieer. Ik zucht gelukzalig en open voorzichtig een oog. Harry’s gezicht zie ik niet aangezien ik me verstopt heb in zijn nekholte, maar ik voel wel hoe hij me een kus op mijn kruin geeft. Hij is wakker.
“Ik voel me zo’n slecht vriendje.” Even verstart Harry in zijn bewegingen waarna hij terug verder gaat.
“En waarom is dat? Ik vind dit wel leuk zo.” Zo hees. Zo vreselijk diep en hees, God sta me bij. Hoe kan je zelfs zo iemand mooi maken?
“Ik heb geen idee of je wel een oog dicht gedaan hebt vannacht. Ik ben egoïstisch geweest.” Harry’s borstkas gaat opnieuw traag omhoog waarna hij met een pluk haar van me begint te spelen. Mijn wijsvinger gaat ritmisch over zijn contouren.
“Ik ben geen priester, je moet niet biechten bij mij Boo.” Ik grinnik en geef hem een kus bij zijn borstkas. Dat is nog steeds geen antwoord. “Veel heb ik niet geslapen. Eventjes nadat jij sliep.” Ik draai me deze keer om hem en zet mijn handen op de matras om hem aan te kunnen kijken. Zijn blik staat niet verbaasd of boos, enkel liefhebbend. “Ik heb geen slaap nodig.”
“En waarom was dat?” Zijn groene ogen staren even naar onze borstkassen die zo dicht bij elkaar zijn waarna hij terug omhoog kijkt, in mijn ogen. “Je bent bezorgd. Over dadelijk of over de ‘droom’?” Ik weet nog steeds niet wat het was met de keizerin, maar veel wijzer ben ik niet geworden.
“Het was geen droom. Je geest stond en staat nog steeds te ver open voor alles en iedereen waardoor de geest van mijn moeder contact met de jouwe opzocht. Dat is nog iets waar we aan moeten werken.” Mijn hand veegt voorzichtig een krul uit zijn gezicht tot achter zijn oor. Zijn roze tong bevochtigd traag zijn lippen, onder de indruk van de magie tussen ons hoop ik. Oh ik zou zo graag verkeerde dingen met hem doen, maar niet nu. We waren aan het praten. “Beiden. Je moeder vindt ze-“ Ik glimlach, is dat zijn grootste zorg? Dat mijn moeder het niet prima vindt?
“Ik dacht dat ze vorige keer daar al erg duidelijk in was. Ze vindt het geweldig dat ik iemand als jou heb mogen ontmoeten.” Traag verschijnt er een kleine glimlach op zijn gezicht. Ik laat mijn hand afdwalen en buig dichterbij. Heel even mag wel. Zijn lippen raken de mijne. Onmiddellijk schiet er vuurwerk door heel mijn lichaam waardoor ik verlangend naar zijn krullen grijp. Harry houdt het echter rustig. Zijn grip is stevig, proberend me onder controle te houden terwijl hij me trager en dieper kust.
“We moeten dadelijk vertrekken. Lucius en Run-“ Ik onderbreek hem door hem een korte maar degelijke zoen te geven. Harry’s ogen blinken als ik terug van hem af kruip. Zijn ogen volgen me alsof ik een prooi ben, misschien had ik hem niet zo moeten uitdagen, ach ja. Het is leuk, heel leuk.
"Pas op voor je hoofd." Ik glimlach om Harry's bezorgde opmerking als ik in het rijtuig stap. Ik heb er echt zin in. Vooral om mijn familie terug te zien als ik die tijd krijg. Harry's grote gestalte wordt langs het mijne gepropt. Eigenlijk zijn vampiers te groot voor de menselijke standaard. Onze deuren, koetsen, kledingmaten zijn allemaal kleiner. Lucius en Rune stappen ook in.
"Je ziet er moe uit meiner Brüder." Rune valt het toch ook op. Ondanks dat, ziet hij er goed uit. Wat kleur en warmte op zijn onmenselijk witte huid door de jacht en een vrolijke blik in zijn lentegroene ogen.
"Ik voel me prima." Een vermoeide glimlach verschijnt op zijn gezicht als ik een kneepje in zijn ruwe hand geef. Hij zit vol met zorgen, een vampier kan best even zonder slaap – of dat probeert hij me toch wijs te maken.
"Je weet dat je nog kan slapen?" Lucius die dat zelf lijkt te willen doen heeft een punt. Zelf word ik er ook altijd zo lui van, maar Harry heeft dadelijk enkele mededelingen. Ik denk niet dat hij dat van plan is.
"Ik kan wel opletten tot we er zijn." Hij glimlacht naar me. Het lijkt even alsof hij dichterbij wil leunen als onze ogen contact met elkaar zoeken, maar er aan herinnerd wordt dat we niet alleen zijn.
"Zoals ik al zei, ik voel me prima."
"Har, we zijn er." Ik had hem bijna Beer genoemd, maar iets in me zegt dat dat niet verstandig was geweest met Rune en Lucius er bij. Eerst fronst hij waarna hij zich terug beter legt op mijn schoot. "We zijn er echt." De man lijkt iets te mompelen voordat hij overeind komt en kort in zijn ogen wrijft. De stiekem glimlachende Rune krijgt meteen een boze blik toegestuurd waarna hij zijn kapsel terug netter legt. Ik vind het wilder leuker, maar goed. Hij is de keizer en geen hoer.
"We zijn er nog niet." Zijn rauwe stem klinkt beledigd als hij uit het raampje tuurt met die groene kijkers van hem.
"We hebben je wat tijd gegund om wakker te worden." Lucius glimlacht te overdreven waardoor Harry hem negeert en zijn grote hand door zijn krullen haalt om dan nerveus met zijn ringen te spelen. We zijn nog niet bij mijn dorp, nog niet.
"Zit Aurus zijn dorp erbij?"
"Deze keer niet Louis. Wat we jou gunnen is al abnormaal-"
"Maar dat is toch oneerlijk tegenover hem." Ik kijk Rune terug aan, wachtend op een antwoord dat ze zoekt door snel naar Harry te kijken, maar die draait zijn hoofd niet eens weg van het venster. Oneerlijkheid is iets wat te vaak voorkomt in deze wereld. Steel je juwelen, dan snijden ze je hand eraf. Steel je als arme mens eten, net hetzelfde. Strafvermindering zit er nooit in. De koets bolt langzaam trager en de schokken worden erger, aangevend dat we echt bij een dorpje zijn. Harry stapt onmiddellijk uit, gevolgd door Lucius. Traag wennend aan het licht verken ik de omgeving pas als laatste. Ik merk dat er 4 andere vampiers staan om de keizerlijke familie te beschermen. Harry glimlacht even naar ze als hij het schampere opgemaakte verhoogje betreedt, maar het is niet oprecht.
Zijn speech is ongeveer hetzelfde, enkel protesteert niemand in het openbaar zoals vorige keer, uit angst, dat weet ik gewoon en dat ruikt Harry ook. Toch staat zijn gezicht emotieloos als hij tegen het volk praat, alsof hij ze niet gerust wil stellen en niet wil dat ze hem vertrouwen. Ik geef Rune een elleboog.
"Zeg eens tegen hem dat hij moet glimlachen, echt, om het vertrouwen te winnen." Ze knikt traag en staart dan een ettelijke seconde voor zich uit. Harry wacht even met zijn volgende woorden waarna hij even lijkt te glimlachen. Het is echter een zielige poging. Het volk lijkt even op te letten door de actie, maar echt helpt het nog niet. Komaan Har. Hij gaat gewoon door. Als hij gedaan heeft merk ik dat hij naar iemand kijkt en die persoon een gemeende glimlach geeft, eindelijk. Dat is tenminste een begin. Rune en Lucius gaan nog even naar boven terwijl het gestalte van Harry terug langs me verschijnt. Ik neem achter de schermen kort zijn hand vast en geef er een kneepje in. Harry knijpt zacht terug en laat dan los om te zwaaien naar de mensen. De vier onbekende vampiers leiden ons ondertussen al terug richting de koetsen. Ik en Harry in eentje, Lucius en Rune in de andere. Ik slik ongemakkelijk. De twee brede mannen gaan tegenover ons zitten en kijken het raam uit. Ik zou zo graag via gedachten met Har willen praten nu. Deze mannen moeten niet weten wat ik denk. Wie zouden ze zijn?
"Louis." Ik steek mijn gestrekte hand uit naar hen. Even geven ze elkaar en de keizer een twijfelende blik voordat ze voorzichtig beiden om de beurt mijn hand kort schudden. "En jullie?" De kleinere brede glimlacht kort zijn vieze tanden bloot maar ik negeer het en concentreer me op de persoon zelf.
"Klaas, mijn heer."
"Ik ben Louis, je spreekt me dan ook zo aan. Al de rest hoeft niet." Ik glimlach naar hem. Hij had zijn hoofd eerbiedig gebogen en kijkt terug langzaam op. Ik denk. Dat hij sterker is als mij en dus meer waard. Dat hij me zo respectvol aanspreekt. Harry's strenge blik op mij en de anderen valt op, maar hij zegt er niets van. "En...?"
"Gustavo...Louis." Hij kijkt snel naar de keizer als hij me bij mijn naam noemt, ik glimlach enkel vriendelijk.
"Dus...jullie zijn vrienden met Harry?" Hun mond valt bijna open. Zo'n gekke vraag was dat nu ook weer niet, wel?
"Nee M-. Wij zijn bewakers van uwe hoogheid, kennissen." Gust buigt beleefd zijn hoofd. Het donkerbruine haar dat strak naar achter is gekamd schittert in het zonlicht.
"Ik mag jullie wel." De mannen lijken verbaasd en gelukkig als ze elkaar aankijken. Ik kijk op en leun terug in mijn stoel als Harry's grote hand een kneepje geeft in mijn bovenbeen.
"Je leidt ze af van hun werk." Voor even leek het alsof hij er nog een koosnaam achter wou zetten maar hij zet zijn strak roze lippen terug op elkaar. De blik in zijn ogen zegt genoeg; hij wil zo veel meer zeggen maar kan het niet hier. Ik glimlach naar hem als zijn hand terug verenigd wordt met de andere in zijn schoot. "Jouw dorp is het derde." Ik knik en bijt even nerveus op mijn onderlip, iets waar Harry om fronst, maar hij zegt er niets van.
Reageer (2)
Ik kan niet wachten tot het volgende hoofdstuk ^^ Mooi geschreven! Ik kan blijven zeggen dat je echt talent hebt, dat wordt duidelijk in elk hoofdstuk!
8 jaar geledensnel verder
8 jaar geleden