Chapter 082
Opnieuw schrik ik wakker en zit ik overeind in bed. Gelijk herinner ik me mijn droom. Het was echt lastig om van Embry af te blijven. We willen het allebei en toch is het niet verstandig met Jared in de buurt. Alle mensen, ik ben mijn shirt al een paar keer kwijt geraakt. Als ik er aan denk hoe ik in zijn armen lag. Hoe lief en teder hij wel niet is. Weer kan ik zijn zachte aanraking voelen en dat zijn hand weer op mijn borst ligt. Op mijn bh dan wel maar ik wilde echt meer. De volgende keer raak ik mijn bh nog kwijt. Of mijn broek. Kreunend laat ik me achterover vallen in bed. Hoe kan ik Jared een keer kwijt raken? Ik ken Embry bijna drie weken. Het gebeurd een keer dat we echt het bed delen. Ja, ik gooi Jared voor het weekend uit huis. Dan gaat hij maar ergens bij een vriend op de bank crashen. Ik draai mijn hoofd naar mijn wekker. Om te zien dat het zes uur is. Ja, op deze manier doe ik geen oog meer dicht. Ik ga uit bed en trek ik mijn kamerjas aan, die luchtig genoeg is. Wanneer ik beneden ben, zet ik in de keuken de deur open en begin ik met koffie. Daarna ga ik met een kop koffie op de veranda zitten en vouw ik mijn benen half onder me op. Na een tijdje, en een paar koppen koffie later, wordt het wat lichter en zie ik iemand buiten lopen. Iemand die mijn kant op lijkt te komen.
“Lyn?” Ik schrik van de man en herken hem als iemand van de universiteit. Rob. Wat doet hij hier? De man wil net de veranda oplopen als ik andere voetstappen hoor.
“Wat doe jij daar,” klinkt de bekende stem van Paul.
“Ga weg. Je heb hier niks te zoeken.” Ik kijk van Rob naar Paul, die boos schijnt te zijn.
“Lyn, wie is dat,” wil Paul weten.
“Iemand die bij me op de universiteit zat,” antwoord ik en kom ik overeind.
“Wat? Lyn, ik was je vriend.” Rob kijkt me nerveus aan.
“Dat heb jij jezelf wijs gemaakt. We hebben nooit wat gehad.” Ik heb mezelf nooit toegestaan om een relatie te beginnen met iemand tijdens mijn studie. Simpelweg omdat ik andere dingen aan mijn hoofd had. Zoals mijn twee studies.
“Lyn, kom op,” probeert Rob weer.
“Laat haar met rust.” Paul slaat beschermend een arm om me heen. Kom nooit aan iemand die bij hun hoort, weet ik. Ik hoor dan bij Embry maar iedereen komt voor elkaar op als één grote familie.
“Ben je haar vriend soms?”
“Rob, je ben hier niet welkom. Wat doe je hier in La Push?” Ik kijk de man dwingend aan.
“Jou zoeken,” antwoord Rob dan en duw ik hem weg van het huis. Net als dat ik hem weg moet krijgen. Paul is boos genoeg dat hij misschien zo verandert en dat wil ik niet hebben.
“Ik heb je nooit laten weten, of merken, dat ik interesse had in een relatie met je.” Ik duw hem verder weg van Paul. “Ik wilde je toen niet en nu ook niet. Ik ben al met iemand.”
“Met hem zeker.” Rob lijkt niet op te willen geven. “Ik vecht wel om je.”
“Nee, dat zul je verliezen. Ga weg.” Ik loop terug naar Paul. Om er zeker van te zijn dat hij niet gaat veranderen.
“Lyn, ik woon hier nu en ik laat je niet gaan.” Rob's stem schijnt boos te zijn.
“Stop daarmee,” schud ik mijn hoofd. Doordat ik naast Paul sta, slaat hij meteen een arm om me heen en merk ik dat hij begint te trillen. “Paul, kalmeer, hij doet me niks.” Ik draai zijn hoofd zodat hij mij aan moet kijken. “Rustig aan, alsjeblieft.” Mijn hand ligt tegelijk op zijn arm en voel ik dat het trillen afneemt. Paul knikt alleen naar me en wordt hij inderdaad rustiger.
“Weet dat ik het niet zomaar opgeef,” zegt Rob dan nog en loopt hij weg. Jammer genoeg begint Paul gelijk weer te trillen. Net als dat zijn ademhaling erger wordt. Op dit moment ben ik blij dat die idioot weg is en kijk ik naar Paul.
“Paul, kijk me aan.” Ik draai zijn hoofd en zie ik dat zijn ogen bijna zwart zijn van woede. Nooit een vriendin beledigen bij deze jongens. “Kalmeer, hij is al weg.” Hij moet snel kalmeren want anders is er nog maar één ding nodig en hij verandert alsnog. Ik riskeer het wel en sla ik mijn armen om hem heen. “Rustig aan.” Het duurt bijna vijf minuten en dan voel ik zijn armen om me heen. Tegelijk is het trillen afgenomen en ademt hij weer normaal.
“Dank je wel. Ik was bijna verandert.” Paul's stem is zacht. “Er zijn er maar een paar die mij kunnen kalmeren.”
“Ik ben blij dat ik er één van ben,” glimlach ik en is hij weer zichzelf. Impulsief geeft hij me een kus op mijn wang.
“Wat is hier aan de hand,” hoor ik iemand zeggen en herken ik mijn broer gelijk. Nu laat hij zich pas zien.
“Dat wil ik ook weten.” Dat is weer Embry.
Reageer (1)
O shit
8 jaar geleden