Chapter 027
Hoe lang ik doorloop, weet ik niet tot ik iets kan horen. Wat makkelijk kan omdat het bos om me heen bijna stil is. Afgezien van zachte geluiden van de insecten. Heel af en toe kan ik een vogel horen. Om me heen kijkend, kan ik links van me ogen zien. Donkere ogen en besef ik me dat het niet Jared is. Hem zou ik altijd herkennen. Dan moet dit Paul zijn. Hij gromt naar me.
“Ik ben niet bang voor je.” Ik doe een stap naar hem toe. “Dus de legendes zijn waar. Wie je ook ben, je ben een mooie wolf.” Alsof hem dat overhaalt, kan ik dichterbij komen. Ik ben vlakbij hem dat ik hem kan aaien, als hij ergens van schrikt en volg ik zijn blik. Mijn camera. “De kap zit erop en ik maak geen foto's van je. Dat kan en mag ik niet.” Schud ik mijn hoofd. “Maak je alsjeblieft niet druk,” verzeker ik Paul. Tegelijk weet ik dat ik niet zijn naam kan gebruiken. Dat zou door laten schemeren dat ik hun geheim ken en dat word Jared niet in dank afgenomen. “Mag ik?” Ik doe weer een stap naar hem toe. In plaats van te grommen, knikt hij met zijn kop en sta ik opeens naast hem. “Eigenlijk precies wat ik even nodig heb. Gezelschap.” Ik aai hem over zijn kop en tussen zijn oren. “Het is dat mijn vriend moest werken want anders zou hij bij me blijven,” mompel ik en ga ik op een gevallen boomstam zitten. “Ik ben vroeger mijn ouders verloren en dat weet Jared.” Het is veel te makkelijk om mijn broer te zeggen. Het is dat ik weet wie er voor me staat en kan ik het niet doen. Al heb ik momenteel even iemand nodig. “Sorry, je heb vast andere dingen te doen. Ik wil je niet van je verplichtingen afhouden.” Paul maakt een zacht geluidje en wrijft hij met zijn kop tegen me aan. Een gebaar dat me wat troost en gaat hij zelfs zitten. Heel even geniet ik van zijn gezelschap. Het maakt me niet uit dat hij geen antwoord terug kan geven. Pas na een tijdje hoor ik gegrom en weet ik dat het Jared is. Hij vast Paul kwijt terwijl hij mij juist gezelschap houdt. “Je vriend roept. Volgens mij zit je ronde er dan op en kun je naar huis. Rustig maar, ik zal niemand wat zeggen dat ik je gezien heb,” beloof ik Paul en sta ik op van de boomstam. Even wrijft hij zijn kop tegen me aan en ontsnapt een zacht geluid uit zijn keel. Alsof hij afscheid neemt. “Misschien zie ik je nog,” glimlach ik. Dankzij hem is mijn humeur wel wat beter geworden. “Ik zal zelf ook naar huis gaan.” Vervolgens kijk ik hem na als hij weg loopt. Zelf ga ik daarna de andere kant op om naar huis te gaan.
Reageer (1)
Awhh Paulie is best lief
8 jaar geleden