Hoofdstuk 3
Ik ril even van de kou. Langzaam open ik mijn ogen en kreun even door de barstende hoofdpijn die ik heb. De lucht wordt stilaan verlicht maar het is lang nog niet ochtend. Ik ben niet in de kamer met Alexander. Ik lig buiten, ergens op iets kouds. Als ik opsta zie ik dat ik op een begraafplaats lig. Wat is dit? Heeft Alexander dit met me gedaan? Ik lig op een graf en met krijt staat erop geschreven 'vandaag zij, morgen jij.' Wat is er allemaal gebeurd? Trillend sta ik op en schud mijn hoofd vol ongeloof. Deze keer is hij te ver gegaan. Waarom is hij zo harteloos? De tranen komen in me op. Maar ik ga niet huilen, niet op straat! Ik loop het kerkhof uit en zie een schaduw. Ik tril helemaal van de angst. Maar misschien is Alexander dit niet geweest? Waar denk ik ook aan?! Ik ben voor een kerkhof, samen met weet ik veel wie en probeer mezelf wijs te maken dat Alexander hier niets mee te maken heeft! Het gedaante komt dichter naar me toe. Hoe dichter de persoon komt, hoe meer ik naar achteren ga.
"Wat doe je hier midden in de nacht, meid?" vraagt een oude stem krakend. Ik kijk verafschuwend naar de grond maar barst al snel in tranen uit. Alweer heeft Alexander me gebruikt. De persoon komt naar me toe en helpt me weer rechtop. In de maneschijn kan ik zien dat het een oud vrouwtje is met een lang gewaad en een kap op. Zwijgend loop ik met haar mee naar een bankje, ook al vertrouw ik haar nu al voor geen meter! "Gaat het wel? Ben je iemand op dit uur komen bezoeken?" vraagt ze en wijst naar het kerkhof. Wat is dat nu weer voor een vraag? Wie zou er zo achterlijk zijn om in het midden van de nacht naar een kerkhof te gaan. "Ach lieverd, je weet maar nooit. Ik heb heel wat mensen gezien die dat doen." Ik kijk haar fronsend aan. Ik heb toch helemaal niets luidop gezegd! Heeft ze mijn gedachten gelezen? "Misschien, maar ben je van plan om de hele tijd te denken of ga je ook nog iets zeggen?" Ik kijk haar verstijfd aan. Is dit een monster? Een heks? Een demon? Ik schud die gedachten van me af en kijk haar dan aan. Ze heeft een glimlach op haar gezicht en volgens mij is ze wel een stuk of 100 jaar oud.
"Ik denk dat mijn vriend me hier heeft achter gelaten." Ze kijkt me nadenkend aan en doet haar kap af. Haar lange, zwarte haren met grijze haren ertussen, verschijnen. Meteen laat ik de optie dat ze een heks is opzij. Ze heeft geen wrat op haar neus, noch haar dat op stro lijkt, noch enge, uitpuilende ogen, dus de kans dat ze een heks is, is heel klein. Ze krabt even aan haar kin en schudt haar hoofd dan. Er verschijnt een flits in de lucht en kort daarna hoor ik gedonder. Mijn tranen staan nog steeds in mijn ogen maar ik laat geen enkele meer over mijn wangen rollen. Pas als ik in mijn kamer ben. Als ik alleen ben.
"Meid, meid. Ik denk dat je weer naar huis moet. Het gaat onweren en je kan je verongelukken. Zorg maar dat je zo snel mogelijk naar huis gaat. Want morgen..." In het midden van haar zin stopt ze. Ik wil niet weten wat ze gaat zeggen dus laat ik het zo zijn. Ik knik naar haar en doe meteen wat ze van mij verwacht. Als ik ongeveer 10 seconden heb gestapt, hoor ik een bliksemschicht achter mij inslaan in iets. Geschrokken draai ik me om, in de hoop dat het de oude vrouw niet heeft geraakt. Tot mijn grote verbazing zie ik niemand meer zitten. Geen spoor, geen beweging. Het lijkt alsof er niets is gebeurt en er helemaal niemand is geweest. Wat was zij voor een raar mens! Ik ren zo hard ik kan naar huis.
Binnen sluit ik de deur achter me en sluit mijn ogen voor een aantal seconden. Alex heeft het weer gedaan. Hij heeft met me gespeeld. Hoe hij gisteren deed... Alsof het de laatste keer was dat hij me kon hebben voor zichzelf. Hij was zorgzaam en deed alsof ik zo breekbaar was. Ik voel weer een steek door mijn hart gaan. Nadat ik met hem naar bed ben gegaan heeft hij gewoon weer gedaan als altijd: mij laten vallen. Deze keer is hij erover gegaan. Hij heeft me gewoon op een grafsteen gelegd en misschien heeft hij me wel drugs gegeven zodat ik niet wakker zou worden. Vreemd genoeg kan het drugs-gedeelte me niet veel schelen. Ik heb het toch al allemaal uitgeprobeerd dus waarom zou een keer meer mij kwetsen?
Ik loop naar de badkamer terwijl er tranen uit mijn ogen rollen. Hopelijk hoort mijn moeder het niet. Mijn hoofdpijn is nog steeds niet over. Als ik een pijnstiller heb genomen -wat totaal niet vlot ging door mijn onhandigheid- , denk ik even na. Ik denk over alles na. Claire, Chiara, de jongens tijdens de fuif, Alexander, hoe mensen alleen naar de fuif kwamen om van mij te genieten en me aan te raken,... Ik ben letterlijk niets waard. Ik vind het zelf erg dat ik het zeg, maar mijn moeder heeft groot gelijk. Ik ben gewoon een slet. Niets beter. Een traan rolt weer over mijn wang naar beneden en neemt ook wat uitgelopen mascara met zich mee.
De kast. Mijn kamer. Ik vul in stilte een klein bakje dat in de badkamer zit met water en ga naar mijn kamer. Geluidloos sluit ik het, voor het geval dat mijn moeder wakker wordt en van plan is om naar mijn kamer te komen. Ik ga naar mijn nachtkastje en haal er mijn make-up tasje uit. Alexander heeft me gebruikt, ik ben deze wereld niet waard, ik ben zo slecht...
Uit mijn make-up tasje haal ik mijn klein wenkbrauwschaartje uit. Nee, ik mag het niet doen. Ik mag niet weer pijn lijden. Zo slecht ben ik toch ook niet? Ik ben helemaal in de war en heb geen idee van wat er nu gaande is. Ik bekijk de schaar voor 2 seconden maar maak snel een besluit. Ik ga het doen, een wonde meer maakt niet uit. Ik knipper even de tranen uit mijn ogen en probeer door het donker naar mijn pols te kijken waar mijn vorige sneden aan het genezen zijn. Ik kan mezelf niet bedwingen en plaats de schaar tegen mijn pols. Ik laat de schaar diep in mijn polsen glijden. Ik bijt hard op mijn lip en voel hoe mijn hart tekeer gaat. Mijn adem heb ik ook ondertussen ingehouden, wat ik niet direct doorheb. Langzaam laat ik de schaar vallen op de mat in mijn kamer en laat mijn hoofd achterover vallen tegen de muur. Waarom heb ik dit weer gedaan? Ik heb me twee weken ingehouden en vandaag, vandaag heb ik het weer verpest.
Het bloed gaat langzaam naar beneden, op mijn been. Ik neem snel de handdoek en zet die op de wonde. Ik bijt op mijn lip van de pijn. Ach wat, ik verdien het toch. Als mensen al zo over mij denken, dat ik niets waard ben, en mijn moeder denkt hetzelfde, waarom accepteer ik het dan niet gewoon? Misschien wordt het stilaan tijd dat ik wat meer strek moet overkomen, zodat mensen mijn gevoelens minder zouden kwetsen. Als ik dan nog gevoelens zou hebben. Misschien zouden mijn gevoelens op het einde van dit jaar wel verdwijnen omdat er zo veel met me gespeeld wordt.
Mijn wekker gaat af wat me redelijk doet schrikken. Is het dan al zo laat? Ik weet even niet wat ik moet doen. Zou ik naar school gaan of toch maar thuis blijven? Ik probeer me te herinneren hoe vaak ik dit jaar afwezig ben geweest en kom al snel wat vingers te kort. Oké, naar school betekent dit. Straks gaan ze op school nog merken dat ik problemen heb of komen ze zagen om te praten met een psycholoog of zo. Nee, niet mijn ding. Het schooljaar is nu bijna om en voor zover weet niemand wat er aan de hand is bij mijn thuis. Alleen ben ik bang dat iemand erachter zal komen. Hopelijk niet. Maar de kans is wel heel klein dat iemand er ook maar zal achter komen.
Ik sta op en doe snel een jurkje aan dat tot aan mijn knieën komt en volgens mij ook ineens het langste jurkje is in heel mijn kleerkast. Er vloeit een traan over mijn wang. Gewoon, uit het niets. Voor ieder mens zou het maar een traantje zijn maar voor mij zit er zo veel pijn en lijden in. Ik veeg het ruw weg. Nu moet ik mijn gevoelens aan de kant zetten. Op school moet niemand mijn gevoelens kennen. Ze moeten niet eens weten dat ik gevoelens heb, laat staan dat ze gekwetst zijn.
Ik gooi mijn bloedrode handdoek onder mijn bed en een zucht verlaat mijn mond. Hopelijk dat mijn moeder er niet achter komt. Ook al mag ik haar niet, ik wil gewoon niet dat ze erachter komt. Misschien gaat ze diep van binnen toch denken dat het haar schuld is, wat ik eigenlijk niet wil. Geen idee waarom, maar ik wil het gewoon niet. Wat ze ook tegen mij zegt, wat ik ook tegen haar zeg, ze is en blijft mijn moeder. Daar kan ik niets aan veranderen. Wat me soms wel kwaad maar tegelijk hopeloos maakt.
Ik neem een oogpotlood en teken snel een lijntje op mijn waterlijn. Na een aantal lagen mascara en foundation aan te brengen, ben ik helemaal klaar om naar school te vertrekken. Ik hoor wat gerommel in mijn moeders kamer maar negeer het. Ik neem snel mijn handtas van de bank om zo naar school te vertrekken. Dan zie ik dat ik iets heel belangrijks ben vergeten. Mijn bloedende pols en het bloeddruppel op mijn been. Ik haast me naar de badkamer en veeg het bloed op mijn been weg. Goed, nu nog een oplossing zoeken voor mijn bloed. In mijn kamer haal ik een oud, gebroken wit jurkje uit de kast en scheur een strookje uit de onderkant. Nadat ik eerst een kort verband over mijn pols heb gedraaid, doe ik er het strookje van mijn jurkje over. Misschien kan ik het nog wel camoufleren met wat armbanden? Nu is het tijd om naar school te gaan.
Als ik al even ben aan het stappen, komt er een auto naast me en binnen de seconde heb ik door dat het Alexander is. Wat doet hij hier nu weer? Eerst gooit hij me weg en nu komt hij me ophalen. Ik loop door alsof ik niet doorheb wie het is. Hij blijft me volgen zonder me iets te zeggen. Ik stop zuchtend en kijk naar de auto. Het raam gaat naar beneden en Alexander blijft strak voor zich uit kijken.
"Stap in, ik bijt niet." mompelt hij. Ik slik even. 'Je doet veel erger dan bijten...' wil ik naar hem roepen maar hou mezelf in. Beter gewoon doen wat hij vraagt en zwijgen. Ik stap in en geen woord ontsnapt uit mijn keel. Hij rijdt verder naar de school en stopt voor de schoolpoort. Als ik wil uitstappen, houdt hij me tegen door zijn hand om mijn knie te laten rusten. Ik krijg even kippenvel en kijk hem dan aan. Hij kijkt me aan, voor de eerste keer in maanden. "Waarom zeg je niets?" fluistert hij bijna. Alsof hij me smeekt om iets te zeggen.
"Wat moet ik zeggen dan? Dank je wel dat je me op een grafsteen hebt laten overnachten?" vraag ik met tranen in mijn ogen maar ik knipper ze snel weg. No way dat hij mijn tranen gaat zien! Ik zie dat hij op zijn lip bijt maar hij lijkt niet van plan zich te excuseren. Ik leg zijn hand voorzichtig van mijn knie af en zet die dan op de zetel. "We hebben genoeg meegemaakt, Alex. Maar dit ging veel te ver. Zo kan het echt niet meer verder tussen ons." Hij kijkt me geschrokken aan maar ik gun hem geen blik. Misschien is dit ook wel het beste. Dit kan een stap dichter zijn naar mijn gelukkig leven. Hopelijk toch.
Er zijn nog geen reacties.