Foto bij Over de welbekende bloedlijn Gilios

Mijn naam is Aimil Sileas. Ik ben een high elf van de bloedlijn Gilios. Het is niet zo dat het gebruikelijk is in mijn familie om kinderen dubbele namen te geven, eigenlijk ben ik de enige. Mijn beide broers hebben één naam, evenals mijn vader en zijn zus en evenals hun ouders en ooms. Ik ben de enige omdat over mijn bestaan al voor mijn geboorte discussie was. Mijn moeder wist dat ze een vrouw, een tovenares, in zich droeg en was zo dom dit met mijn vader te delen. De laatste tovenares in onze familie is op brute wijze vermoord en sindsdien denkt mijn vader dat alle elven, in het bijzonder strijdlustige vrouwen, buiten de grenzen van de stad groot gevaar lopen. Een vrouw die vertrekt uit de stad is wat hem betreft overleden. Hij zal je bestaan ontkennen, ook al sta je voor zijn neus. Misschien is dat wel één van de belangrijkste redenen voor mijn vertrek geweest.

In ieder geval, mijn ouders waren het niet eens over mij. Gezien latere gebeurtenissen kan ik dat begrijpen, maar dat wisten ze allemaal nog niet. Mijn moeder wilde haar kind kansen geven en mijn vader was er enkel van overtuigd dat ik een gruwelijke dood tegemoet zal gaan. De ene ruzie was nog niet afgelopen of de volgende ontstond. Ze waren zo druk bezig met het regelen van mijn toekomst dat ze geen tijd hadden genomen om samen een naam te kiezen. Pas toen ik schreeuwend in hun trillende armen lag herinnerde ze zich dat hun dochter naamloos was. Om verdere discussie te voorkomen, gaven ze mij allebei een naam. Aimil van mijn moeder en Sileas van mijn vader. En daar was ik! En ik ben er nog, hoewel mijn vader dat ondertussen waarschijnlijk zal ontkennen.

Tijdens de lange jaren van mijn jeugd was ik ervan overtuigd dat mijn vader een belangrijk elf was. Hij riep elven bij zich voor vergaderingen en beraden, liet zich adviseren door de meest geleerden onder ons en had een stem die kracht uitriep. Wat hij miste was een baan en echte zeggenschap in de stad waar wij woonden. Mijn vader en ik, wij hebben elkaar nooit begrepen. Achteraf besef ik mij dat hij bang voor mij was, bang voor waar ik hem aan herinnerde en voor de mogelijkheden die ik bezat.
Al voor ik kon lezen werd ik naar de universiteit gestuurd waar ik onder begeleiding van verschillende geleerden mijn hele jeugd boeken heb gelezen om maar zoveel mogelijk te weten te komen over de wereld om ons heen, over de Goden, over de verschillende rassen, over alle wezens die hun haat naar de elven hadden uitgesproken, over alle wezens waarover de elven hun haat en ongenoegen hadden uitgesproken, over alles waar ik maar enigszins interesse in kon opbrengen en later ook datgene waarvan ik dacht dat het handige en noodzakelijke kennis was voor mijn leven. Alles wat ik maar zou willen weten. Dacht ik. Midden in de grootste bibliotheek van The Lost Lands, met alle mogelijke kennis om mij heen verzamend, netjes gerangschikt op onderwerp, datum en titel, was mijn vader in staat mij ver te houden van wat onze bloedlijn terug het niets in heeft geduwd. Op zinloze gesprekken met hogere rangen na is er niks meer van onze glorie over.
In de bibliotheek was ik een gewilde gids onder reizigers, ik was jong en vond het niet erg om dagen lang door boeken heen te ploeteren op zoek naar één zin informatie die uiteindelijk waardeloos blijkt. Daarnaast was ik geïnteresseerd in reizigers, tot frustratie van mijn vader. Andere rassen, andere culturen en gewoontes, ik verafschuwde het en het trok me aan. Het was nieuw en om die reden het onderzoeken waard. Ik heb veel wezens van verschillende komaf hun weg door het labyrint van boekenkasten gewezen. Ik heb urenlang de pagina’s met vervaagde afbeeldingen bekeken om de oorsprong van wildemanskruid op de afgelegen eilanden in het zuiden te onderzoeken, samen met een monnik wiens naam ik niet herinner omdat het mij niet interesseerde. Begrijp me niet verkeerd, ik hield van boeken en nieuwe kennis, maar ik observeerde de reizigers als ware zij mieren, nooit heb ik mij daadwerkelijk voor hén geïnteresseerd. Nooit heb ik gevraagd hoe hun tocht was, waar in de stad zij verblijf hadden gevonden, hoe het met hun ouders ging en dat soort verachtelijke vragen. Ik hielp hen met hun zoektocht omdat je als onvolwassen elf die nog nooit een grotere afstand had afgelegd dan van haar ouderlijk huis naar de bibliotheek en weer terug, weinig eigen vragen en zoektochten had om op te lossen. Zij brachten mij een doel om te lezen, een ander doel dan het lezen op zichzelf.

Mijn moeder las niet maar schreef. Andere elven brachten haar reisverslagen, oude papieren, alles met letters dat gebundeld, geïllustreerd of vernieuwd moest worden en zij schreef en tekende deze papieren op in grote boeken. Ik hield van mijn moeder, ze bemoeide zich niet met mij. Onze communicatie ging zover dat ze opkeek als ik met een stapel boeken aan haar tafel kwam zitten en ze naar mij knikte. Perfecte relatie.

Hoewel mijn leven zich beperkte tot de bibliotheek heb ik mij in honderd jaar nooit opgesloten gevoeld. De boeken mij toegang tot heel de wereld en nog veel meer. Het was pas rond mijn tachtigste verjaardag dat mij dingen begonnen op te vallen.
Als eerste mijn vader. Zo eens in het jaar riep hij mij naar zijn studeerkamer, op dezelfde manier als hij alle belangrijke elven ontbood in zijn kamer, en dan spraken wij over mijn leven in de bibliotheek. Inderdaad, altijd over mijn leven. Wat natuurlijk terecht is, maar wel enigszins merkwaardig. Langzaamaan begon ik mij te realiseren dat mijn vader geen leven had om over te spreken en eigenlijk helemaal geen belangrijk man was. Hij deed eigenlijk niks dan mensen naar zich toe roepen, ik had hem nog nooit buiten zijn huis gezien. Ondanks dat was hij goed geïnformeerd over de stad en het welzijn van ons volk.
Er zijn maar een aantal redenen waarom iemand een speciale behandeling zou krijgen, iemand is belangrijk of mensen hebben medelijden met je. Het tweede is walgelijk en iets wat tot aller hoogten dient te worden voorkomen. Het eerste slechts een grondrecht voor iemand met mijn afkomst en mogelijkheden. Mijn vader oogt belangrijk maar eigenlijk komen de elven naar hem toe omdat ze het met hem te doen hebben. Ik realiseerde mij dat mijn vader een walgelijk excuus van een elf is en dat ik mijn vader helemaal niet kende. Een gemakkelijke opzie om dit op te lossen zal natuurlijk zijn, met hem gaan praten en hem leren kennen. Maar gezien mijn eerdere ontdekking had ik die behoefte absoluut niet.
Ik heb eigenlijk geen familie. Nooit had ik dat als iets opmerkelijks of betreurenswaardigs ervaren, maar voor een elf is het niet ongebruikelijk om de moeder van je overgroot oma te hebben gekend. Ik heb natuurlijk mijn ouders en mijn twee broers die ik nooit zag, maar daar houdt het op. De bloedlijn Gilios is met uitsterven bedreigd. Misschien vindt je dit verschrikkelijk maar eigenlijk staat het idee van de laatste van een groot ras zijn mij wel aan. Zolang ik maar de belangrijkste wordt van mijn familie, zolang ze bij Gilios maar zullen denken aan Aimil Sileas.
Nadat deze twee dingen zich in mijn hoofd hadden gevestigd kon ik ze niet gemakkelijk kwijtraken. Er was iets wat ik niet wist en als er iets is waar ik niet tegen kan… In de bibliotheek kon ik mijn informatie niet vinden, wat uiterst merkwaardig was. Het begon mij op te vallen dat hele delen van de bibliotheek leken te missen. Recente boeken over recente gebeurtenissen. Als elf ben je snel geneigd om ver terug te kijken, de meeste van mijn soortgenoten hebben er geen behoefte aan om te lezen over een gebeurtenis waar je zelf aan hebt deelgenomen. Het is als lezen over wat je de vorige dag hebt gegeten, uiterst oninteressant en simpelweg onuitstaanbaar. Dat betekend niet dat elfen geen nieuwe boeken verzamelen voor latere generaties. Ik prijs mijn volk op hun orde in kennis en hun bijdrage aan het behoud daarvan, iets waar ik graag zelf aan wil bijdragen. Het was dus niet merkwaardig dat de boeken mij eerder nooit waren opgevallen, ook als jonge elf krijg je de verachting voor recente geschiedenis mee, het was echter wel merkwaardig dat ik, met al mijn kennis over de bibliotheek, niet in staat was de boeken te vinden toen ik ernaar zocht. De enige mogelijkheid hiervoor kan zijn dat ze er simpelweg niet waren.

Boeken zijn niet de enige bronnen van kennis. Helaas. Een boek wordt geschreven door een wezen en is daarom nooit volledig objectief. Natuurlijk zijn boeken van het ene ras de boeken van het andere niet en kan de betrouwbaarheid uit verschillende dingen worden afgeleid. Wanneer je voor je informatie naar iemand toe moet kijk je op dezelfde manier naar de verkregen informatie. Je kijkt naar het ras en de kennis van de persoon. Niet anders dan bij het lezen van een boek. Met als grootste verschil natuurlijk het praten. Bij een persoon kun je niet even de inhoudsopgave bekijken of het register opvragen. Je kunt ook de minder interessante stukken niet overslaan of vluchtig doorkijken. Nee. Je moet alles doorlezen. Alles. Terwijl je doet alsof alles je interesseert. Het lijkt me niet nodig te vermelden dat ik dit laatste niet deed. Niet uit oneerbiedigheid, maar mijn tijd is te kostbaar voor dat soort onzin.
Ik zal mijn ontdekkingen hier kort verwoorden, wanneer u niet op de hoogte bent van deze feiten heeft u een uiterst zwakke algemene kennis of eenzelfde vader als ik.
In de tijd van het vorige keizerrijk lag het belangrijkste deel van het continent meer aan deze kant. De High Elfs bezaten verschillende belangrijke steden en oefende gezonde druk uit op het gezag. Natuurlijk was het niet in hun belang om het gezag volledig op hen te nemen en daarom waren de elfen in naam niet het machtigste volk. Mijn voorvader was een niet noemenswaardige elf tot hij op het idee kwam om een handelsketen op te zetten tussen de hoofdstad en de verschillende steden van de elven. Het was voor elven in die tijd niet ongebruikelijk om te reizen, maar handel drijven met andere volken, dat was niet iets wat veel hem na deden. Hij reed tussen de verschillende volken en steden en vormde bruggen die handel en overleg mogelijk maakten. Zijn dochter, de moeder van mijn vader, ging met hem mee zodra ze oud genoeg was om zelf paard te kunnen rijden. Het waren elven met een onnatuurlijk gevoel voor recht en avontuur. Ondanks dat waren zij al snel onvervangbaar en vervulden zij uiterst belangrijke functies in de verschillende steden. Mijn grootmoeder was al op jonge leeftijd een krachtige tovenares en leerde veel tijdens het reizen. Ook mij vader geen mee op de tochten maar kon er zijn heil niet vinden en nam een functie in het bestuur van één van de oude steden. De naam Gilios was in die tijd welbekend en vroeg om ontzag, zij waren immers degene die de mogelijkheden van het groeien van de elvensteden hadden laten ontstaan. Belangrijke mensen dus. Bij de ineenstorting van het toenmalige rijk verloor mijn ras de stad waar mijn vader deel uitmaakte van het bestuur en verloor mijn grootmoeder haar leven in een strijd die niet de hare was om te strijden.
Ik veracht haar en ik bewonder haar. Na het tot mij nemen van deze kennis nam ik mezelf voor nooit mijn leven te geven aan iets wat niet absoluut de moeite waard is. Ik nam mij ook voor om erachter te komen wat mijn grootmoeder ertoe dreef om de waarde van haar volk achter zich te laten en zich aan te sluiten in een gevecht wat niet het hare was om uit te vechten. Ik volgde het begin van haar pad en werd de tovenares die ik altijd al in mij had zitten. Daarna regelde ik mijn weg uit de stad waar ik mijn hele leven had doorgebracht om de restanten van de wereld te bekijken en het pad van mijn grootmoeder te volgen. Niet om hetzelfde te doen wat zij had gedaan maar juist het tegenovergestelde. Waar zij stierf voor een strijd die niet de hare was zal ik mijn eigen doel stellen, en doel waardig aan de laatste erfgenaam van Gilios. En ik zal niet sterven om dit doel te bereiken, dat sluit niet uit dat enkele anderen dat wel zullen. Mijn naam is Aimil Sileas Gilios, ik draag de verdwenen erfenis van mijn grootouders in mij en ook na mijn dood zal er nog discussie zijn over mijn bestaan.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen