Een hele nieuwe wereld
De van-alles-en-nog-wat schrijfwedstrijd
opdracht 4
opdracht 4
Een gevoel alsof hij viel gleed door zijn lichaam. Zijn maag tolde en hij voelde zich misselijk. Thorins hoofd bonkte en hij zag geen hand voor ogen. Wat gebeurde er? Was het magie?
Plotseling verscheen er licht voor zijn ogen en voelde het alsof hij viel. Voor hij het wist, raakten zijn voeten de grond. De inpakt van de val, bracht zijn benen aan het wankelen en hij viel op de grond. De grond schaafde zijn handen en knieën, maar hij schonk geen aandacht aan het branderige gevoel op zijn huid. Thorins zwarte lokken hingen verward over zijn gezicht. Zijn ogen zagen de tegels onder zijn handen. Er klonk geen geluid om zich heen. Even was hij bang dat hij doof was geworden, maar toen keerde het geluid terug in zijn gehoorgang. Het waren onbekende geluiden. Geen fluitende vogels of de wind die door de bomen joeg, deze geluiden waren veel luider. Waar was hij terecht gekomen?
Zijn benen trilde nog, maar hij dwong zichzelf om op te staan. Hij had nog geen blik op zijn omgeving geworpen, maar zodra hij op beide benen stond en zijn hand om de handvat van zijn bijl had gelegd, keek hij om zich heen. De bemoste grond waar hij eerder op had gestaan, was verdwenen. Net als de bomen en struiken. Wat hij nu zag, waren gebouwen, althans dat was wat hij dacht dat het waren. Het waren in ieder geval geen Hobbit holen en zeker geen elven paleis. Zou hij in een mensendorp zijn? Het kon haast niet anders, niets kwam hem bekend voor. Hier en daar passeerde figuren in de vreemdste kledij over de straat. Thorin bleef staan waar hij stond en bekeek de wezens nauwkeurig. De manier hoe ze liepen, wat ze droegen en hoe ze zich gedroegen. Hij bekeek de oren aan een man zijn hoofd en was positief dat het mensen waren. Maar wat waren het voor mensen? En waar was hij?
Hij begon te lopen en al had hij geen idee waar hij naar toe moest, hij was er zeker van dat hier blijven staan, geen zin had. Thorin passeerde een paar huizen en keek naar binnen. Daar zag hij een familie in een van de kamers zitten. Niets in die kamer leek maar iets op een normaal mensenhuis zoals hij ze kende. Hij zag kleuren die hij niet eens een naam kon geven en zoveel objecten die hij niet herkende. Lichtelijk gefrustreerd en verward draaide hij zich om en stak de weg over.
Een monsterlijk, groen wezen stopte piepend voor zijn neus. Een hels kabaal als een hoorn weerklonk uit de maag van het beest en Thorin legde zijn handen geschrokken tegen zijn oren aan.
'Hé!' riep opeens een stem en vanuit de zijkant van het beest stak een mens zijn hoofd naar buiten. 'Ben je wel helemaal lekker? Ga van de weg af, malloot!'
Thorin bleef verstijfd staan. Dat monsterlijke wezen had een mens opgevreten!
Thorin greep naar zijn bijl en hief het hoog boven zijn hoofd, waarna hij deze naar beneden bracht op de neus van het beest. De man in de buik schreeuwde luid en Thorin raakte het wezen nogmaals met zijn bijl. 'Vlucht! Ik reken wel af met het monster!' riep hij naar de man die geschrokken uit het beest klom, maar hij rende niet weg. 'Ben je gestoord!' riep hij. 'Mijn auto! Mijn mooie auto!'
De man bleef maar staan en schreeuwde tegen zichzelf. Waarom rende hij niet weg?
Rook walmde op uit het gat dat Thorin in de "auto" had geslagen en hij trok zijn bijl weer terug. 'Ondankbaar mens. Het wezen is dood, je bent vrij.'
De man staarde hem met open mond aan, maar hij maakte zich nog steeds niet uit de voeten. Plotseling greep hij naar zijn broek en trok iets uit zijn zak. Thorin wist niet wat hij ervan moest denken toen de man het voorwerp tegen zijn oor aan legde. Wat was dat?
'Ik ga je aangeven! Ja, hallo, politie?'
Thorin fronste zijn voorhoofd en liep ongeïnteresseerd weg van het schouwspel. Zoveel vragen spookte door zijn hoofd. Waar waren de man zijn wapens? Wat als hij zou worden aangevallen door trollen? Zaten hier wel trollen?
Thorin bleef lopen tot hij een bankje aantrof vlak voor een grasveld. Hij ging zuchtend zitten en keek om zich heen. Nog meer mensen met rare kledij en nergens een bijl, zwaard of pijl en boog te zien. Dit was het grootste mensendorp die hij ooit had gezien en er was nergens een kasteel te bekennen. Thorin slaakte een zucht. Hij wilde maar al te graag terug naar het bos.
'Hallo,' klonk een hoog stemmetje naast hem en Thorin keek om. Naast het bankje stond een klein mensenmeisje met blonde paardenstaartjes. In haar mond had ze een wit stokje en in haar andere hand een witte zak.
'Wat ziet u er grappig uit,' zei ze. Thorin snoof geërgerd. Dat was wel het laatste dat hij nodig had. Een mensenkind die hem belachelijk maakte.
'Wilt u een lollie?' Ze graaide in de witte zak en haalde er een stokje uit waar een bolletje aan zat. Ze gaf het aan Thorin en hij staarde er naar. Het was rood en zag er smakelijk uit, als een sappige bes. Hij keek even om naar het meisje en stopte het toen voorzichtig in zijn mond. De smaak die hij proefde was ongelooflijk, alsof hij op een aardbei sabbelde. Hij keek om naar het meisje, die naar hem zwaaide en toen weer weg huppelde. Deze wereld was nog niet zo erg, misschien kon hij meer vinden dan alleen de lollies.
Thorin stond op van de bank, vastbesloten om de wereld te bekijken, maar voordat hij één stap had gezet, voelde hij een klap tegen zijn hoofd en viel bewusteloos op de grond. Toen hij zijn ogen weer open deed, waren de gezichten van Fili en Kili het eerste dat hij zag. Kili slikte verontschuldigend. 'Sorry Thorin, ik had die pan niet moeten gooien.'
Plotseling verscheen er licht voor zijn ogen en voelde het alsof hij viel. Voor hij het wist, raakten zijn voeten de grond. De inpakt van de val, bracht zijn benen aan het wankelen en hij viel op de grond. De grond schaafde zijn handen en knieën, maar hij schonk geen aandacht aan het branderige gevoel op zijn huid. Thorins zwarte lokken hingen verward over zijn gezicht. Zijn ogen zagen de tegels onder zijn handen. Er klonk geen geluid om zich heen. Even was hij bang dat hij doof was geworden, maar toen keerde het geluid terug in zijn gehoorgang. Het waren onbekende geluiden. Geen fluitende vogels of de wind die door de bomen joeg, deze geluiden waren veel luider. Waar was hij terecht gekomen?
Zijn benen trilde nog, maar hij dwong zichzelf om op te staan. Hij had nog geen blik op zijn omgeving geworpen, maar zodra hij op beide benen stond en zijn hand om de handvat van zijn bijl had gelegd, keek hij om zich heen. De bemoste grond waar hij eerder op had gestaan, was verdwenen. Net als de bomen en struiken. Wat hij nu zag, waren gebouwen, althans dat was wat hij dacht dat het waren. Het waren in ieder geval geen Hobbit holen en zeker geen elven paleis. Zou hij in een mensendorp zijn? Het kon haast niet anders, niets kwam hem bekend voor. Hier en daar passeerde figuren in de vreemdste kledij over de straat. Thorin bleef staan waar hij stond en bekeek de wezens nauwkeurig. De manier hoe ze liepen, wat ze droegen en hoe ze zich gedroegen. Hij bekeek de oren aan een man zijn hoofd en was positief dat het mensen waren. Maar wat waren het voor mensen? En waar was hij?
Hij begon te lopen en al had hij geen idee waar hij naar toe moest, hij was er zeker van dat hier blijven staan, geen zin had. Thorin passeerde een paar huizen en keek naar binnen. Daar zag hij een familie in een van de kamers zitten. Niets in die kamer leek maar iets op een normaal mensenhuis zoals hij ze kende. Hij zag kleuren die hij niet eens een naam kon geven en zoveel objecten die hij niet herkende. Lichtelijk gefrustreerd en verward draaide hij zich om en stak de weg over.
Een monsterlijk, groen wezen stopte piepend voor zijn neus. Een hels kabaal als een hoorn weerklonk uit de maag van het beest en Thorin legde zijn handen geschrokken tegen zijn oren aan.
'Hé!' riep opeens een stem en vanuit de zijkant van het beest stak een mens zijn hoofd naar buiten. 'Ben je wel helemaal lekker? Ga van de weg af, malloot!'
Thorin bleef verstijfd staan. Dat monsterlijke wezen had een mens opgevreten!
Thorin greep naar zijn bijl en hief het hoog boven zijn hoofd, waarna hij deze naar beneden bracht op de neus van het beest. De man in de buik schreeuwde luid en Thorin raakte het wezen nogmaals met zijn bijl. 'Vlucht! Ik reken wel af met het monster!' riep hij naar de man die geschrokken uit het beest klom, maar hij rende niet weg. 'Ben je gestoord!' riep hij. 'Mijn auto! Mijn mooie auto!'
De man bleef maar staan en schreeuwde tegen zichzelf. Waarom rende hij niet weg?
Rook walmde op uit het gat dat Thorin in de "auto" had geslagen en hij trok zijn bijl weer terug. 'Ondankbaar mens. Het wezen is dood, je bent vrij.'
De man staarde hem met open mond aan, maar hij maakte zich nog steeds niet uit de voeten. Plotseling greep hij naar zijn broek en trok iets uit zijn zak. Thorin wist niet wat hij ervan moest denken toen de man het voorwerp tegen zijn oor aan legde. Wat was dat?
'Ik ga je aangeven! Ja, hallo, politie?'
Thorin fronste zijn voorhoofd en liep ongeïnteresseerd weg van het schouwspel. Zoveel vragen spookte door zijn hoofd. Waar waren de man zijn wapens? Wat als hij zou worden aangevallen door trollen? Zaten hier wel trollen?
Thorin bleef lopen tot hij een bankje aantrof vlak voor een grasveld. Hij ging zuchtend zitten en keek om zich heen. Nog meer mensen met rare kledij en nergens een bijl, zwaard of pijl en boog te zien. Dit was het grootste mensendorp die hij ooit had gezien en er was nergens een kasteel te bekennen. Thorin slaakte een zucht. Hij wilde maar al te graag terug naar het bos.
'Hallo,' klonk een hoog stemmetje naast hem en Thorin keek om. Naast het bankje stond een klein mensenmeisje met blonde paardenstaartjes. In haar mond had ze een wit stokje en in haar andere hand een witte zak.
'Wat ziet u er grappig uit,' zei ze. Thorin snoof geërgerd. Dat was wel het laatste dat hij nodig had. Een mensenkind die hem belachelijk maakte.
'Wilt u een lollie?' Ze graaide in de witte zak en haalde er een stokje uit waar een bolletje aan zat. Ze gaf het aan Thorin en hij staarde er naar. Het was rood en zag er smakelijk uit, als een sappige bes. Hij keek even om naar het meisje en stopte het toen voorzichtig in zijn mond. De smaak die hij proefde was ongelooflijk, alsof hij op een aardbei sabbelde. Hij keek om naar het meisje, die naar hem zwaaide en toen weer weg huppelde. Deze wereld was nog niet zo erg, misschien kon hij meer vinden dan alleen de lollies.
Thorin stond op van de bank, vastbesloten om de wereld te bekijken, maar voordat hij één stap had gezet, voelde hij een klap tegen zijn hoofd en viel bewusteloos op de grond. Toen hij zijn ogen weer open deed, waren de gezichten van Fili en Kili het eerste dat hij zag. Kili slikte verontschuldigend. 'Sorry Thorin, ik had die pan niet moeten gooien.'
Reageer (1)
Haha, die lollie, echt geweldig bedacht en dan dat einde, ik kom haast niet meer bij
8 jaar geleden