Chapter 51
'Arwen?' Ik kreun even. Langzaam open ik mijn ogen. Voor me zie ik een paar gelige ogen. 'Huh?' zeg ik. 'Is het gelukt?' vraagt de stem. 'Is wat gelukt?' 'Is Alduin verslagen?' Langzaam wordt de wereld weer helder. Het is Paarthurnax. Moeizaam ga ik rechtop zitten. 'Ja. Hoe kom ik hier?' 'Odahviing heeft je hier gebracht, Dovahkiin.' Ik draai me om, en zie hem zitten. 'De sonaak zijn al gewaarschuwd, Paarthurnax.' Hij knikt. 'Goed, dan zullen ze er zo aankomen. Kun je opstaan?' Ik schud mijn hoofd. 'Nee. Alduin heeft me flink toegetakeld. Hoelang ben ik weggeweest? Hoelang ben ik in Sovngarde geweest?' 'Een paar uur,' antwoordt Odahviing. 'Arwen!' Ik draai me om. Ik zie de Greybeards aankomen rennen. 'Is het gelukt? Heb je hem verslagen?' vraagt Arngeir, terwijl hij bij me neerknielt. Ik knik. 'Ja, Alduin is verslagen.' De wereld begint weer te draaien. Ik laat me in de koude sneeuw vallen. Wolfgar tilt me op. 'Snel, we moeten haar naar binnen brengen. Ze heeft medische zorg nodig, en snel!'
Ik lig op bed. Mijn buik is verbonden, net als mijn armen. De wereld lijkt nog te draaien. 'Volgens mij wordt ze wakker, liefste!' 'Rustig, rustig. Laat haar eerst bijkomen.' Wie is dat? Die stemmen klinken bekend. 'Ehuh...' is het enige wat ik kan zeggen. 'Arwen, wij zijn het. Je familie. Je moeder, je vader.' 'En je broertje!' Nog een stem? Wie zijn deze mensen? Ze klinken zo bekend. 'Aymon, doe eens rustig! Ze heeft veel moeten meemaken!' 'Sorry moeder.' Aymon? Moeder? De wereld staat stil. Ik kijk in een paar bruine ogen. Het zijn de ogen van een Bosmer. Van mijn moeder. 'Moeder?' Ik hoor haar opgelucht ademhalen. 'Oh gelukkig. Je herkent ons nog. Hoe voel je je?' Ik zucht. 'Gaat wel. Hoelang zijn jullie al hier?' 'Een paar dagen,' zegt Aymon. 'We kregen bericht van een draak,' zegt vader. 'Hij zei dat we met hem mee moesten, naar Skyrim. Eerst kon ik mijn ogen niet geloven. Een draak? In High Rock? We zijn op zijn rug geklommen, en zijn hierheen gekomen.' Voorzichtig ga ik rechtop zitten. 'Nou, geloof het of niet, maar ik heb de wereld gered.' 'De Greybeards hebben ons alles uitgelegd. Je hebt een groots avontuur achter de rug.' Ik knik. 'Ja, best wel. Niet slecht voor een boekenworm, nietwaar Aymon?' Hij grinnikt en knikt. 'Ja zussie. Niet slecht. Trouwens, je vrienden zijn hier ook.' Verbaasd kijk ik hem aan. 'Mijn vrienden?' 'Ik neem aan dat het je vrienden zijn. Een Altmer, een Khajit en een Orc. Ze staan buiten.' Ik wil opstaan, maar vader houdt me tegen. 'Oh nee, jongedame. Jij blijft liggen. Ik ga ze zo wel halen. Je bent net terug van een andere dimensie. Sovngarde wel te verstaan. Hoe was het? Hoe zag die dimensie eruit? Wie heb je ontmoet?' 'Volodar!' zegt moeder. 'Zie je niet dat ze uitgeput is?' 'Ik ben in een Dwemerstad geweest.' Vader weet niet wat hij hoort, zo te zien. 'Een Dwemerstad? Ongelofelijk! Wat heb je gevonden? Hoe zag het eruit? Heb je Falmer gezien? Hoe zien ze eruit? Wat voor geluid maken ze? Heb je dingen meegenomen? Heb je...' 'Volodar!' Mijn vader zucht. 'Sorry liefje. Je bent vast uitgeput. Daar praten we later wel over.' 'Ik weet niet of ze mijn tas hebben meegenomen, maar daar zitten een paar boeken in, geschreven door de Dwemer. Je mag er wel naar kijken.' Hij knikt. 'Dat zou fantastisch zijn.' Moeder veegt mijn haar uit mijn gezicht. 'Je bent zo veranderd, liefje. Je bent een echte krijger geworden.' Ik leun tegen het hoofdeinde aan. 'Ik denk dat Skyrim dat met je doet.' Moeder haalt haar schouders op. 'Misschien, liefje. Ik denk dat het altijd al in je zat. Je wist het zelf gewoon nog niet.' Ik kijk haar even aan. Ze wil me nog iets vertellen, maar ze doet het niet. Ik vraag er ook niet naar. Ik ben te moe. Opeens hoor ik iemand vallen. 'Kan Bokul nou niet even wachten?!' Het is Shakari. Zo te horen is Bokul gevallen. 'Sorry, ik dacht dat de deur dicht was.' Ik hoor hem opstaan. 'Als Vaerel het ziet, wordt hij helemaal nerveus!' 'Wat is er met mij? Is ze wakker?!' Ik hoor Shakari zuchten. 'Arwen!' Vaerel komt de kamer inlopen. Zodra hij mijn familie ziet, blijft hij staan. 'Ehm...Aangenaam. Ik ben Vaerel.' Vader knikt. 'Ja, dat vermoeden had ik al. Je komt voor mijn dochter, neem ik aan?' Hij slikt even. 'Ja...Hoe gaat het met haar?' Vader grinnikt. 'Waarom vraag je het haar niet zelf? Ze ligt hier.' Mijn ouders staan op. 'Wij wachten buiten,' zegt moeder. Ik knik. Ze verlaten de kamer. Aymon blijft staan. 'Aymon, meekomen,' zegt vader. Aymon zucht. 'Ja, ik kom.' Hij loopt de kamer uit. Vaerel gaat naast mijn bed zitten. Hij voelt aan mijn voorhoofd. 'Hoe voel je je?' Ik zucht. 'Het gaat wel. Ik ben alleen erg moe.' Vaerel bekijkt mijn wonden. 'Je hebt geluk gehad. Alduin is niet mis.' 'Vertel mij wat. Hoe zijn jullie hier zo snel gekomen?' 'Odahviing. Hij heeft ons hierheen gebracht. Gelukkig is alles goed afgelopen.' Ik knik. 'Hoe gaat het nu verder?' vraag ik hem. 'Nou, hier in Skyrim zullen ze nog wel een paar dagen feesten ter ere van jou. Generaal Tullius wil je een eremedaille geven, voor het redden van het Keizerrijk. En Ulfric wil ongeveer hetzelfde. Ik heb tegen ze gezegd dat ik het je zou vertellen, maar dat je nog ernstig verzwakt was. Dus daar hoef je je nog geen zorgen over te maken. Dat regel ik anders wel.' Ik trek de dekens wat hoger. 'Wat gebeurt er met de overgebleven draken? Waar gaan die naartoe?' Vaerel haalt zijn schouders op. 'Dat weet ik niet. Misschien moeten we met ze leren leven, en zij met ons. Misschien gaan ze terug naar Akavir. Wie weet.' Ik zucht. 'Vaerel, kun je me alsjeblieft vasthouden?' Hij knikt. 'Natuurlijk, liefste.' Hij omhelst me. Ik vleit me tegen zijn lichaam aan. Al snel kust hij me. Ik sla mijn armen om zijn nek. Ik wil niet meer loslaten. Vaerel trekt zich terug. 'Rust maar goed uit, liefste. Dat heb je verdient.'
Reageer (1)
Woohoo, Alduin is verslagen en iedereen is weer gelukkig bij elkaar ^^
9 jaar geledenIs dit ook bijna het einde of ga je er nog een avontuur aan vast knopen?