Chapter 50
Ik kijk Julius even aan. 'Je stierf,' zeg ik tegen hem. Hij knikt. 'Ja, dat klopt.' 'Hoe is het met Daenroth afgelopen?' Julius zucht. 'Gelukkig is hij nog heel oud geworden, net als Virasha. Je kunt dit, Arwen. Ik weet het gewoon.' Ik kijk hem even aan. 'Ik moet dit alleen doen, nietwaar?' Hij knikt. 'Uiteindelijk wel. Ma'quir en ik kunnen je alleen op weg helpen. Je zult triomferen, Arwen.'
We komen aan bij Alduin. Hij vliegt rond. 'Ma'quir en ik zullen de mist voor je oplossen. De rest is aan jou.' Ze gaan naast elkaar staan. 'Lok..Vah...Koor!' Ik hoor een knal, en de mist verdwijnt. Ik hoor Alduin brullen. Ik pak mijn zwaard stevig vast. 'Do...Vah...Kiin!' Hij roept me. Ik kijk Ma'quir en Julius nog even aan. 'Je kunt het,' zegt Julius. 'De Dragonborn faalt niet, het is je lot om Alduin te verslaan,' zegt Ma'quir. Ik knik. Dit is het dan. Ik draai me om. 'Fus Ro Dah!' Ik ren naar Alduin toe. 'Kom hier, smerige draak!' Alduin landt op een rots. 'Dwaas! Het was dom van je om hier te komen, Dovahkiin. Dit is Sovngarde. De regels van Tamriel gelden hier niet. Er is niemand om je te helpen.' Ik haal even diep adem. 'Dat weet ik. Maar ik heb geen hulp nodig. Ik heb je al eens eerder laten zien tot wat ik in staat ben. Ik heb geleerd Alduin. Ik ben sterker dan ooit. En ik zal niet stoppen, totdat je verslagen bent!' Hij brult even. 'Dwaas! Je kunt mij niet doden! Weet je dan niks van onze legende? Ik ben de eerstgeborene van Akatosh. Ik ben een god!' 'Ik kan je misschien niet doden, maar ik kan wel voorkomen dat je de wereld vernietigt.' 'Je zult sterven, Dovahkiin. Net zoals de rest!' Ik haal uit met mijn zwaard, en raak hem in zijn nek. Hij deinst achteruit. 'Brutale joor!' 'Ik ben niet bang voor jou, Alduin. Niet meer. Vandaag zul je verdwijnen!' Ik haal nog eens uit. 'Fus Ro Dah!' Ik vlieg achteruit. Ik zie dat Alduin opstijgt. Oh nee, dat dacht ik niet! Zo snel ontkomt hij me niet. 'Joor Zah Frul!' Mijn Stem raakt Alduin. Ik zie dat hij weer moet landen. 'Nee!' 'Nu Arwen, maak hem af!' hoor ik Julius roepen. Ik pak mijn zwaard en ren naar hem toe. Ik haal een paar keer flink uit met mijn zwaard. Hij kan niet meer ontsnappen. Alduin draait zich om, en slaat met zijn staart. Hij raakt me, en ik vlieg tegen de vlakte aan. Mijn zwaard valt uit mijn hand. Mijn zij doet pijn, maar ik kan niet opgeven. Moeizaam sta ik op. Ik zie dat hij weer is opgestegen. Waar is mijn zwaard? Verwoed kijk ik rond. 'Yol!' Ik kijk op, en wordt geraakt door zijn vlammen. Ik kan nog met mijn gezicht beschermen met mijn armen. Het vuur brandt. Ik zak door mijn knieën. Mijn zwaard is weg! Waar is het? 'Vergeet je zwaard! Gebruik je boog!' Ik kijk Julius even aan. Natuurlijk! Snel pak ik mijn boog, en pak een pijl. Ik zie hem vliegen. De grond trilt, en ik moet moeite doen om te blijven staan. Nu! Ik schiet een pijl af. Ik hoor hem brullen. Ik heb hem geraakt! Nu moet ik hem naar beneden zien te krijgen. 'Joor Zah Frul!' Alduin stort naar beneden. Ik schiet nog een paar pijlen op hem, en ren naar hem toe. 'Arwen, maak het af, snel! Neem Ma'quirs knots!' Hij gooit zijn knots naar me toe. Ik vang hem, en sprint naar Alduin toe. Ik geef hem er flink van langs. Hij wilt vuur spuwen, maar ik ben hem voor. 'Fus Ro Dah!' Alduin deinst naar achteren. Hij kijkt me aan. Ik zie de angst in zijn ogen. Nu heb ik hem waar ik hem hebben wil. 'Je laatste uur heeft geslagen, Alduin!' Hij schudt zijn hoofd. 'Nee, nooit!' Hij vliegt naar voren, en grijpt me met zijn bek vast! Wild schudt hij me heen en weer. Met moeite weet ik uit zijn greep te ontsnappen. Ik val op de grond neer. Hij heeft me flink gebeten. Moeizaam sta ik op. Alduin gromt naar me. In mijn ooghoek zie ik mijn zwaard liggen. Ik raap het op. 'Geef het op, Dovahkiin. Je bent geen partij voor mij. Je kunt me niet verslaan! Ik ben de eerstgeborene van Akatosh! Ik ben de Wereldeter! En ik zal deze wereld verwoesten, samen met jou!' Ik grijp mijn zwaard stevig vast. Hij schiet weer naar voren, maar nu ben ik voorbereid. Ik zet een stap opzij, en haal uit met mijn zwaard. Met een haal sla ik zijn hoofd eraf. Ik hoor nog een laatste brul, maar dat is het dan. Ik zie zijn hoofd liggen. Voor me ligt zijn lichaam. Het vliegt al snel in brand, en verdwijnt. Ik zak door mijn knieën. De rest van de mist verdwijnt. Het is gebeurd. Ik heb hem verslagen. Alduin is verslagen. 'Arwen!' Ik draai me om. Ma'quir en Julius komen naar me toegerend. 'Arwen is het gelukt! Prijs de Breton! Eer haar!' Ma'quir klapt in zijn handen. Julius helpt me overeind. 'Je hebt goed gevochten, meisje. Hij is verslagen.' In de verte zie ik Tsun naar me toelopen. 'Dragonborn, het is je gelukt. Namens iedereen in Sovngarde wil ik je bedanken voor deze heldhaftige daad. De wereld is weer veilig, dankzij jou.' Ik knik alleen meer. Ik ben doodop. 'Je moet weer terug naar Tamriel,' zegt Julius. 'Waarom? Ik ga waarschijnlijk toch dood.' Ma'quir en Julius schudden hun hoofd. 'Nee,' zegt Ma'quir. 'Arwen is sterk. Arwen is nobel. En Arwen zal nog vele jaren leven. Ma'quir ziet grootse dingen in de toekomst voor Arwen.' 'Nog een draak die ik moet verslaan?' Ma'quir lacht. 'Nee, nee. Maar geluk, voorspoed. Ga nu terug, naar Mundus. Naar Skyrim. Dat de goden Arwen gunstig mogen zijn.' Tsun pakt mijn hand vast. 'Ik zal je terugsturen naar Skuldafn. Daar wacht Odahviing op je. Hij zal je terug naar High Hrotgar brengen. Daar zullen de Greybeards verder voor je zorgen.' Ik zucht. 'Goed dan. Tijd om terug te gaan.'
Reageer (1)
Alduin is verslagen! Normaal ben ik anti-drakendoden, maar in dit geval was dat echt nodig...
9 jaar geleden