Hoofdstuk 6
Ik wist niet wat ik met mezelf aan moest. Ik werd gek van alle opties die ik had. Ik had gedacht dat alles makkelijk zou worden nu ik Alisha’s naam weer wist. Dat bleek echter totaal niet zo te zijn. Waar moest ik nu beginnen? Met alleen een naam kwam ik alsnog nergens, dat was wel gebleken.
Toch moest ik niet opgeven nu. Er was een kleine kans dat ik Alisha alsnog zou vinden. Daarbij was er een grote kans dat het allemaal onzin was en toch mijn droom bleek te zijn. Dat kon natuurlijk ook.
Mijn gedachten, die steeds meer hun eigen leven begonnen te leiden, werden onderbroken door een vrolijk deuntje afkomstig van mijn telefoon.
Gedesoriënteerd keek ik om me heen, me niet helemaal beseffend wat het geluid was. Pas na een halve minuut drong het tot me door dat het mijn telefoon was.
Zo snel als ik kon pakte ik hem op en drukte ik op mijn scherm.
“Met Calum,” begon ik, half vragend- half beleefd. Door het snelle opnemen was ik vergeten te kijken naar de naam die me belde.
“Hé, Cal! Ik verveelde me en ik dacht, misschien kan je even langskomen of kom ik naar jou? Ik weet niet of je tijd en zin hebt, maar ik dacht ik vraag het even,” werd ik begroet door een vrolijke Ashton.
“Uh, wacht even,” mompelde ik snel.
Ik keek op de klok, en zag dat het al bijna één uur was. Had ik al die tijd voor me uit zitten staren en nagedacht?
Toen kwam het besef van enkele uren geleden. Ik had Luke weggestuurd met een stom excuus. Ik wilde Alisha vinden en had hem zonder pardon de deur gewezen. Het zou wel heel gemeen zijn als ik dan nu Ashton hier liet komen. Zo iemand was ik gewoonweg niet. Ik liet nooit iemand in de steek of trok mensen voor. Aan de andere kant had ik Ashton wel verteld over mijn droom en Alisha. Of nou ja, toen wist ik haar naam nog niet. Nu wel, en wie weet kon Ashton me helpen? Dan nog zat ik in dilemma over Luke. Maar ja, zolang hij niet wist dat Ashton hierheen kwam was er ook geen probleem.
“Cal, ben je er nog?”
Ik grinnikte en knikte met mijn hoofd, me even niet beseffend dat hij dat niet kon zien.
“Is dat een ja?” hoorde ik Ashton nog zeggen.
“Oh, ja, sorry. Ik moest even nadenken.”
“Dat is heel goed van je,” onderbrak Ashton me lachend.
Ik maakte een verontwaardigd geluidje. “Zo dom ben ik ook weer niet. Maar eh, je kan komen als je wilt. Ik denk niet dat mijn ouders er heel blij mee zullen zijn als ik naar jou toe ga.”
“Oké, top. Ik ben er over een kwartiertje, misschien iets eerder.”
“Prima, dan zie ik je zo, bro.”
“Bye.”
Ik rende de trap af naar beneden om snel wat te eten te halen. Ik had nog niks gegeten sinds ik wakker was, dus maakte mijn maag protesterende geluiden. Er zou zonder moeite een half brood in kunnen en dan nog had ik trek.
“Niet zo de trap afrennen jij! Je bent nog niet helemaal hersteld, hé,” hoorde ik mijn moeder waarschuwend zeggen.
Ik zuchtte luid en negeerde haar verder. Ik wist zelf echt wel wat mijn lichaam aankon. Een sprintje van de trap hoorde daarbij.
Ik smeerde snel vier boterhammen met Nutella, en ging aan tafel zitten. Mijn vader zat tegenover me op zijn iPad een stom spelletje te spelen.
“Pap? Alisha komt straks hierheen,” zei ik met volle mond.
M’n vader humde wat, en richtte zich daarna weer op zijn iPad.
Mijn moeder daarentegen begon meteen te protesteren. “Daar komt niks van in! Je kan haar niet één uur laten rijden om hier even langs te komen. Het ging nog helemaal niet goed met haar toen jij het ziekenhuis verliet.”
Ik fronste verward en keek haar aan. “Ashton is toch echt een jongen, mam.”
“Ik had het niet over Ashton. Ik had het over Alisha. Jij zegt net dat ze straks langskomt!”
Ik bleef even stil, en toen drong het pas tot me door wat ze zei. Alisha. Ze wist wie Alisha was.
“Wacht even mam. Wie is Alisha?”
Nu was het mijn moeder die me verbaasd en niet-begrijpend aankeek. “Alisha lag in de kamer naast je in het ziekenhuis. Wij hebben enorm veel tijd met die ouders doorgebracht,” zei ze. Ze bleef een paar seconden stil. “Och ja, dat is waar ook. Jij was nog zo verward toen we het ziekenhuis verlieten dat je - je dat niet meer herinnert. Daarbij was Alisha niet eens in staat om te praten dus had het toch geen zin.”
Alisha lag naast mij in het ziekenhuis? Ze was in hetzelfde ziekenhuis? Was dit een grote plottwist? Ik was al die tijd bezig met iemand te vinden die zó dichtbij was?
“Eh, mam? Weet je haar achternaam toevallig of heb je een nummer?”
“Haar achternaam weet ik niet, sorry. Ik heb wel een briefje meegekregen met een telefoonnummer, maar ik heb geen idee of die van haar of van haar ouders is. Ik zal het straks voor je zoeken.”
“Thanks, mam. Oh, en ik bedoelde eigenlijk dat Ashton straks langkomt. Ik versprak me,” zei ik voorzichtig.
Mijn moeder zei nog iets wat ik niet verstond, en ik ging verder met mijn lunch. Ik was zojuist een heel stuk dichterbij mijn droom gekomen.
Reageer (7)
Y E S DIT WORD BETER OMG
9 jaar geledenIk dacht eerst dat je een typfout had gemaakt door Alisha ipv Ashton te schrijven oops
9 jaar geleden