20.0: (On)Stabiel
Volgens het plan zit Lucius nog steeds in de keuken. Het blijft me verbazen hoe snel de magie werkt en hoe efficiënt het is. Wacht…Ik dacht dat Lucius begreep dat zich moest verstoppen? Misschien heb ik weer een fout gemaakt, ja, dat kan wel, al heb ik dat liever niet. Dat betekent dat ik de spreuk nog steeds niet machtig ben. Op een matig tempo loop ik de trap af. Als ik naar de keuken ga zie ik dat Lucius daar daadwerkelijk ook zit, spreuk gelukt. Goed gedaan Tommo.
"Wat versta je niet onder ergens anders gaan zitten?" Ik glimlach plagerig naar de man.
"Ik wou het je moeilijk maken, een list erin steken. Had je het juist?" Ik knik en kijk terug even rond. Dit kasteel is veel te groot om enkel bewoond te worden door wat vampiers en bedienden, laat staan als de vampiers nog eens weg zijn ook. Dat maakt het alleen maar erger.
"Ik ga nog even oefenen, oké?" Hij maakt een instemmend geluidje dus vertrek ik weer. Het kasteel voelt te leeg aan en ik weet nog niet hoe ik dat van vannacht aan Harry ga laten zien. Hij moest het zien van haar, de keizerin, - of dat was ze tenminste, maar ik weet niet of ze wel beseft dat hij daar nog niet klaar voor is. Nog lang niet. Het is niet dat ik enkel op Harry val voor zijn uiterlijk. Lucius, Sedrik en Aurus zijn ook erg mooie wezens, maar niemand kan de schoonheid van Harry's personaliteit en daden evenaren. Lui ga ik terug op mijn bed zitten met het boek dat ik gestolen heb uit de keizer zijn collectie. Deze spreuken hebben veel meer controle nodig en vaak ook andere attributen. Bij sommigen moet je zelfs de kracht gaan lenen bij de natuur. Ik probeer enkel de namen te onthouden, een persoon om ze op te testen die er niet dood van gaat is er immers niet. De taal is moeilijk, net als het lezen ervan maar ik kan er wel veel onthouden…na een tijdje. Soms laat mijn geheugen me in de steek bij dingen die ik zou moeten weten. Een klop op de deur doet me opschrikken.
Meteen kijk ik tegen een bos krullen en groene ogen aan. Godverdomme, het boek. Ik schuif het snel op de grond onder het bed, Harry's vrolijke blik vasthoudend. Dat heeft hij niet gezien, zeg dat hij het niet gezien heeft…
"Jij bent sneller terug als verwacht, maar net niet snel genoeg." Ik glimlach naar hem; heb ik zo lang zitten oefenen? Ik heb hem niet gehoord. Straks ziet hij het boek en-
"Volgende keer beter dan. Alles goed? Je ziet er nogal...gespannen uit. " Zijn hele lichaam komt deze keer tevoorschijn van achter de deur. Hij heeft meer kleur op zijn wangen en ziet er lief uit. Ik wil hem aanraken.
"Ik was aan het oefenen..." Hij knikt en neemt plaats op het bed. Meteen schuif ik op zijn schoot en sla mijn armen rond zijn nek om mijn neus in de bos heerlijke krullen te duwen.
"Iemand heeft me erg gemist."
"Het huis is leeg zonder jullie." Hij grinnikt en masseert bezorgd mijn onderrug. Het is zo zalig dat ik mijn ogen wil sluiten en er aan toe wil geven, maar dan zie ik die zelfvoldane grijns en mooie kuiltjes niet. Hij heeft het terug warmer. Zolang hij niet te veel dingen gedood heeft...
"Wat jij een huis noemt." Ik glimlach.
"Hoe wil je dan dat ik het noem meneer vampier? Jullie koninklijke kasteel?" Hij glimlacht en trekt me terug dichter tegen zich aan.
"Iets in die richting." Onschuldig haken mijn ogen in de zijne. Onmiddellijk voel ik de magie tussen ons opstarten, als een vuurtje dat zich te snel verspreid; totdat er niets meer aan te doen is.
"Ik wil je zoenen maar je hebt net gegeten.” Hij grinnikt en komt nog wat dichterbij met zijn hoofd.
“Toch iets dat je kan afschrikken dan.” Ik glimlach en geef hem een korte zoen waarna ik me achteruit op het bed laat vallen. Ik wil het onderwerp niet aan bod brengen, echt niet. Het verpest alles, de luchtige sfeer, vrolijke Harry… Toch heb ik een plicht die ik moet uitvoeren. “Boo?” Mijn ogen vinden zijn gezicht. “Je-, vannacht? Is dat wat je dwars zit.” Ik knik traag en haal mijn tong over mijn lippen om ze te bevochtigen.
“Het zal alles verpesten.”
“Doe het dan niet.” Zijn stem is diep maar klinkt erg kwetsbaar in mijn ogen waardoor ik het volgende al helemaal niet meer wil zeggen.
“Dat kan niet. Het moet.” Mijn serieus gedoe dringt eindelijk tot hem door. Zijn gezicht betrekt en onzeker zoeken zijn groene ogen naar het antwoord.
“Oké.” Mijn lippen worden lichtjes uit elkaar gedreven door de lucht die ontsnapt. Dat was makkelijk...nu ja. Het is nog makkelijk.
"Ik-...." Ongemakkelijk kijk ik hem aan. Ik heb deze prachtige krullenbol met de grote emerald groene ogen hiertoe gedwongen, nu moet ik het afmaken ook. "Je bent echt klaar?" De vampier bekijkt me bestuderend en komt langzaam aan dichterbij; totdat we beiden op het bed liggen.
"Laten we het veilig houden." Mijn borstkas voelt alsof het opengereten wordt door mijn op hol geslagen hart als hij boven me leunt, zijn lippen die niet ver weg zijn. Zijn uitgeblazen lucht en exotische parfum die me bedwelmen. Mijn ogen gaan toe als hij me zacht kust en dan vederlicht langs mijn kaaklijn streelt met zijn wijsvinger. "Ik ben klaar Boo." Ik knik en knipper snel met mijn oogleden om mezelf weet in volledige controle te krijgen, verdomde Harry. Hij is te mooi.
"Oké Beer." Ik neem zijn hand vast, maar doe nog niets. Het is de liggende Harry die zijn vingers met de mijne verstrengeld en lichtjes glimlacht, alsof hij weet dat ik dit moet doen. Een diepe ademhaling van mij en gesloten oogleden geven me het vertrouwen om hem mee terug te nemen naar de droom- of wat het ook was.
‘Louis. Louis. Louis. Open je ogen lieverd.’ Het is begonnen. Oké, hier is nog niets aan, al voelt Harry’s hand wel verdacht stijf aan – misschien omdat hij de stem van zijn moeder herkent. God- focus Louis. Focus.
‘Kom naar hier, ik moet je iets tonen. Ik doe je niks Louis. Jij kan trouwens ook niets doen. Ik ben een geest, en jij zit in mijn hoofd. Je kan er pas uit als ik jou de toestemming daarvoor geef.’ Het gaat nog. Diep in en uit ademen Tomlinson, hij moet het weten.
“Ben ik zelf…wel?”
‘Niet helemaal. Ik probeerde het, en je geest staat zo open voor iedereen dat het geen probleem was. Kom nu, we hebben niet veel tijd. Harry is doodongerust.’
“Wacht…ik ben niet dood hé? Hoe-, hoe zie ik er dan uit voor Harry?” Ze glimlacht als ik nu naast haar sta, onder de grote boom – geen idee welk soort het is.
‘Je ligt er als versteend. Je ademt traag, maar kan niet bewegen. Harry is nogal…’ Haar blik dwaalt rond voordat ze in haar handen klapt waardoor ik fel met mijn ogen knipper.
“Harry is nogal wat?”
‘Eerst de boodschap, dat is dringender.’
“Harry is nogal wat?”
‘Ik wist dat je zou tegenwerken. Je lijkt erg op je vader toen hij jong was. Harry is bezorgd om je Louis. Hij hoort je hartslag zoals die hier is, versnellend en vertragend. Hij weet dat er iets is, maar kan niks doen. Hij houdt je vast, prevelt veel te lieve woorden tegen je…’ Haar ogen dwalen terug door de lucht.
“Wil je nu zeggen dat ik die woorden niet verdien?” God, hier heb ik spijt van. Dat ik zo stom deed tegen de gestorven keizerin. Als ik nu ook beseft had dat dit de vrouw van op het schilderij is en dat er een link is tussen haar en Harry’s oogkleur. Ik zou zo nerveus en beleefd gedaan hebben.
‘Helemaal niet. Jij bent precies wat Harry nodig had. Hij is mijn zoon Louis; en ik heb een boodschap voor hem.’
“Jij-“ Het gaat komen. Hoe dan ook, onvermijdelijk.
‘Luister naar me, ik heb niet veel tijd. Ik ben niet meer zo sterk als ik geweest ben. Jullie kunnen alles veranderen, samen. Ik aanvaard je Louis, veel meer zelfs. Ik vind je een geweldig iemand. Vecht voor en met het volk, want er komen andere tijden aan als het bekend geraakt dat jullie twee samen zijn... De kerk en oude adel zullen een eigen leger vormen om er tegenin te gaan. Jij bent degene die het volk kalm moet krijgen en hun leiden Louis, alleen jij kan dat. En wat er ook gebeurt…verlaat Harry nooit op de manier waarop ik mijn man verlaten heb.’
Ik laat Harry’s hand abrupt los en hoor mezelf naar adem snakken; heel luid. Alsof ik de hele tijd mijn adem heb ingehouden uit angst. Veel te snel open ik mijn ogen, onwetend, bang, zwetend. Alles draait en ik kreun zacht om naar mijn hoofd te grijpen. Dat was vermoeiender dan ik dacht. Harry zit overeind met een paar erg grote ogen. Hij ademt niet, beweegt niet.
“Har?” In een scherpe onmenselijk snelle ruk draait hij zijn hoofd en kijkt hij me intrigerend aan. Alsof hij me wil aanvallen, in stukken scheuren. Proberend rustig te blijven houd ik de lakens vast en zet daar mijn nagels in. “Gaat het een beetje? Ik kan me niet goed voorstellen wat je nu voelt.” Volgens mij voelt hij niets, hij is gewoon verward. Erg verward.
“Dankje Louis, voor alles.” Ineens staat hij op en voordat ik met mijn menselijke traagheid iets kan doen is hij verdwenen, de deur is toe.
Reageer (1)
geen ruzie, geen ruzie, geen ruzie
8 jaar geledensnel verder!