Foto bij 19.1: Heisa

Harry’s lichaam is koud in mijn armen waardoor ik mijn grip alleen maar steviger maak, om hem op te warmen, hem wat liefde te geven.
“Ben je nog bang?” Even is het heel stil. Enkel het geluid van mijn hand die over de stof van zijn hemd gaat is hoorbaar.
“Niet als ik jou naast me heb Boo.” Ik glimlach lichtjes en geef hem een kus op zijn bleke voorhoofd.
“Je ziet er nog steeds slecht uit Har.” Hij knikt en legt zijn kin op mijn schouder, rustend en voor zich uit kijkend. Mijn hand gaat troostend over zijn rug.
“Ik moet nog eens gaan jagen.” Ik knik en strijk even door die zachte krullenbos van hem, genietend van het gevoel dat hij veroorzaakt. Vanbinnen voel ik me zo warm en uitgelaten, ondanks Harry’s koude lichaam in mijn armen.
“Ik houd je niet tegen.” Ik merk dat Harry’s mondhoeken even omhoog gaan en voel me dan ook zelfvoldaan. Hij is terug rustig, tevreden en even mooi als altijd. Hij is zo mooi, God.
“Dan zal ik maar snel vertrekken voordat mijn honger te erg wordt.” Ik knik als hij zijn handen voorzichtig op mijn kaken legt en dichterbij leunt totdat zijn roze zachte lippen de mijne liefelijk beroeren. Zachtjes en teder, ondanks de wilde gevoelens die beginnen op te borrelen diep in mijn borstkast.
“Harol-“
Mijn ogen worden zo groot als schoteltjes als mijn enige echte vader in de deuropening staat, zelf lijkt hij wel versteend. Ik merk dat ik niet meer kan bewegen. Mijn handen liggen nog onberoerd rond de vampiers nek totdat Beer in actie schiet en zich snel los maakt van mij. Mijn mond hangt ergens open. Ik wil wel iets zeggen, maar wat? Het is niet wat het lijkt? Dat is het wel.
“William.”
“Louis.” Ademloos verbeter ik mijn vader opnieuw, niet willend dat hij die gevoelige naam voor me blijft gebruiken. Enkel mijn moeder heeft dat recht. In een ruk draait hij zich om en vertrekt hij. Ik hoor nog voetstappen op de trappen voordat een oorverdovend geroep begint.
“Mijn zoon, hoe-.” Op een of andere manier ben ik uit mijn trance verbroken. Harry’s sterke arm trekt mijn lichaam zonder enige moeite mee in de achtervolging. Mijn vader draait zich naar ons toe, woedend, razend, niet wetend wat hiermee te doen. Hij is overduidelijk verbaasd, dat is het minste wat je kan zeggen.
“Jean, laten we dit rustig uitpraten in mijn bureau.”
“Jouw bureau?” Een lach verlaat zijn zenuwachtige lippen. “Ik wil niet weten wat daar al gebeurd is.” Hij geeft ons een vieze blik, maar echt vies. Alsof ik het niet waard ben om hier te staan, alsof ik stink en weg moet.
“Niet wat jij denkt. Als je nu samen met je zoon na-“
“Hij is mijn zoon niet meer! Wat dit, jullie…” Een vies geluid verlaat zijn rauwe keel, hij is duidelijk opgejaagd en ik krijg mezelf maar niet in beweging. Komaan Tomlinson.
“Dus, ik ben jouw zoon niet meer, omdat ik niet ben wat je wilt dat ik ben? Dat is netjes van je! Je bent er nooit voor me geweest, maar ik moet wel zijn wat jij van me verwacht! Ik ben niet goed genoeg zo of wat?! Ik ben je niet waard want jij bent zo geweldig met je raar gedoe!” Ik krijg een snok aan mijn arm als ik merk dat ik naar hem toe wil vliegen, Harry is me echter voor, zoals gewoonlijk. Ik sis naar hem als Harry me nog meer naar achter trekt en ik mijn stomme verwekker een magische duw geef waarmee hij tegen de trap aanvliegt. Het hout kraakt pijnlijk als de man naar beneden valt en me vurig aanstaart. Ik wil enkel meer, hij verdient dit, hij-
“Louis, beheers jezelf. Jij bent beter dan dit! Je bent onschuldige mensen pijn aan het doen, kalmeer.” Zijn stem is hars en dicht bij me als ik uit zijn armen probeer te komen. Wacht, ik ben-. Nee, ik-, dit wil ik niet zijn. Ik wil niet agressief zijn en zo reageren, maar hij haalt me gewoon het bloed vanonder mijn nagels. “Zo ja, adem rustig in en uit.” Mijn ogen schieten open als Harry’s stem weer weerklinkt, en voor even kijk ik hem aan waarna ik wel de toestemming krijg om uit zijn armen te komen. “En nu naar boven, allebei.” De hese stem is donker en hard, geen inspraak mogelijk.

Zenuwachtig loopt mijn verwekker heen en weer, bijtend op zijn wijsvinger. Ik zit enkel ongemakkelijk in een stoel, tegenover Harry die in zijn grote stoel aan het bureau zit.
“Ga nu zitten Jean.” De man schrikt even op maar doet dan toch wat er van hem gevraagd wordt.
“Jullie, zijn jullie…?” Zijn ogen flitsen tussen mij en Harry. Ik wil hier niks over zeggen, maar toch wel. Harry Styles is de mijne, en dat mag iedereen weten, behalve mijn vader. Ik wist dat hij dit niet ging accepteren.
“Ja, Jean. Definitief.” Harry’s stem klinkt emotieloos. Dit is de manier waarop ik hem kende, voordat ik naar hier kwam; of toch herkende. De autonome stem die enkel mededeelt zonder erbij zelf te zeggen wat hij ervan vindt.
“Dit zorgt voor problemen. Als het volk hier achter komt of de raad…Je veroorzaakt oorlog! Dat besef je toch wel!” Hij fluistert erg hard en ruw, iets wat het haar op mijn armen overeind doet staan.
“Het is tijd voor verandering.” Opnieuw Harry’s harde stem. Ik kan er ondanks dit belangrijke gesprek mijn aandacht er niet bij houden, te verslagen door zijn reactie. Ik ben zijn zoon niet meer. Ik dacht altijd dat ik geen vader had, en net als je hem dan vindt, dan moet je hem weer afgeven. “Louis?” Harry is voorovergebogen en staart me intens aan. Ik schud verward met mijn hoofd en frons.
“Sorry?”
“Jij ging me helpen, toch?” Mijn frons wordt dieper en ik voel mezelf nerveuzer worden. Harry klinkt erg hoopvol, met grote groene ogen, alsof ik ja moet zeggen.
“Met wat? Ik was niet aan het opletten.”
“Het plan.” Ik knik langzaam en proef de smaak van dit gesprek en het woord in mijn mond, het is onzeker, nieuw.
“Ja, het plan.” Ik durf hem nog steeds niet aan te kijken, de man waarvan ik dacht dat hij te vertrouwen was. Verrader.
“Wil, kijk me aan.” Hij lijkt nog steeds niet te snappen dat ik het niet accepteer dat hij mij niet accepteert zoals ik ben. Ik weiger hem aan te kijken en staar koppig naar Harry. “Wat-“ Zijn adem schokt maar ik weiger nog steeds te kijken, ik doe het niet. Ik ben sterker dan hem. “Wat is dat in je nek? Ik dacht dat-. De kerk gaat, oh zoveel problemen.” Ik kijk enkel naar Harry die zijn blik op me laat zakken tot aan mijn nek, ik heb geen idee wat er te zien is. Een wonde kan het niet zijn want ik heb me nergens aan pijn gedaan en Harry heeft de beet doen verdwijnen. Het blijft zo stil dat ik me ongemakkelijk begin te voelen van het gestaar.
“Zijn jullie bijna klaar met me te veroordelen?” Mijn stem klinkt bijtend, ik bijt, maar ik geef er niets om. Ik ben het meer dan beu om zo veroordeeld te worden. Snel wenden ze hun blik af, ik kijk nog steeds naar buiten.
“Ik weet niet of ik hier mee om kan gaan Harry. Dit is onaanvaardbaar.”
“Vertrek dan maar.” Mijn stem klinkt vast en emotieloos, zoals die van Harry eerder. “Ik weet niet wat je hier nog doet als je ons toch niet accepteert.”

Koud en hard.

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen