Chapter 48
Ik land op een zachte ondergrond. Voorzichtig open ik mijn ogen. Is dit Sovngarde? Het is hier zo mistig. In de verte hoor ik gebrul. Ik ril even. Dat moet Alduin zijn. Nou, er is maar een manier om deze mist op te lossen. 'Lok...Vah...Koor!' De mist verdwijnt. Hier gaan we dan. Ik begin te rennen. Ik kan maar beter opschieten. In de verte zie ik Alduin wegvliegen. Ik grijp mijn zwaard vast. Nu gaat het gebeuren. Ik ren naar beneden. Om me heen zie ik grote beelden staan. Ik blijf even staan om ze te bekijken. Het lijken net de Greybeards. Dezelfde kleren... Zou dit hun eerbetoon zijn? Ik kijk naar de lucht. Zoveel kleuren. Het is hier prachtig. Ik haal even diep adem. Dus dit is Sovngarde? De plek waar alle helden naartoe gaan? In de verte zie ik een groot gebouw. Wat is dat? Ik loop langzaam ernaartoe. In de verte zie ik een man staan. 'Halt!' zegt hij. Ik blijf staan. Hij komt op me afgelopen. Jezus, het lijkt wel een reus. 'Wie ben jij?' vraagt hij. 'Jij bent geen Nord.' Goh, dat wist ik nog niet. 'Mijn naam is Arwen. Ik ben de Dragonborn. Ik moet Alduin stoppen, voordat hij weer terugkeert naar Tamriel.' Hij kijkt me even aan. 'De Dragonborn, zeg je?' Hij zet een pas achteruit, en bekijkt me nog eens goed. 'Bewijs het.' Ik zucht. Moet dit nu? 'Goed, maar ik heb niet veel tijd. Fus Ro Dah!' Ik zie aarde wegvliegen. De man knikt. 'Oké dan. Mijn naam is Tsun. Ik ben de bewaker van de Hal der Helden, die achter ons ligt. Je mag naar binnen. Je wordt al verwacht, jonge Dragonborn. Je mag de brug oversteken.' Ik knik. 'Dank u.' Ik loop langs hem. De brug is een skelet van een walvis. Althans, ik denk dat het een walvis is. Voorzichtig steek ik de brug over. In de verte, achter me, hoor ik Alduin brullen. Ik mag wel eens opschieten. Ik sta voor de deur. Ik duw hem open, en loop naar binnen.
Julius pov
Ik draai me om. Daar is ze al. 'Ah, Arwen. Ik verwachtte je al. Kom binnen, kom binnen.' Zo te zien is ze verbaasd. Haar bruine ogen kijken me nieuwsgierig aan. 'Wie bent u? Waar ben ik?' Ik loop naar haar toe. 'Je bent in de hal der Helden. Ook wel de Hal van Shor genoemd. Mijn naam is Julius Paetus. Zoals je misschien al kunt raden, ben ik een imperial.' 'Ik dacht dat Sovngarde alleen voor Nords was.' 'Dat dacht ik ook. Schijnbaar is de Dragonborn een uitzondering. Ik zal het niet te lang maken. Volg mij.' Ik loop naar Ysgramor toe. Hij zit aan tafel, te eten. Dat is ook het enige wat de meesten hier doen. Eten en opscheppen. 'Ysgramor, de Dragonborn is gearriveerd.' Hij knikt. 'Zou je dan niet als de bliksem met haar naar Alduin gaan?' Ik kan zien dat ze schrikt. 'Die draak vertrekt hier niet uit zichzelf. Wat doet hij hier überhaupt? Zou hij niet allang dood moeten zijn?' Ik zie dat Arwen zich ongemakkelijk voelt. 'Hij moet een manier gevonden hebben om hier naartoe te kunnen reizen. Hij is een creatie van Akatosh, vergeet dat niet. Dit kun je haar niet kwalijk nemen.' Hij zegt niks, maar haalt alleen zijn schouders op. 'Het zal wel. Dit is jouw tijd, Julius. Tijd om je te bewijzen. Waar is Ma'quir? Die kat is liever lui dan moe.' 'Ma'quir is hier,' hoor ik achter me. Ik moet grinniken. Altijd. 'Dit is jullie moment om jullie te bewijzen. Versla Alduin. Keer terug met eer.' 'En anders? Gaat hij ons uit Sovngarde sturen. Ma'quir weet goed dat dat niet kan.' De khajit zucht. 'Maar goed. Alduin moet worden gestopt.' Ik knik. 'Ja, dat is waar. En ze is sterk, Ysgramor. Ik heb haar in de gaten gehouden. Je zou misschien nog wat van haar kunnen leren.' 'Ze heeft de Companions alleen gelaten.' 'Om haar eigen kracht te zoeken, Ysgramor,' zegt Ma'quir. 'Nou goed, de tijd dringt. Versla die draak. Laat hem boeten voor wat hij ons heeft aangedaan.' Ik knik. Ik richt me tot Arwen. 'Je hebt me in de gaten gehouden? Waarom?' Deze vraag had ik al verwacht. 'Het komt niet vaak voor dat een "vreemd" ras een Dovahkiin heeft. Ik was nieuwsgierig. Ik wilde kijken hoe je je ontwikkelde. Je hebt veel in je mars, meisje.' 'Zal ik het overleven?' vraagt ze. Ik zucht. 'Dat weet ik niet. Ik weet dat je hem kunt verslaan. Ik weet alleen niet of je nog genoeg kracht hebt om terug te keren naar Tamriel. Je kunt hier ook niet te lang blijven. Hoe ben je hier gekomen? Via Skuldafn?' Ze knikt. 'Dat dacht ik al.' 'Dan moet ze ook weer zo terug. Odahviing zal dan verder voor haar zorgen. Maar nu moeten we naar Alduin. Je kent Dragonrend, die verschrikkelijke kracht die de vorige Dovahkiin hebben gemaakt.' 'Zijn die hier ook?' Ma'quir knikt. 'Ja, helaas wel. Een wezen van zijn kracht beroven door zijn ziel aan te tasten, verschrikkelijk!' 'Hoe hebben jullie hem dan verslagen?' vraagt ze. Ik zucht. 'Dan zal ik je het laten zien.'
Er zijn nog geen reacties.