Foto bij Chapter 45

Mer = elfen

Langzaam open ik mijn ogen. Waar ben ik? Ik lig in een warme slaapzak. Mijn hoofd bonst. Mijn hele lichaam doet zeer. Ik hoor dat er iemand bij me in de buurt is. De hele ruimte is wazig. 'Vaerel, Shakeri denkt dat ze wakker is,' hoor ik een bekende stem zeggen. 'Dank je, Shakari.' Iemand komt naar me toe. 'Arwen?' fluistert iemand me toe. 'Huh?' antwoord ik. 'Goed zo, je kunt me horen. Ik ben het, Vaerel. We hebben meteen ons kamp opgeslagen toen we zagen hoe je eraan toe was. We zijn in de buurt van Dragon Bridge. Bokul is aan het vissen, Shakari zit buiten. Hoe voel je je?' Ik zucht. 'Huh...uhuh..' 'Rustig maar. Ik denk dat ik weet wat er met je speelt. Het komt goed. Ik heb nog wat ingrediënten bij me van Elgrim.' Langzaam wordt de wereld weer helder. Ik kan Vaerel zien. 'Je hebt de hele avond doorgeslapen. Dat is een goed teken. Kun je recht zitten?' Langzaam haal ik mijn armen uit de slaapzak. 'Goed zo, ik help je wel even.' Hij pakt me vast, en tilt me op. Ik leun tegen een paar kussens aan. De wereld draait even. 'Sorry als ik je duizelig heb gemaakt. Nou, even om te checken. Kun je me je naam zeggen?' 'A...Arf...Arwen.' Hij knikt. 'Goed zo. En je achternaam?' 'Stepf...Stenav.' 'Kun je me vertellen wie ik ben? Wat is mijn naam?' 'Vaerel.' Hij knikt weer. 'Oké dan. Wil je wat eten?' Langzaam knik ik. 'Ja,' antwoord ik. Shakari komt binnenlopen. 'Hoe is het met haar?' Vaerel draait zich om. 'Redelijk. Beter als gisteren. Zou je haar wat soep kunnen geven? Niet teveel, doe maar een klein kommetje.' Shakari knikt. 'Ja, is goed.' Ze loopt de tent uit. Vaerel en ik kijken elkaar aan. Mijn ogen beginnen te prikken. 'Sorry...' Hij schudt zijn hoofd. 'Nee, dat hoeft niet. Het was wel enigzins te verwachten. Na dat gedoe met Delphine, merkte ik dat je niet goed in je vel zat.' 'Ik wilde ze aangeven,' zeg ik zachtjes. 'Dat is te begrijpen.' 'Ik heb het niet gedaan. Ik kon het niet. Het voelde niet goed.' Hij pakt mijn hand vast. 'Ik denk dat dat ook het beste is.' Shakari komt weer aangelopen met een kommetje soep. 'Kijk eens. Shakari heeft soep voor je meegebracht.' Ik neem het kommetje aan. Het is kruidensoep, zo te zien. 'Shakari heeft er flink wat sneeuwbessen ingestopt.' Ik knik. Ik haat sneeuwbessen, maar je wordt er warm van, dus ik moet niet klagen. De tentflap gaat weer open. 'Hoe gaat het met haar?' vraagt Bokul. Vaerel knikt. 'Redelijk.' Shakari staat op. 'Shakari gaat nog wat kruiden verzamelen. Het is nog een stuk naar Whiterun.' Bokul knikt. 'Ja, ik ga de vis bereiden.' Ze lopen de tent uit. Ik zet de soep naast me neer. Ik heb nu even geen zin in de soep. 'Teveel sneeuwbessen?' vraagt Vaerel grinnikend. Ik zucht. 'Nee, ik...Ik eet zo wel.' Vaerel gaat verzitten. 'Wat zit je dwars?' Ik friemel wat aan de rand van mijn slaapzak. 'Waarom zijn jullie me gaan zoeken? Ik heb jullie in de steek gelaten. Ik ben zonder iets te zeggen weg gegaan. De Greybeards zullen ook wel woedend zijn.' Hij schudt zijn hoofd. 'Nee, dat zijn ze niet. Op Delphine en Esbern, ja. Maar niet op jou. Want je hebt niks verkeerds gedaan. Je wilde Paarthurnax beschermen.' 'Het is mijn schuld dat Delphine hem aanviel.' 'Dat is het niet. Ik weet niet wat er allemaal te vinden valt in die tempel, maar ze zouden het anders toch wel zelf uitvogelen. Ik vermoed dat Delphine en Esbern het al langer wisten. Alleen Delphine was ongeduldig, wat uiteindelijk goed was, want zo kon je haar stoppen. Als het aan Esbern had gelegen, was het minder goed afgelopen denk ik. Hij is een gluiperd. Bokul heeft het een en ander van hem gehoord. Het was niet mooi, laten we het daarop houden voor nu. Ik neem aan dat je je amulet niet meer hebt?' Ik kijk hem aan. 'Amulet?' 'Van Hermeus Mora? Ik wist het wel.' 'Waarom zei je er dan niks van?' vraag ik hem. 'Omdat het je niet leek te belemmeren. Wij Mer hebben een speciale connectie met Hermeus Mora. Ik kon het voelen. Het was niet heel sterk. Nou ja, je bent ervan af. Des te beter.' Hij knijpt even in mijn hand. 'Vaerel? Kun je me vasthouden?' Hij knikt. 'Natuurlijk, Arwen.' Hij kruipt naar me toe. Ik vlei me tegen hem aan. We kijken elkaar even aan. 'Ik heb je gemist, Arwen,' fluistert hij me toe. 'Echt?' Hij knikt. 'Ja. Ik houd van je, Arwen. Ik houd zielsveel van je.' Zachtjes drukt hij zijn lippen tegen de mijne. Ik sluit mijn ogen. Ik sla mijn armen om zijn nek. Zijn handen glijden langzaam over mijn lichaam. We kijken elkaar weer even aan. Ik knik. Hij schudt zijn hoofd. 'Nee, je bent ernstig verzwakt.' 'Ik kan het wel aan, Vaerel.' Hij drukt een kus op mijn voorhoofd. 'Je geest en je lichaam kunnen het op dit moment niet aan. Het spijt me, liefste. Ik durf het nu niet aan.' Ik zucht. 'Vooruit dan maar.' Hij grinnikt. 'Geduld, liefste. Eet eerst maar eens je soep op. Dan ben je tenminste opgewarmd.'

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen