Foto bij Vervolg 'Slecht' Jan Simoen

Dit is een vervolg op het boek 'Slecht' van Jan Simoen. Tis niet zo lang maar ik werk er aan =)

Het zachte grommen van de auto maakte me rustig. Iets wat ik niet echt verwachtte nu. Het leek wel of het tegen me zei ‘Rust nu maar even uit van alle stress. Hier ben je veilig van de starende blikken.’ Die starende blikken, daar kreeg ik het van. Al die mensen! Hoe wisten zij wat er gebeurd was? Het nieuws ging als een lopend vuurtje door de school. Nergens was ik nog veilig voor die ogen vol minachting en sommigen zelfs vol angst. Waarom waren er nu mensen bang van mij? Ik was toch niet slecht? Of wel? Vuerinckx had me, zonder dat ik het wou, het idee gegeven dat het wel zo was. Toen ik eindelijk terug buiten stond walgde ik van mezelf. Ik wás slecht. Maar nu begon ik weer te twijfelen. Om zo’n akkefietje was je toch niet slecht? Elke had het toch wel zelf gezocht? Ach Elke… Waarom toch? We hadden het toch goed samen? Ze was die twee weken niet één keer op school verschenen. Misschien was het ook maar goed zo. Ik had de roddels gehoord en zij zou ze zeker ook horen. Ik betwijfelde of het haar goed zou doen. Wat als ze nog eens zo veel pillen slikte? Was dat ook mijn fout? Nee, daar had ik niets mee te maken. Ze overdreef, net als altijd. Maar ik werd gek toen Vuerinckx me het vertelde. Waarom raakte het me zo? Ik had niets meer met haar te maken. Het deed me pijn om dat te denken. Ik wist dat ik nog van haar hield, maar toen ik thuiskwam van het politiebureau had ik mezelf gezworen dat ik dat nooit meer zou uitspreken. Of denken. En ik hield me aan mijn beloften. Zo ben ik. Zo was ik altijd geweest. Het bruuske remmen van de auto haalde me uit mijn gedachten.
‘Verdomme! Kan je nu niet uitkijken?!’, vloekte mijn moeder van achter het stuur. Ik keek rond en zag dat we in een straat reden die ik niet kende. Voor ons reed de zwarte Audi waar mijn moeder, om een reden die ik niet kende, net zo hard op gevloekt had. Ik was niet geïnteresseerd genoeg om te vragen wat er gebeurd was. Wat ik wel graag had willen weten was waar we eigenlijk waren, maar ik kreeg geen tijd om mijn vraag te stellen.
‘We zijn er bijna. Nog twee straten en je kan het gebouw zien liggen.’, mompelde mijn moeder. Ze was niet blij met de situatie. Net zoals ik.
Twee straten verder kon je inderdaad een groot vierkant gebouw zien liggen. Ik voelde rillingen over mijn rug lopen. Hier zou ik de komende weken doorbrengen. Ik snapte niet dat ze dachten dat er hier iets zou gebeuren dat me zou veranderen. Zelfs nadat moeder de auto geparkeerd had bleef ik zitten. Ik zou het nooit toegeven, maar ik was bang om dat grote, grijze gebouw binnen te gaan. Bang voor wat er zou komen. Bang dat ik wel degelijk zou veranderen.
Moeder opende mijn portier en ja, toen was ik wel verplicht om uit te stappen. Samen liepen we naar het gebouw dat ons zou scheiden. Misschien had Elke wel gelijk gehad. Misschien was ik echt wel een moederskindje. Ik zou haar zo missen. Toen liepen we door de grote glazen deur.

Reageer (1)

  • Peppin

    ik heb dat boek ooit moeten lezen voor nederlands (;

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen