Chapter 44
ik heb plannen om over Darshee een story te gaan schrijven. Ik speel op dit moment ook een Bosmer (ja ik speel nog steeds Skyrim). Ik zit eraan te denken om deze story eventueel in twee delen te hakken, maar dat is nog niet zeker. Ik wil wel iedereen bedanken voor de leuke reacties, en natuurlijk ook voor het lezen van deze story!
Samen met Darshee loop ik richting de ambassade. 'Dat zie je wel niet vaak, een Bosmer in het leger.' Ze kijkt me even aan, en knikt. 'Ja. Luister, ik heb je gezien, in Helgen. Je vluchtte destijds met die Stormcloak, Ralof geloof ik. Ik heb je volgens mij nog even in Riverwood gezien. Je verbleef bij Gerdur.' Ik knik. 'Ja, dat klopt.' 'Aan wiens kant sta je in deze oorlog?' Ik zucht. 'Dat weet ik niet. Ik vind dat beide partijen wel een punt hebben. Mensen hun geloof afnemen is niet goed. Maar racisme is dat ook niet.' 'Steun je de Thalmor?' Ik schud mijn hoofd. 'Nee, niet bepaald.' 'Het Keizerrijk ook niet. Maar wij zijn de enige die de Thalmor buiten de deur kunnen houden. Ulfric heeft geen poot om op te staan. Die Altmer zijn niet mis. Ze maken die Stormcloaks af.' We lopen verder, bergopwaarts. Het is stil. Je hoort alleen de vogels. 'Hoe wist je dat ik dat amulet bij me had?' Ze haalt haar schouders op. 'Dat wist ik niet. Ik vond het toevallig bij het fouilleren. Ik heb echt geen speciale krachten of zo, alleen denkt iedereen van wel. Waarom ben je destijds met Ralof meegegaan, en niet met kapitein Hadvar?' Ik haal mijn schouders op. 'Ik dacht er op dat moment niet over na. Ik wilde gewoon ontsnappen. Ralof was de eerste die ik zag. Wat deed jij in Helgen?' Ze zucht. 'Ik was gevangen genomen. Ik had illegaal zitten te jagen, dus zonder toestemming van jarl Balgruuf. Ik had al een paar waarschuwingen gehad. Niet alleen van mijn broers, maar ook van het gezag zelf. Maar ik was eigenwijs. Dat is nu wel verdwenen.' In de verte kan ik de ambassade al zien liggen. 'Waarom ben je bij het leger gegaan?' vraag ik haar. Ze zegt niks. Ik denk dat dit het einde van de conversatie is. Ik merk dat ze me niet vertrouwt. Opeens staat ze stil. 'De ambassade ligt daar. Er zit hier niks wat je zal aanvallen. De ambassade is het terrein van de Thalmor. Ik heb geen toestemming gekregen om het gebied te betreden. Wat je ook van plan bent, ik hoop dat het je lukt.' Ze draait zich weer om. Ik kijk haar na. Heb ik iets verkeerds gezegd? Ik draai me weer om. Ik kijk even naar de ambassade. Dit klopt niet. Hoe erg ik Delphine ook haat, dit voelt niet goed. Ik kan dit gewoon niet doen. Ik draai me weer om. Ik ga dit niet doen. Ik weet niet wat ik nu ga doen, maar ik ga ze niet aangeven.
Ik loop richting Dragon Bridge. Althans, dat denk ik. Ik weet niet waar ik heen moet, wat ik moet doen. Alduin tegenhouden. Ik zucht. Dan moet ik maar naar Whiterun gaan, en Odahviing roepen. Waarom ben ik alleen weggegaan? Waarom heb ik de rest achtergelaten? Ik weet niet hoe ik dit moet oplossen. Ik weet überhaupt niet of ik wel de goede richting opga. Was Vaerel maar hier. Die zou het wel weten. Ik loop van het pad af, richting de rivier. Ik ga aan de rand van de rivier zitten. Ik kijk lusteloos naar mijn spiegelbeeld. Ik ben veranderd. Ik ben niet meer de oude Arwen. Ik heb een klein litteken op mijn wang. Mijn huid is gebruind door de zon. Mijn haar zit vast in een rommelige vlecht. Ik ben geen klein meisje meer. Ik ben niet meer thuis. Ik ben alleen in dit woeste landschap gevuld met oorlog en draken. En het is aan mij om het op te lossen. Ik trek mijn benen op. Ik begin zachtjes te huilen. Ik wil gewoon naar huis. Ik wil dit niet meer. Ik kan dit niet meer. Ik wil gewoon in mijn eigen bed wakker worden. Ik wil dat mijn moeder tegen me zegt dat het maar een droom was, en dat niks me pijn kan doen. Ik wil gewoon naar huis. 'Denk je dat ze naar Whiterun is gegaan?' Die stem, die ken ik. 'Ik zou het anders ook niet weten. Ze is langs Solitude gekomen. Ik realiseer me nu dat we hadden moeten vragen of iemand haar gezien had.' 'Ja, je kan dr niet missen. Zoveel Bretons zitten hier niet. Wat als ze niet in Whiterun is?' 'Dan trekken we naar Markath. Ik weet dat ze Calcelmo wilde ontmoeten. En ze zei iets over de Forsworn. Ze vermoedde dat ze een Forsworn was. We kunnen het niet meer dan proberen.' 'Nou, dat wordt dan leuk. Die Forsworn zien ons al aankomen.' 'Shakari kan nog steeds niet geloven dat ze zomaar is weggegaan, zonder iets te laten weten.' Dat zijn ze! Ik sta op, en ren naar het pad toe. Ik kijk rond. In de verte zie ik ze lopen. Ze hebben een kar bij zich, met een paard ervoor gespannen. Ik moet naar ze toe, meteen! Ik begin te lopen. Mijn benen voelen ze zwaar aan. Ik kan niet sneller dan dit. Ik moet hun aandacht trekken. Ik haal even diep adem. 'Shaa....' Ik kom ook niet uit mijn woorden. Ik zie dat Shakari blijft staan. 'Vae..Shaa!' Ik zet nog een paar stappen. Mijn hoofd bonst als een bezetene. Ik zie dat Shakari zich omdraait. 'Shaa..ka...Shakar!' De wereld begint te draaien. Nee, ik moet naar ze toe. 'Arwen?' hoor ik haar zeggen. 'Shakari...' Ik kan nog heel vaag zien, dat ze naar me toekomen. 'Arwen!' Het is Vaerel. Oh gelukkig, ze hebben me gezien. Ze komen naar me toe. Ik ben veilig. Ik zet een paar wankele stappen. Ik zak door mijn knieën. Nee, ik moet naar ze toe. Ik probeer op te staan, maar het lukt niet. Vaerel knielt bij me neer. 'Arwen! Oh gelukkig, we hebben je gevonden.' Ik kijk hem aan. 'Arwen, gaat het wel?' Ik zeg niks. Mijn hoofdpijn is erger geworden. Hij slaat zijn armen om me heen. 'Rustig maar, Arwen. Het komt goed. Het komt allemaal goed. Ik ben nu bij je. We hebben je gevonden. Er kan je niks meer gebeuren. Je bent veilig.' Ik val tegen hem aan. Alles wordt zwart voor mijn ogen.
Er zijn nog geen reacties.