Het draakje

Op een dag als Zane, Lea, Leon en Spiky gaan wandelen in het bos, springt er opeens een wezen uit een boom. Dat wezen is een draakje. Het draakje snuffelt aan de twee honden. De twee honden grommen naar het draakje. Het draakje spuwt een klein rookwolkje uit. Zane loopt naar het draakje toe en laat het aan hem snuffelen. Het draakje springt op Zane zijn schouder en wilt niet meer bij hem weg. Als Zane naar huis gaat bedenkt hij een naam voor het draakje. Hij noemt hem Spuwer. Als Zane thuis is laat hij het draakje zien aan zijn moeder. Zijn moeder vindt het draakje ook heel schattig en Zane mag hem houden. De honden en het draakje worden de beste vrienden. Zo hebben de jongens er weer een vriendje bij. De volgende dag laat het draakje een geheime schuilplaats zien aan de jongens. Ze zeggen tegen hun ouders dat ze gaan kamperen in het bos met de honden en het draakje. Het draakje maakt een vuurtje in de grot en gaat dan lekker slapen. De jongens praten nog een hele tijd door. In de ochtend als de jongens wakker worden knabbelt het draakje aan een stuk hout. Als de jongens gaan wandelen met hun honden en het draakje, komen ze bij een meer uit waar ze water halen. Ze gaan weer naar huis toe om daar te lunchen want dieren doden in het bos is verboden behalve als je een vergunning hebt.