Chapter 42
Ik vlieg op Delphine af. Ze probeert me van zich af te duwen, maar ik ben sterker. 'Dacht je werkelijk dat je hiermee weg zou komen?' vraag ik haar. 'Je begrijpt het niet, Arwen!' Ik sla haar in haar gezicht. 'Oh ja? Je bent wel erg ongeduldig!' Ik sla haar nog eens. Ze duwt me van zich af. Ze klimt op me. Ik krijg een paar flinke klappen in mijn gezicht. 'Houd op met vechten!' hoor ik Esbern roepen. Delphine wordt van me afgetrokken. Dit is nog niet voorbij. Ik wil weer op haar afvliegen maar wordt tegengehouden. Wild begin ik te spartelen om los te komen. 'Fus! Yol' 'Arwen, kalmeer alsjeblieft!' Wie houdt me vast? 'Laat me los, nu meteen!' Ik word tegen de grond aan gedrukt. Ik wil opstaan, maar iemand houdt me tegen. 'Arwen, luister naar me! Ik ben het, Vaerel.' Jachtig haal ik adem. 'Yol!' weer een reeks vlammen die mijn mond verlaten. 'Arwen, doe rustig. Esbern, breng Delphine hier weg.' 'Ben al onderweg. Delphine, kom mee!' Ik probeer weer op te staan. 'Laat me los!' 'Nee, jij blijft hier. Je kunt vuur spuwen zoveel je wilt, ik laat je niet opstaan voordat je gekalmeerd ben.' 'IK BEN KALM!' schreeuw ik hem toe. Iets warms loopt over mijn gezicht. Is het bloed? Kan me niet schelen. 'Je bent zo kalm als een Nord die op jacht is,' zegt Bokul. 'Arwen, probeer te kalmeren. Ze is weg, Paarthurnax is weer veilig.' 'Kalmeer, Dovahkiin,' zegt Paarthurnax. 'Kaan Drem Ov!' Ik zie een wit licht verschijnen. Langzaam kalmeer ik. Ik hijg uit. Ik voel me opeens zo kalm. Hoe kan dit? Vaerel laat me los. 'Arwen?' Langzaam sta ik op. Ik voel me aangenaam warm van binnen. Ik kijk hem aan. Hij zucht. 'Gelukkig, je bent weer bij je positieven. Nou ja, je bent kalm.' Hij haalt een zakdoek tevoorschijn, en veegt het bloed van mijn gezicht. 'Ze heeft je flink te pakken gehad. Jij haar ook trouwens.' Ik draai me om. Ik kijk naar Paarthurnax. Hij is opgestaan. 'Het spijt me,' zeg ik, nauwelijks hoorbaar. Hij schudt zijn hoofd. 'Nee, dit is niet jouw schuld.' 'Ik had ze niet hier moeten brengen. Dan was dit nooit gebeurd. Ik heb u verraden.' 'Je hebt meester Paarthurnax niet verraden,' zegt Arngeir. 'Die Blades zijn niet te vertrouwen. Het zijn barbaren, schoften. Ze hebben nergens respect voor. Jij hebt juist Paarthurnax gered.' Ik zucht. 'Maar, ik snap het niet. Meester, u bent een draak. En zij is maar een sterveling. Hoe kan het dat ze u zo heeft kunnen toetakelen?' Paarthurnax zucht. 'Ik heb niet terug gevochten.' Verbaasd kijk ik hem aan. 'Wat? Waarom niet? U had daar alle recht toe. Ze had u kunnen vermoorden.' Paarthurnax klimt op zijn rots. 'Die kans zat erin. Maar ik weet ook wat er zou kunnen gebeuren als ik zou aanvallen. Ik wilde haar geen excuus geven. Ik wilde haar niet het idee geven dat ik slechte bedoelingen had. Helaas heeft ze haar oordeel al geveld. En dat zal ik niet meer kunnen veranderen.' 'Ik zal ervoor zorgen, dat ze zal boeten voor wat ze heeft gedaan!' zeg ik vastbesloten. 'Misschien. Maar onthoud dit, jonge Dovahkiin. Niks is zo moeilijk, als de mening van mensen veranderen. Wij draken hebben onze stempel gedrukt op Tamriel. Je kunt het haar en anderen niet kwalijk nemen, dat ze mij en andere draken verachten.' Ik voel een hand op mijn schouder. Het is Arngeir. 'Dat klopt, Arwen. Het is niet aan jou om te bepalen wat men van iets vindt. Als Dragonborn is het jouw taak om evenwicht te brengen in de wereld. En ja, het is onterecht. En het doet soms pijn. Maar het is geen zaak waar jij je zorgen om hoeft te maken.'
Ik lig in bed, naar het plafond te staren. De rest slaapt al. Het is niet eerlijk. Paarthurnax heeft niks gedaan. Hij heeft me zo geholpen. Delphine zal boeten voor wat ze heeft gedaan! Dat is zeker. Ik haal mijn amulet van Hermeus Mora tevoorschijn. Ik bekijk het. 'Wat vind jij ervan? Moet ze boeten voor haar daden, of moet ik naar Arngeir luisteren, en ze met rust laten?' Ik glijd met mijn vinger even over het embleem. 'Het is waarschijnlijk niet wijs van me, om jou om hulp te vragen. Maar waarom ook niet? Jij bezit zoveel kennis. Je zult vast ook wel het een en ander weten over Alduin.' Ik stop het amulet weer weg. Niemand hoeft te weten dat ik dit amulet heb. Ik stap uit bed. Het is tijd om contact te zoeken met een oude vriend. Ik begin me om te kleden. Ik pak mijn spullen. Zal ik een briefje schrijven? Nee, het is beter dat ze niet weten wat ik van plan ben. Ik loop naar het bed van Vaerel toe. Hij ligt te slapen. Ik ga voorzichtig op de rand van het bed zitten. 'Ik wil je niet achter laten, maar er is iets wat ik moet doen. Ik hoop dat je er ooit begrip voor zult hebben.' Ik sta weer op, en verlaat de kamer. Ik kijk of ik geen Greybeards zie. Ik zie niemand. Ik open de poort, en glip naar buiten. Het is pikkedonker, op twee fakkels na. Ik haal even diep adem. Ik pak mijn amulet weer, en bekijk het even. Het is tijd om te doen, wat gedaan moet worden. Alduin kan nog even wachten. Er zijn nu belangrijkere zaken. Ik hang het amulet om, en begin naar beneden te lopen, de duisternis in.
Er zijn nog geen reacties.