Foto bij 17.1: Liefde of niet?

Het is pas laat als iemand me op komt zoeken. Mijn oogleden zijn gezwollen en erg pijnlijk van al het wenen. Mijn lichaam is verbrand van de zon en nu verkleumd van de kou door de vochtige avond en stille regen. In ieder geval huilde ik dan niet alleen. Voor heel even geloofde ik in God, maar zelfs hij zou me dit niet aandoen. Het roodharige meisje neemt me met de grootste zorg op.
"Het spijt me zo erg Louis." Rune haar stem klinkt oprecht en berouwvol, maar ik voel niks behalve mijn hart dat leeg aanvoelt en schreeuwt naar Harry's gezelschap. "Mijn broer is een klootzak. Hij ziet je te graag en duwt je daarom van hem af, de idioot." Ik wil antwoorden, maar meer dan een snik komt niet over mijn lippen.
"De- ring." Even fronst ze waarna ze terug stevig doorwandelt.
"Houd hem maar. Harry zal wel bijdraaien, hopelijk. Ik kan dit niet inschatten, sorry lieverd." Ik knik en bijt op mijn kapotte onderlip. Ineens mis ik mijn moeder gewoon verschrikkelijk veel. Het gevoel overvalt me, net als de pijn van een gebroken hart. Het is bijna ondraagbaar. Ik wil haar troost en comfort, maar ze is er niet doordat ik voor een arrogante ontrouwe vampier heb gekozen. Mijn lichaam begint opnieuw te trillen door de snikken uit mijn mond als Rune me binnendraagt. Hij heeft alles van me afgenomen, alles. En in plaats van het draagbaar te maken vernielt hij mijn hart ook nog eens. Dat was het enige wat ik nog had. Misschien maakt dit het leven later wel makkelijker. Maar wat is het leven zonder je geliefde? Ik klem me stevig aan Rune vast als ze me in de badkuip in haar eigen kamer zet – vermoed ik, en met een kruik lauw water over mijn huid giet. Ik krimp ineen. De koude gaat weg, maar mijn verbrande huid vindt het maar niks, het brandt. Mijn tanden beginnen op elkaar te klapperen doordat mijn lichaam zo verward is als iets. Erg voorzichtig maakt ze ook mijn haar nat. Lucius komt binnen en knielt langs het bad neer.
"Je bent sterker als hem Louis, kop op maat." Ik schud mijn hoofd enkel, zwak totdat Rune iets tegen hem zegt dat ik niet meer hoor, op dat moment proef ik nog net iets zout en valt mijn bewustzijn in een klap weg.
Mijn keel is schor en doet erg veel pijn als ik mijn ogen terug open. Mijn kamer is verlaten een in de verte hoor ik uitgelaten vogeltjes fluiten, maar zelfs dat vrolijke geluid kan mijn leed niet verzachten. Het maakt me alleen maar pissig en jaloers op hun mooie leven. Ik draai me om en ontmoet een schotel vol met fantastisch lekkere boterhammen, maar ik heb geen honger. De enige waar ik naar verlang, is keizer Harry Edward Styles. Mijn lichaam is verrassend proper, en ik heb zelfs andere kleding aan. Heeft Rune me...naakt gezien? Ik slik pijnlijk bij die gedachte en kruip dieper onder de lakens. In het hoofdkussen naast me zit nog een lichte geur van Harry. Verlangend sta ik het mezelf toe dat ik er even aan ruik. Meteen begint mijn hart wild te bonken, maar het krimpt al snel ineen als het beseft dat die persoon er niet meer voor me is. Vloekend door wat ik mezelf heb aangedaan prikken de tranen in mijn ogen. Ik voel niets meer behalve de leegte op de plaats van mijn hart. De energie om uit bed te komen heb ik niet, net zoals de anderen me met rust lijken te laten. Een beetje gezelschap zou ondanks mijn toestand wel fijn zijn. Dan ben ik tenminste niet alleen met mijn gedeprimeerde gedachten. Ik voel me nutteloos en vies door de overweldigende gevoelens, en besluit dan ook dat mijn ogen toe doen het beste is voor nu.
“Je hebt wat?” Een hese stem sist woedend naar een persoon toe, maar ik ben nog aan het slapen, ik neem het enkel waar.
“Ik heb hem een traan gegeven ja. Die jongen was er kapot van! Hij eet niet, hij drinkt niet, hij komt zijn bed niet uit. Hij had die rust nodig.”
“Zonder mijn toestemming? Wat denk j-“
“Ik denk, dat de arrogante persoon die het zichzelf makkelijk wou maken, zonder daarbij aan anderen te denken, hierin niets te zeggen heeft. Je hebt hem gebroken Harry, gebroken!” Zonder dat ik het wil neemt mijn lichaam me terug mee in diepe slaap waarin ik niks meer hoor, zie, of voel.
Ik mis hem. Ik mis zijn hese, diepe stem die zo rauw is als hij me vol lust aankijkt. De manier waarop hij bezitterig over met zijn handen over mijn zij gleed en zijn luxueuze krullen tussen mijn handen gleden. Hoe hij me ’s nachts vast hield. Stevig, veilig, liefdevol. Alsof niemand aan me mocht komen. De wereld is me niks meer waard zonder mijn geliefde Harry aan mijn zijde. Die emerald ogen die me zo konden aankijken alsof ik de enigste voor hem was; dat was ik dus overduidelijk niet. Hij geeft niets om me. Hij geeft er niet om dat bij elke ademhaling mijn hart snakt naar Harry, maar het teleurgesteld terug in elkaar krimpt. Terwijl ik sliep, was zijn naam degene waar ik om riep, degene waar ik aan dacht. Buiten regent het nog steeds, iets wat uitzonderlijk is voor de zomer. De hemel deelt zijn gevoelens met me. Misschien ben ik wel degene die het doet, ik zou het niet weten, niet dat dat me uitmaakt. Niets maakt me meer uit. Ik kan niet meer denken, niet meer reageren zonder aan hem te denken. Hoe ben ik in zo’n korte tijd zo verslaafd aan hem geraakt? Omdat hij mijn reddende engel was, en ik de zijne. En dat weten we allebei dondersgoed, maar we negeren het. Alsof ik geen engel was, maar een demon. Alsof hij geen hart had, maar enkel duisternis. Hij zei dat hij me niet alleen zou laten. Hij heeft het godverdomme beloofd. Hij zou mijn laatste liefde zijn. Misschien is hij dat ook wel. Misschien verdien ik geen liefde meer na dit, na alles, en blijft hij mijn laatste ware, voor altijd. Het is erg, hoe ik naar hem verlang, terwijl we nooit samen waren in de eerste plaats. Hoe mijn hart gebroken is, door de enige die het kan maken.
‘Louis, sta op’. Ik frons, waar komt dat vandaan? Angstig ga ik rechtop zitten en steek ik een kaars aan. Ben ik nu gek aan het worden of wat? Het zal het gebrek aan eten wel zijn.
‘Vertrouw me Louis, sta op. Ik wil je helpen.’ Wat is dit nu weer. Dit kan echt niet! Mijn vermoeidheid en mentale onevenwichtigheid zal dit wel veroorzaakt hebben, het kan niet anders… ‘Het wordt echt tijd Louis… Je verzint dit niet.’ Ik zucht en merk dat het buiten nog donker is en het regent. Fijn, nu heb ik al terug een idee van de tijd. Traag hees ik me uit mijn bed en loop zonder maar enige moeite te doen om schoenen of andere kledingstukken aan te doen. Verdoofd laat ik me leiden door de stem. Ik moet naar buiten. Naar buiten. De regen kalmeert mijn gemoederen terwijl ik voorzichtig maar zeker doorstap. ‘Nu naar links.’ Op een of andere manier doe ik toch wat de stem zegt, ondanks dat ik het niet vertrouw. Ik voel de koude regendruppels langs mijn rug glijden en kan er alleen maar van genieten terwijl ik verder wandel. Het lijkt de pijn te verlichten, net als het gevoel van de warme aarde tussen mijn voeten. Ik vraag me af waar ik naar toe ga, niet dat een van die klootzakken uit het kasteel daar om geeft. Voor de meeste zou ik zo goed als dood kunnen vallen. Ik weet niet wat Harry denkt, maar het zou alles wel makkelijker maken. Harry, met zijn weelderige krullen en bosgroene ogen. Een stevig gestalte dat impressie opwekt, zijn roze lippen en hese stem verergeren dat effect alleen maar. 'Louis, let op.' Ik zucht en door wat ze zegt, ik denk toch dat het een vrouwelijke stem is. 'We zijn er over tien passen. Onder de grote eikenboom.' Ik ga op exact die plaats staan en merk hoe kwetsbaar ik me ineens voel. De kracht van de plaats onder me is duidelijk voelbaar, het wekt mijn nieuwsgierigheid op. Dit heeft niks te maken met vampiers, eerder met wicca’s en hun verbondenheid met de natuur.
"Wat is het?" Ongeduldig draai ik een rondje. Ik begin het verdacht koud te krijgen, maar die stem reageert niet meer. Ik begin te vloeken voor mijn stomheid, ik ben echt gek aan het worden. Harry zou geweten hebben wat dit was, maar hij is er niet. Ik spits mijn oren als ik bladeren hoor ritselen en zoek snel naar een spreuk in mijn hoofd die ik zou kunnen gebruiken tegen elke mogelijke tegenstander. Ik hoor gevloek als in een oog blink de persoon voor me staat. Het is Harry. Zijn torso beweegt nauwelijks van de ‘kleine’ onmenselijke inspanning. Zijn huid is onnatuurlijk bleek in het maanlicht terwijl er donkere kringen onder zijn ogen staan en zijn haar levenloos langs zijn gezicht hangt. Hij ziet er slecht uit. Ik voel me even slecht. Bewegen is geen mogelijkheid. Mijn mond gaat wel open, er komt echter geen geluid uit, niets. Ik wil wel. God, ik wil zo graag met hem praten, maar de haat begint vanboven in mijn borstkas op te borrelen. Deze keer beslissen mijn hersenen in plaats van mijn domme arme hart. Harry zegt niets en kijkt enkel geschokt naar de plaats waar ik sta.
“Ga terug naar binnen Louis.” Hij herstelt zichzelf snel, maar kijkt me niet meer aan. Ik reageer echter niet en blijft koppig staan. De stem zal wel terugkomen en zeggen wat ik moet doen. Dat moet. “Louis, nu voordat ik ervoor zorg dat je dat doet!” Ik frons niet eens terwijl Harry dat wel doet. Zijn gefrustreerde blik zorgt ervoor dat hij er nog vermoeider uit zag als hij al was.
“Jij hebt me helemaal niets te zeggen, keizer!” Ik hoor hem vloeken en voel meteen een paar armen zich rond me heen slaan. Mijn adem stokt regelrecht in mijn keel bij deze zachte aanraking, maar wat ik niet meer voel is hoe hij me veel te snel over zijn schouder heen gooit en me op die manier terug wandelt. ”Harry, stop ermee!” Ik gebruik mijn vuisten om op zijn rug te slaan, te lui om aan magie te doen. Ondanks wat hij mij heeft aangedaan, wil ik hem geen pijn doen. Hij ziet er al erg genoeg uit, ondanks dat je iemand als Harry nooit lelijk kan noemen. Harry negeert me en wandelt stevig door. Ik zucht en laat hem dan maar doen, als hij het beter weet. Zonder twijfel wandelt Harry recht door de hal naar boven, naar mijn kamer.
“Zorg ervoor dat ik je niet moet opsluiten Louis.” Ik grom naar hem en kruis arrogant mijn armen, wat denkt hij wel.
“Dat doe je sowieso al.” Ik bijt het hem toe en kijk hem dan boos aan, waar wacht hij nog op? Het is niet dat hij er nu van genoot om bij me in bed te liggen, anders had hij me dit niet aangedaan. “Waar wacht je nog op? Ik heb je alles gegeven; ik ben hier, weg van mijn familie, je krijgt mijn bloed, mijn magie; mijn hart is gebroken, en nu bepaal je ook nog waar ik ga en sta! Rot toch op Harry!” Even zie ik in het donker een flits van emoties over zijn gezicht trekken, maar het houdt al snel op als hij zich omdraait en erg netjes de deur sluit. Ik sla een trillerige zucht en grijp naar mijn haar, wat doe ik toch, wat doe ik toch…?

Koud en bitter is zijn pijn, voor de persoon die niet is wie hij wil zijn.
Zelf verzonnen net, maar het past wel. Wie is Team Louis?

Reageer (1)

  • Amica

    Ik ben niet teamLouis of teamHarry, teamLarry ftw.

    8 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen