Hoofdstuk 1: de weg naar vrijheid
Het stond zwart op wit geschreven. Ik rende de trap op. Het was nog niet te laat ik voelde het. Mijn ademhaling ging omhoog. Er kwamen steken in mijn zij op zetten. Gedreven als een machine bleef ik doorgaan. Ik moest doorgaan. Er was geen andere optie. Niemand kon me stoppen. Ik zag zijn schoenen bij de rand. De zwarte nikes waren echt van hem. Dat kon niet anders. Ik zag dat de deur volledig open stond. Ik rende harder de laatste treden van de trap op. Ik stond nu op het dak. Hij stond daar op de rand. Klaar om te springen. Zeker van zijn keuze. Vanaf beneden hoorde ik geschreeuw. Het kwam van een megafoon. ‘Niet springen!’ Je zou er spontaan van gaan springen, eerlijk. Ik liep naar hem toe. Op een meter afstand van elkaar stopte ik. ‘Ga van de rand af!’ Het geschreeuw van beneden gaf me geen moed. Langzaam stapte ik naar hem toe. Abrupt stopte ik. ‘Daniël!’ We bevinden ons op 2 hoog en het zou dodelijk zijn als je verkeerd valt voor ons beide. Ik voelde mijn hart nog steeds te keer gaan in mijn borstkas en ook mijn ademhaling moest weer normaal worden. ‘Daniël!’ Hij reageerde niet. Moest ik nog dichter bij de rand komen? Ik keek even om me heem. Vanaf beneden werd er nog steeds geschreeuwd dat hij weg moest bij de rand. Mijn stem klonk nog zo kalm. Beneden begon een vrouw in paniek te schreeuwen. Het was hier onverstaanbaar wat ze te zeggen had en het leek Daniël weinig te kunnen schelen wat de vrouw wilde zeggen. Iets wat ik me kon voorstellen. Hij draaide zijn hoofd. Zijn kalme ogen keken me aan. ‘Roos ga weg.’ Ik keek hem gekwetst aan. Dat hielp volgens iemand op een forum. Toen zei ik op een krachtige toon ‘Nee.’ Hij begreep mijn verzet duidelijk niet. Hij draaide zich weer om. Ik keek naar zijn armen. Hij had een witte blouse aan maar bij zijn armen was het niet wit. Er zaten vegen op zijn rug en zijn mouwen waren rood. Er vielen steeds druppels af. De druppels creëerde een plas op de rand van het gebouw. Ik weet niet precies wat dit gebouw moest voorstellen maar hij was niet suïcidale mensen proef. Dat was overduidelijk. Het was niet moeilijk geweest om boven te komen. Iets wat wel zo moest zijn. Ik kijk even weg van de confronterende scene die zich voor me af speelde. Ik keek weer terug. Daniël bewoog zijn arm. ‘Weetje ik ben het leven niet waardig Roos. Ik ben heel lang geleden kapot gegaan. Je kan me niet meer maken.’ Hij stopte met praten en stapte van de rand af. Hij draaide zich om naar mij. Zijn hele blouse had rode vegen en zwarte strepen die er niet in hoorde. Hij bleef me doordringend aankijken. Hij leek te kalm om iets te ondernemen. Ik hoopte diep van binnen dat het alleen een dreiging zou zijn. Ik sla mijn armen om hem heen en heel kort geven we elkaar een knuffel. Nu was ik ook helemaal rood van zijn bloed. Een scherpe ijzerachtige geur kwam uit zijn kleding. ‘Ik ben zo kapot dat ik niet meer ta maken ben Roos. Je hebt het geprobeerd en je was heel goed bezig maar je kan het niet. Niemand kan het. Je kan een kapot iemand niet maken. Dat is een leugen die iedereen verteld. Ik ben een engel, laat mij terug gaan naar God. Ik heb heimwee echt waar. Ik ben niet gevaarlijk voor anderen maar wel voor mezelf als ik niet terug mag naar waar ik vandaan kom. Ik ben zo bang dat je me niet begrijpt.’ Ik begreep hem inderdaad niet helemaal. Hij geloofde niet. Ik deed dat wel maar niet heel groots. ‘Zeg dat nou niet.’ Smeek ik hem. Ik wist dat het niet ging helpen. Dit was het dan. Het einde.
‘Alsjeblieft sterf met me, ik ben zo bang dat er niks is en ik ben bang om alleen te zijn. Zo bang Roos. Alsjeblieft ga mee terug naar waar we vandaan komen. Het is beter voor ons allebei.’ Zijn stem trilde een beetje bij de laatste zin. Hij smeekte me. Ik kon eigenlijk niet weigeren. ‘Zullen we anders niet sterven?’ Ik hoopte nog even op het antwoord dat ik wilde horen. ‘Nee. Ik moet dood. Dat is de cyclus van het leven.’ Hij klonk nu erg zeker van zijn zaak en het trillen was niet meer te horen. Ik keek angstig in zijn richting. ‘Ga allebei weg bij de rand!’ De agent had eindelijk door dat ik daar ook was. Daniël had een mes in zijn zak. Ik zag de lemmet uitsteken. ‘Er komen mensen boven!’ Schreeuwde de agent vanaf beneden door de megafoon. Ik keek naar beneden. Het was erg ver. Het was te ver naar beneden. Hoe kon hij dit doen? Ik hoorde gestommel op de trap. Er kwamen 2 agenten de trap op gelopen. Op de voet gevolgd door 2 ambulance broeders. Daniël pakte het mes uit zijn zak. Zonder te vragen waarom pakte ik het aan. Ik haalde het mes langs mijn pols. Warm bloed ging langs mijn pols. De agenten renden richting de rand waar we stonden. ‘ga weg bij de rand en kom hier. Er is nog zo veel om voor te leven.’ Ze klonken overtuigend voor mij. Ik pakte Daniëls hand en deed een kleine stap terug. Ik kneep hem in zijn hand. Dit zo het worden. Hij deed ook een stapje terug. Toen kneep ik weer en samen sprongen we van de rand. Even ging het door mijn hoofd dat dit de slechtste keuze ooit was. Vervolgens had ik het gevoel dat we vlogen. Ik begon allegri misere te zingen in onze val. We waren gedoemd.
Er zijn nog geen reacties.