Foto bij Nachtelijke geheimen

Misschien kennen jullie Davidsfonds (?) Daarvoor had ik voor het thema "Verschillend en toch gelijk" het volgende verhaal verzonnen...

Vermoeid ging ik op bed liggen. Ik had net een zware dag achter de rug. Daarin ben ik hetzelfde als alle andere mensen: wij zijn lui. Maar toch ben ik verschillend, heel verschillend van de andere mensen. Ik ben…, laten we zeggen dat ik niet echt een mens ben, oké? Dat bespaart me een hele uitleg. Ik trek het deken over me heen en val even later in slaap.

Midden in de nacht werd ik wakker. Er klopte iets niet, ik voelde het. Mijn oren jeukten verschrikkelijk, maar ik kon mijn lichaam niet bewegen. Opeens zag ik in mijn ooghoeken iets bewegen. Met een ruk tilde ik mijn hoofd op en keek in de spiegel. Wat ik daar zag, deed mijn adem stokken. Uit mijn oren groeiden twee vleermuisachtige vleugels! Dat was nog niet het ergste: mijn hoofd vloog, met alle ingewanden er nog aan! Een golf van misselijkheid trok door mij heen en ik zag mijn maag verkrampen. Toen dacht ik opeens: ‘Cool…’ Ik sloeg harder met mijn vleugels waardoor ik echt kon vliegen! ‘Oké,’ dacht ik, ‘eens zien wat ik kan…’ Ik vloog door het openstaande raam mijn kamer uit.

Net buiten het licht van de straatlantarens vloog ik een bos in. ‘Goed om mijn vliegkunsten te testen’, dacht ik, maar al snel zag ik een boom op mij afkomen. Op het nippertje kon ik hem ontwijken, maar ik botste toen toch nog tegen een andere boom. “Auw, wie heeft die boom hier neer gezet?” riep ik boos. Dan keek ik even naar beneden om te zien of al mijn organen nog intact waren. Gelukkig was dat het geval en steeg ik weer op.

Na nog enkele botsingen te hebben doorstaan, werd ik opeens verblind door een wit licht. “Necronomicon!” hoorde ik iemand roepen en ik zag nog een wegvluchtende gedaante. Volgens mij was dat de boswachter… Maar wacht eens, noemde hij mij een necri… necromona… Necronomicon? Als het kon hief ik mijn schouders op, maar die liggen nog in mijn bed. Door de nacht schalde plotseling een vreselijk eng geluid. En daar kwam de gedaante terwijl hij riep: “Oehoe, oehoe!” Snel begon ik met mijn oorvleugels te klappen, maar te laat. De uil had mij gezien en kwam op mij af!

Angstig probeerde ik de uil te ontwijken, maar het onvermijdelijke gebeurde: we botsten volop tegen elkaar op. Samen vielen we op de grond. Verdwaasd opende ik mijn ogen en zag mijn maag nog geen meter verderop liggen. “Oehoe?” zei de uil en hij keek hebberig naar mijn maag. “Waag het”, siste ik hem dreigend toe, maar natuurlijk verstond hij me niet. Snel stond hij op zijn poten en waggelde naar mijn maag toe. Ik klapperde met mijn vleugels en kwam bij mijn maag aan als de uil er mee weg wou vliegen. Terwijl de uil zijn klauwen in het andere uiteinde had gezet, greep ik mijn kant vast met mijn tanden. “Laat los… laat los, zeg ik je!” grom ik, maar daardoor los ik mijn greep op mijn maag en gaat de uil er mee vandoor. “Hé, mijn biefstuk met frieten!” roep ik boos en zette de achtervolging in.

Tijdens de achtervolging was ik (zonder dat ik dat wist) lager gaan vliegen. “Piep… piep…piep…”, klonk er plots voor mij en voor ik het wist, was ik voor de zoveelste keer gebotst. De fietser keek me angstig aan en fietste ervandoor met mijn lever. “Hé, dit kun je toch niet menen!” riep ik gefrustreerd. Toch ging ik achter de fietser aan, aangezien mijn lever belangrijker was dan mijn maag.

“Piep, piep, piep”, klonk er door de straten. Met een krachtinspanning wist ik de fietser in te halen. Ik ging vlak voor hem vliegen en riep hard: “Boe!” Blijkbaar was dat de druppel voor de fietser en hij viel bewusteloos neer. Ik nam mijn lever terug en ging op zoek naar de uil.

Ik vloog het bos in, in de hoop dat ik die uil tegenkwam. En ja hoor, wie zag ik daar vliegen? De uil! Meteen startte ik de achtervolging. De uil had mij echter ook opgemerkt en het werd een race. “Asociaal type, geef me mijn maag terug!” riep ik hem toe, maar volgens mij negeerde hij mij. Opeens begon de horizon langzaamaan rood te kleuren en geschrokken hield ik halt. ‘De zon komt op’, schiet er door me heen en een vreemde angst maakte zich meester van mij. Als ik niet op tijd thuis ben, ben ik dood!

Ik draaide mij om en begon als een bezetene terug naar huis te vliegen. Om mij heen zag ik de wereld langzaam baden in het licht, terwijl ik juist de duisternis achterna vloog. Mijn ingewanden begonnen pijn te doen door het licht en ik vloog nog sneller dan eerst. Opeens zag ik mijn huis opdoemen en net voordat de eerste zonnestraal mij raakte, had ik mijn ingewanden terug in mijn lichaam gestopt en mijn hoofd er op bevestigd.


Met een schok zat ik overeind in mijn bed. Wat was dat voor een rare droom? Snel tastte ik met mijn handen over mijn lichaam en zuchtte opgelucht. “Het was maar een droom”, mompelde ik tegen mezelf. Maar waarom rammelde mijn maag dan niet, zoals elke ochtend? Misschien was het toch geen droom…

Reageer (1)

  • grootmoe

    Was dat voor een wedstrijd of zo, Almilla? 55 jaar geleden heb ik zo eens meegedaan met als onderwerp "de wereld is aan de durvers" met mijn school en..' Gewonnen. Dus als het een wedstrijd was hoop ik dat je wint. Al vermoed ik dat ze daar bij het Davidsfonds eerder iets verwachtten over diversiteit onder de mensen. Maar ik vind jouw verhaal in elk geval super!!!

    9 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen