Hoofdstuk 2. Introductie
Speelt op 17 Oktober
"Step!" Fluisterend roep ik - Kan dat? Roepend fluisteren? Blijkbaar wel, want hij kijkt om en gebaart ongeduldig naar me.
"Wat?" Hij zegt het geluidloos, vormt de woorden met zijn mond, typisch.
"Ga terug naar Joni."
"Wat?"
"Ga terug naar Joni!"
"Wat zeg je in hemelsnaam?"
"Joni, ga terug naar haar. Joni!"
"Praat zachter, straks hoort iedereen je. Waar is Tim?"
"Bij Joni. Ga naar ze toe! Naar Joni!"
"Zachter, wat zei je?"
"GA. NAAR. JONI. TOE."
De lichten van het verlaten industrieterrein flikkeren aan als een bewegingssensor die afgestemd is op geluid. Het onthult de gebouwen die voorheen donkere silhouetten waren en haalt de paranormale griezeligheidsfactor weg en vervangt hem door doodsangst. We zijn ontdekt.
Als in de cliché films waar je altijd over leest, begint er ergens een rood alarm te draaien die zich laat weerkaatsen door de grote glazen ruiten van enkele gebouwen. Ongetwijfeld zijn die gebouwen niet praktisch gebouwd (de ramen staan naar het zuiden en hebben zodoende geen enkel straaltje zon), maar probeerden de architecten de air van hip te geven. Natuurlijk zijn ze hier hopeloos in gefaald en zorgen ze nu alleen maar voor schrijnende ogen, aangezien de rode lampen recht in mijn blikveld glijden. "TANZI." Schreeuwt Steph geërgerd. Hij is niet eens boos, enkel gefrustreerd, zoals hij altijd is. De enige reden waarom hij nu ook harder praat, is omdat hij overgenomen is door zinloze ergernis.
Joni en Tim komen aangesprongen over de donkere daken in de verte. Hun kloppende voetstappen op de vreemde zeilstof zijn niet meer gematigd, nu er geen baat meer bij is om zachtjes te doen.
"Wat is er aan de hand, jongens?" Schreeuwt Joni ons toe voor het duo gearriveerd is, waardoor we haar nauwelijks verstaan. Edoch, ik neem geen acht van haar en richt me tot Stephan. "Als jij verdomme in positie was gebleven, was dit nooit gebeurt!"
Machteloos steekt hij zijn armen in de lucht. "Dat was wéér te overmoedig geweest! Dan stond je in je eentje in het midden van het nest. Dat doen we niet nóg een keer."
"Jij volslagen idioot die je bent. Zie je niet het alarmspoor dat daar loopt? Ik was nooit een doelwit geweest. Daarom, moest je dáárheen." Uit frustratie trap ik richting de kant waar Joni en Tim net vandaan komen. "Waarom de-"
De jongen krijgt geen tijd om zijn zin af te maken, want op dat moment klinkt het denderende geluid van een heel bataljon recht in het gebouw waar we op staan, waardoor het plafond trilt. Ik zou zweren dat het hele gebouw schudt in zijn fundamenten en dat zou gegrond zijn. De bende die het terrein op rent, is niet klein, of bescheiden.
Wel rennen ze in de richting waar ik het over had.
"Zie je dat?! Wanneer hou je je kop eens als ik een plan maak!" Stephan blijft een beetje verdwaast staan, alsof hij niet begrijpt dat ik gelijk heb. De mannen volgen een bepaalde route die hen rechtstreeks voert naar de plek met het meeste risico - een stuk verderop.
Zoals ik zei.
Stephan is een idioot.
"Jongens! Bekken dicht! Kijk eens waar we zijn, stelletje randdebielen!"
Grappig, Joni scheldt eigenlijk nooit.
Een mechanische stem ergens rechts van ons krijst dat er indringers zijn en al gauw duiken we van kogels weg, met de hoop om heel van het terrein af te komen.
Er zijn nog geen reacties.