Foto bij Chapter 30

plaatje is Vaerel

Ik word wakker van de zon die in mijn ogen schijnt. Langzaam draai ik me om, weg van het licht. Naast me ligt Vaerel te slapen. Hij ligt op zijn rug. Ik kruip naar hem toe, en bekijk zijn borst. Aan het verband te zien, bloedt de wond niet meer. Hij kreunt even, en opent zijn ogen. Hij kijkt me aan, en glimlacht. 'Goedemorgen,' zegt hij. Ik druk een kus op zijn voorhoofd. 'Goedemorgen. Lekker geslapen?' Hij knikt. 'Ja, best wel. Heeft ze me een slaapmiddel gegeven?' Ik knik. 'Ja, en zo te zien heeft het gewerkt. Hoe laat is het?' Ik haal mijn schouders op. 'Niet zo laat. Ik ben ook pas wakker.' We kijken elkaar aan. 'Waar is Farkas?' Ik zucht. 'Farkas is terug naar Whiterun. Hij vond je te grote concurrentie, en heeft dus besloten dat het niet gaat werken tussen ons.' Vaerel zucht. 'Het spijt me, Arwen. Dit was allemaal niet mijn bedoeling.' 'Het is niet jouw schuld. Ik...Het bewijst eigenlijk hoeveel hij voor me over heeft. En dat houdt dus in, dat zodra er iemand anders is, we de boot afhouden. Oké dan. Dan weet ik dat ook weer.' Vaerel schudt zijn hoofd. 'Ik denk niet dat dat erachter zit. Misschien is hij gewoon erg onzeker. Misschien denkt hij dat jij mij leuker vindt, om wat voor reden dan ook. Hij wil gewoon dat je gelukkig bent.' Ik zucht, en ga zitten. 'Misschien. Ik vind het een beetje slap van hem.' Vaerel gaat voorzichtig rechter zitten. Meteen houd ik hem tegen. 'Dadelijk gaat het weer bloeden! Liggen jij.' Hij moet lachen. 'Oh nou, sorry baas. Ik wist niet dat ik nog in dienst was. Maar ik zal luisteren, geen probleem.' Ik zucht. 'Haha. Heel grappig. Je had wel dood kunnen zijn! Die mannen waren gestoord.' 'Er is wel wat meer voor nodig om mij neer te leggen. Een dolk is niet genoeg.' Hij veegt zijn haar uit zijn gezicht. Ik zucht. 'Ik vraag me af wat die mensen hier deden. Waarom vielen ze het dorp aan?' Vaerel zucht. 'De Penitus Oculatus zit hier. Hun hoofdkwartier ligt hier tegenover. Ze maken jacht op het Duistere Broederschap. En ik denk dat het Broederschap heeft besloten dat ze het niet meer pikken. Dit kan nog interessant worden. Als het Broederschap zijn zin krijgt, aanbidden we dadelijk Sithis.' Daar valt me wat in. Die man...Met de kapotte wagen. Die zei iets over Sithis. 'Ik ben een tijd terug iemand tegengekomen die iets zei over Sithis.' Vaerel kijkt me aan. 'Oh ja? Wanneer was dat?' 'Ik was op weg naar High Hrotgar, met Farkas. In de buurt van Whiterun kwamen we een man tegen met een kapotte wagen. Hij sprak in de derde persoon...Hij spoorde niet helemaal. Hij sprak over zijn moeder...' 'De nachtmoeder?' vraagt Vaerel. Ik kijk hem aan. 'De nachtmoeder? Nee, dat kan toch niet? Die zit in Cyrodill.' Vaerel haalt zijn schouders op. 'Ik weet dat hun schuilplaats is vernietigd, vlak voor de Oblivioncrisis. Hij moet met haar gevlucht zijn.' 'Maar, de Oblivioncrisis was in de vorige eeuw.' 'Dan hebben ze de nachtmoeder nog ergens anders schuilgehouden. Ik weet in ieder geval dat ze niet veel goeds voorspelt.' Ik ga weer liggen. 'Ja, dat klopt. Wel vreemd dat de Penitus Oculatus heir zit, en niet in Solitude.' 'Je ben vanuit hier zo in Solitude. Hier hebben ze meer anonimiteit.' Er wordt op de deur geklopt, en een soldaat komt binnengelopen, gevolgd door een andere man. 'Goedemorgen,' zegt de man. Ik knik alleen maar. 'Goedemorgen,' groet Vaerel. 'Mijn naam is commandant Maro. Ik ben hoofd van de Penitus Oculatus. Als ik het goed begrijp, zijn jullie degene die het Broederschap tegen hebben gehouden. Klopt dat?' Ik knik. 'Ja, dat klopt.' Commandant Maro knikt. 'Mijn dank daarvoor.' Vaerel gaat wat rechter zitten. 'Waar waren jullie eigenlijk? Er was geen soldaat te bekennen.' Maro zucht. 'Ik moest dingen regelen in verband met het bezoek van de keizer, dat binnenkort gaat plaatsvinden.'
Ik loop door het dorp. Het is geen groot dorp. Een paar huizen, en dat is het. In de verte zie ik mensen aan komen lopen. Oh jee...Het zijn de Thalmor! Ik moet me verstoppen. Ik moet Vaerel verstoppen. Snel loop ik terug naar het huis. Ik loop naar de kamer van Vaerel. Hij is een boek aan het lezen. 'Vaerel, de Thalmor komen eraan.' Hij kijkt op. 'De Thalmor? Oh jee.' Ik loop naar hem toe, en help hem uit bed. 'We moeten hier weg, en snel.' Vaerel trekt zijn kleren aan, en pakt zijn spullen. 'Van welke kant komen ze?' 'Van Solitude.' Vaerel vloekt. 'Verdomme! De ambassasde. Elenwen moet erachter zijn gekomen. We moeten maken dat we wegkomen!' Samen rennen we naar de voordeur. Ik ruk hem open, en schrik. Voor me staan de Thalmor. Vaerel pakt mijn hand vast. 'Goedemiddag,' zegt de voorste. 'Bij deze wordt u aangehouden voor diefstal en verraad. Ik verzoek u om met ons mee te gaan naar de ambassade.' Ik schud mijn hoofd. 'Nee...' antwoord ik zachtjes. De elf grinnikt. 'Ik ben bang dat u niet veel keuze heeft, juffrouw. Het bewijs is overduidelijk. De Blades zijn teruggekeerd. Dacht u werkelijk de Thalmor te slim af te zijn?' Ik slik even. 'Welk bewijs heeft u?' vraagt Vaerel. De elf kijkt hem aan. 'We hebben ooggetuigen. Enkele wachters hebben u die nacht zien ontsnappen.Er zijn documenten gestolen. En ambassadeur Elenwen heeft u goed in de gaten gehouden. Ik verzoek u nogmaals om mee te komen.' Ik kijk naar Vaerel. Hij knijpt even in mijn hand. 'Heeft u enig idee wie dit is?' vraagt Vaerel. De elf zucht. 'Is dat echt van belang?' vraagt hij. 'Ze is de Dragonborn. Degene die Alduin zal stoppen. Wilt u haar echt vastzetten? Heeft u enig idee wat voor gevolgen dat heeft?' De elf draait zich om, en overlegt met de andere. Ik kijk Vaerel aan. 'Het komt goed, vertrouw me,' fluistert hij me toe. De elf draait zich weer om. 'Dat verandert de zaak. Oké dan. U bent vrij om te gaan.' Ik slaak een zucht van opluchting, en wil weer naar binnen lopen. 'U moet echter met ons meekomen.' Meteen draai ik me weer om. Ze trekken Vaerel mee naar buiten. Wat is dit? Ik loop terug. 'Hé! Wat is dit? We waren toch vrij om te gaan?' De elf knikt. 'U wel. Hij niet. U heeft het geluk dat u de Dragonborn bent. Maar hij is nog steeds een verdachte, en moet dus in hechtenis genomen worden.' Ik schud mijn hoofd. 'Nee, niks daarvan!' De elf zucht. 'Als u het echt zo wilt spelen...' Hij schiet een spreuk op me. Ik zak meteen door mijn knieën heen. Ik kan me niet meer bewegen. Paniekerig kijk ik rond. 'Arwen! Wat hebben jullie met haar gedaan?!' 'Een verlammingsspreuk, meer niet. Zal wel zijn uitgewerkt als ze in haar cel zit. Nou juffrouw, dit doet misschien even pijn.' Ik zie een van de elven bukken. Wat is hij van plan? Hij duwt zijn vinger tegen mijn nek aan. 'Welterusten,' zegt hij. Ik voel een knik, en alles wordt zwart voor mijn ogen.

Reageer (1)

  • Kobyla

    Ah, ik ben eindelijk weer bij!
    But you're being evil. Eerst Farkas weg, dan Vaerel :'C
    Al ben ik eerlijk gezegd niet zo'n fan van Vaerel..

    9 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen