Chapter 28
Verbaasd kijk ik naar de man. Het is Farkas! Dit kun je niet menen. Wat doet hij nou weer hier? 'Farkas?' reageer ik verbaasd. Hij tilt me op, en knuffelt me. 'Arwen! Ik heb je zo gemist!' Hij zet me neer, en drukt meteen een kus op mijn lippen. 'J-ja, ik jou ook. Wat doe je hier?' 'Ik had een klus, hier in de buurt. Ik ben al lang niet meer in Solitude geweest, dus ik dacht...Wie is dat?' Hij wijst naar Vaerel. 'Dat is Vaerel. Ik heb hem ontmoet, toen ik van Riften naar Solitude reisde. Hij is mijn reisgenoot.' Farkas en Vaerel kijken elkaar aan. Kan het nog ongemakkelijker? 'Oh,' zegt Farkas. 'Vaerel, dit is...' 'Ja, ik weet wie dit is, 'antwoordt Vaerel. 'Aangenaam,' zegt hij. Farkas knikt alleen maar. Ik zucht. Is dit nou echt nodig? 'Zullen we naar de herberg gaan? Ik heb echt honger.'
We zitten aan een rond tafeltje. Het is doodstil aan onze tafel. Farkas zegt niks, en Vaerel is ook niet erg spraakzaam. Ik neem een slokje wijn. 'Dus, hoe gaat het met iedereen?' vraag ik aan Farkas. 'Goed.' Oh man, moet ik alles eruit trekken? Er komt een ober aanlopen. 'Is alles naar wens?' vraagt hij. Ik knik. 'Ja, hoor. Zou ik misschien nog wat brood mogen?' De ober knikt, en loopt weg. Ik zucht. Vaerel staat op. 'Excuseer, ik ben even naar het toilet.' Hij loopt weg. 'Dus, waarom volgt hij je?' vraagt Farkas. Ik zucht. 'Ik heb je al gezegd, we reizen samen. Hij moest ook naar Solitude.' 'Moest zeker naar zijn vriendjes van de Thalmor.' Ik schud mijn hoofd. 'Nee, dat moest hij niet. Waarom ben je zo kortaf?' Hij slaat zijn armen over elkaar. 'Omdat ik die elf niet moet! Ze zijn allemaal hetzelfde. Je moet niet met hem omgaan, Arwen. Ze zijn nou eenmaal niet te vertrouwen.' Ik zucht. 'Farkas, ik heb hier geen zin in.' De ober komt aanlopen. 'Brood voor mevrouw,' Ik knik. 'Dank u.' De ober loopt weer weg. 'Gaat hij ook met je mee naar Markath?' Ik haal mijn schouders op. 'Dat weet ik niet. Ik ken zijn reisschema niet uit zijn hoofd. Hoe gaat het verder in Whiterun?' Hij zucht. 'Gaat wel goed. We hebben een nieuwe pup. Een Nord. Haar naam is Aurora. Ze leert best snel. Skjor is ook erg tevreden over haar. We hadden laatst bezoek van een Thalmor agent. Kwam ons allemaal rare vragen stellen. Vragen over Ysgramor. Rare elf. Wat moet hij van ons? Al die elfen zijn hetzelfde. Ook die Vaerel! Wacht maar, binnenkort komt zijn ware aard tevoorschijn. Ik zou maar oppassen, als ik jou was.' 'Denk je niet, dat ze dan allang dood was geweest?' Oh nee. Daar heb je het al. Vaerel gaat zitten, en slaat zijn armen over elkaar. 'Wat bedoel je daarmee te zeggen?!' vraagt Farkas. 'Echt waar. Als ik haar iets aan wilde doen, had ik dan meteen gedaan. Dan zat ze hier nu niet, maar lag ze ergens weg te rotten in een grot. Lijkt het je ook niet logischer? Waarom zou ik wachten tot na dit moment, als ik het ook eerder had kunnen doen.' Ik zucht. Dit was een stom idee. 'Oké, jongens. Heel interessant allemaal. Zullen we het over iets leuks hebben? Is Vignar nog eens vermist geraakt in zijn eigen slaapkamer?' Het is stil. 'Ik snap eigenlijk niet zo goed, wat ze nou eigenlijk in je ziet,' zegt Vaerel. Oh man, houd op. 'Jij bent ook niet bepaald een hoofdprijs, elf!' bijt Farkas hem toe. 'Oké jongens, dit is genoeg zo. Gaat dit serieus over mij? Want als dat zo is, dan doen we het zo. Jij bent overduidelijk een Stormcloak, en jij bent van het Keizerrijk. Ik weet het op te lossen, ik ben Hammerfell. Ik ben onafhankelijk, en bemoei me nergens mee.' 'Er hoeft niks opgelost te worden,' zegt Farkas. 'Je bent mijn meisje, einde verhaal. En daar kan hij niks aan veranderen.' 'Ik zit aan dezelfde tafel, je kunt me gewoon met "je" aanspreken,' zegt Vaerel. De ober komt naar ons toelopen. 'Wilt u misschien de rekening? Ook wil ik u vragen om het geluidsniveau wat te verlagen. We hebben klachten gekregen van andere gasten.' Ik zucht. 'Ja, doe de rekening maar. We gingen toch weg. Sorry voor de overlast.'
Met z'n drieën lopen we over het pad, richting Whiterun. Ik loop in het midden. Niemand heeft een woord gesproken. 'Nou, dat was genànt,' zeg ik. De andere twee zeggen niks. Ik zucht. Is er iets wat ik kan doen, om het minder ongemakkelijk te maken? In de verte zie ik een kind. Hij rent naar ons toe. 'Help!' roept hij. Vlak voor ons, stopt hij. 'Alstublieft, help me.' Hij hijgt uit. Ik kniel bij hem neer. 'Wat is er mis?' vraag ik hem. 'Bandieten...Vallen Dragon Bridge aan...Hulp nodig..' Ik knik. 'Oké, rustig maar. Jij blijft hier. Verstop je maar tussen die bomen. Wij zullen die bandieten wel een lesje leren, oké?' De jongen knikt.
Er zijn nog geen reacties.