Chapter 26
Langzaam wordt het rustiger. Er zijn al mensen naar bed. Ik zit nog steeds naarst Vaerel. Af en toe slaak ik een tevreden zucht. 'Zit je lekker?' vraagt hij. Ik knik. 'Ja, heerlijk.' 'Dadelijk, als de meeste naar bed zijn, moeten we maar kijken of we het kantoor van Elenwen op kunnen. Ik zie het somber in, maar we kunnen het proberen.' Ik knik. 'Ja, is prima.' 'Wil je nog wat drinken?' Ik schud mijn hoofd. 'Nee, dank je. Ik hoef niks.' Hij knikt. 'Ik ga even wat water halen. Ik ben zo terug.' Hij staat op, en loopt weg. Ik zucht. Malborn komt aanlopen, en gaat naast me lopen. 'Gaat het?' vraagt hij. Ik knik. 'Ja, het gaat prima.' 'Je bent anders erg stil,' zegt hij grinnikend. Ik haal mijn schouders op. 'Het is niks.' Vaerel komt weer aanlopen. Hij heeft twee kelken bij zich. 'Ik heb voor de zekerheid ook maar wat water voor jou meegenomen.' Hij slaat zijn arm om me heen, en neemt een slok water. Meteen vlei ik me tegen hem aan. Malborn staat op. 'Ik ga kijken of alles nog naar wens is bij de andere gasten.' Hij loopt weg. Vaerel drukt een kus in mijn haar. 'Kijkt ze weer?' fluister ik hem toe. 'Nee,' antwoordt hij. 'Ze is überhaupt niet meer op deze aarde, zo te zien.' Ik draai me om, en kijk hem aan. 'Maar, waarom kuste je me dan?' Hij streelt mijn haar. 'Waarom niet? Je bent een beeldschone jongedame.' Ik moet heftig blozen. 'Oh....Ehm...Ja. Dank je.' Ik kijk weg, naar mijn schoot.
Het is al laat, en bijna iedereen is naar bed. Elenwen vermaakt zich nog kostelijk, zo te zien. We staan op. 'Oké, nu is onze kans,' fluister ik hem toe. Hij knikt. We verlaten de zaal, en lopen de gang op. 'Haar kantoor is hier, aan de rechterkant.'
Snel blader ik door de verschillende dossiers. 'Waar zoeken we precies naar?' vraagt Vaerel. 'Documenten over de Blades. We moeten weten of die Esbern nog leeft. En anders, waar hij is opgepakt...Hebbes!' Ik haal een dossier tevoorschijn. 'Ik heb hem. We kunnen weg.' Opeens zie ik nog een dossier liggen, over Ulfric Stormcloak. Zal ik het lezen? Nee, het is nu te riskant. Ik sluit de lade. 'Kom, we moeten weg hier. Ik wil hier niet zijn als ze erachter komt.' Vaerel knikt. 'Dat is ook niet aan te raden.' We lopen snel het kantoor uit, en rennen naar de slaapkamers. 'Als iedereen naar bed is, sluipen we weg,' zegt Vaerel.
Het is pikkedonker, terwijl we de heuvel afrennen. Ik ben moe, maar we hebben het dossier. En Esbern leeft nog. In de verte kan ik Solitude al zien liggen. 'We moeten een slaapplaats vinden,' zeg ik tegen Vaerel. 'Waar heb je met Delphine afgesproken?' vraagt hij. 'Bij de stallen, vroeg in de morgen.' 'Dan lijkt het me het beste dat we in de stallen slapen. Er zal vast wel plek vrij zijn.'
Samen liggen we in het hooi. Ik lig tegen zijn warme lijf aan. 'Gaat het?' vraag ik hem. Het lijkt me niet leuk, om je eigen ras te verraden. 'Ja, het gaat prima. Ik voel me eigenlijk helemaal niet schuldig.' Ik zucht. 'Enig idee hoe laat het is?' vraagt hij. Ik schud mijn hoofd. 'Nee. Probeer maar wat te slapen. We moeten waarschijnlijk over een paar uur opstaan.' Ik sluit mijn ogen. Ik kan zijn hart horen slaan. 'Arwen?' Ik open mijn ogen weer. 'Ja?' Ik hoor hem slikken, en zuchten. 'Ik weet niet of ik dit nu moet zeggen, maar ik weet niet hoe dit allemaal gaat aflopen.' Ik kijk hem aan. 'Wat bedoel je?' Hij pakt mijn hand vast. 'Arwen,' fluistert hij. 'Ik houd van je.' Ik kijk hem even aan. 'Oh...Ehm...' Ik weet niet wat ik moet antwoorden. 'Ik voel me gevleid, Vaerel. Ik weet alleen niet...' 'Of je er wel op in kunt gaan? Dat snap ik. Er is altijd nog Farkas, waar je ook om geeft.' Verbaasd kijk ik hem aan. 'Hoe weet je dat?' 'Ik heb het een en ander gehoord, van onder andere Brynjolf. Luister, het spijt me als ik je hiermee in de war maakt. Ik weet ook dat je waarschijnlijk niet op me zit te wachten. Laten we eerlijk zijn, ik ben en blijf een Altmer. Ik heb dingen gedaan, waar ik niet trots op ben. Ik heb voor de Thalmor gewerkt.' Ik weet niet wat ik moet zeggen. Hij houdt van me. En ik houd van hem, en van Farkas. Ik ga op mijn rug liggen, en staar naar het plafond. 'Ik weet niet wat ik moet zeggen. Dat van Farkas klopt. Maar... Ik heb ook gevoelens voor jou. Ik heb Farkas gezegd dat ik niet samen met hem kan zijn, omdat ik niet wil dat Alduin hem pijn doet. En ik wil niet dat Alduin jou pijn doet.' De tranen lopen over mijn gezicht. 'Maar ik wil niet alleen zijn!' Vaerel draait zich om, zo te horen. Ik zie dat hij naar me toe kruipt. 'Sst, rustig maar. Ik ben er nog. Ik laat me niet pakken, ook niet door Alduin.' Ik kruip dicht tegen hem aan. 'Ik wil helemaal niet Dragonborn zijn. Ik was gewoon op doorreis, dat is alles! Het was nooit de bedoeling dat ik hier zo lang zou zijn. Ik zou naar Markath gaan, om Calcelmo te ontmoeten. Dan zou ik verder trekken naar Hammerfell. Ik snap niet wiens idee het was, om mij Dragonborn te maken! Ik ben niet eens van hier! Ik ben hier niet eens geboren!' Hij slaat zijn armen om me heen, en wiegt me heen en weer. 'Sst, stil maar. We vinden er wel wat op. Het komt goed, dat beloof ik je.'
Er zijn nog geen reacties.