Proloog
Daar.
Daar loopt hij. De moordenaar. Ik had nooit gedacht dat ik zo dichtbij zou komen bij de man die mijn vader en vele anderen vermoord heeft. Eigenlijk ben ik dom. Welk vijftienjarig meisje gaat nou alleen op zoek naar een gevaarlijke moordenaar? Wat ben ik dom. Maar nu ben ik hier en kan ik niet anders.
De bruine jas verdwijnt om de hoek van de schuur. Met een hart wat bonkt in mijn keel ren ik erachter aan. Maar als ik voorzichtig om het hoekje kijk is er niks te zien. Niemand. O wat ben ik toch dom.
Dan grijpt een stevige, ijskoude hand me bij mijn keel en drukt me tegen de muur. Mijn hart gaat wild tekeer. Mijn longen schreeuwen om lucht. En toch bekijk ik aandachtig het gezicht van de moordenaar. Als er zwarte vlekken voor mijn ogen beginnen te dansen en ik begin te spartelen, laat hij mijn keel los.
'Wat denk jij aan het doen te zijn?' sist hij in mijn oor. Ik antwoord niet.
'Luister, ik weet dat je naar me op zoek bent. Maar het helpt niet.'
'Dat weet ik.'
'Je zal het niet na kunnen vertellen kleine lastpak. Je hele familie zal ik hierna vermoorden. Niet dat je veel over hebt!' Hij lacht spottend. Ik ben zo dom dat ik niet ben weggerend, niet heb gesparteld, niet hebt gegild. Ik zat er alleen maar met grote ogen terwijl deze man mij aan het vastbinden was in een grote kelder.
O
Wat ben ik dom.
Reageer (1)
Verderr!
9 jaar geleden