Chapter 21
Op mijn gemak loop ik door het bos. Ik heb besloten om toch naar Riften te gaan. Wie weet wat ik daar nog kan leren. Het valt te proberen. Ik zou niet weten waar ik anders naartoe moet. Het is gelukkig niet meer zo koud. Shakari is achtergebleven, met Brynjolf. Ik snuif even. Die man hoef ik even niet meer te zien. Hij vindt zichzelf wel erg leuk. 'Arwen!' Ik zucht. Ik ken die stem. 'Arwen, wacht even!' Ik stop, en draai me om. Ik zie Brynjolf aan komen lopen. Hij blijft staan. 'Je bent van gedachten veranderd?' vraagt hij. Ik knik. 'Ja, dat klopt.' Hij knikt. 'Oké dan. Luister, over gisteren. Dat was niet aardig van me. Ik had niet zo tegen je moeten doen.' Waar komt dit opeens vandaan? 'Oh, oké. Excuses aanvaard. Dan neem ik aan dat ik...' Hij schudt zijn hoofd. 'Nee, dat hoeft niet. Het was een hele logische reactie. Ik moet ook naar Riften, voor zaken.' Ik kijk hem even aan. Ik weet niet wat die "zaken" van hem zijn, maar ik vertrouw het niet. Ik wil er niks mee te maken hebben, dat is zeker. 'Aha,' antwoord ik. We beginnen weer te lopen.
Ik weet niet hoelang we al lopen, maar het is nu wel erg ongemakkelijk. We hebben beide geen woord gezegd. Op wat vogels na, hoor je niks. 'Dus,' begint Brynjolf opeens. Ik kijk op. 'Ja?' vraag ik. 'Hoelang ben je nu al in Skyrim?' 'Een paar maanden, ongeveer.' 'Waar ben je eigenlijk de grens overgestoken?' vraagt hij. 'Bij Evermor, en toen ben ik richting Falkreath getrokken.' Brynjolf knikt. 'En via Whiterun naar Ivarstead.' 'Dan ken je vast wel de Companions?' Ik moet blozen, en kijk naar de grond. 'Ja, ik ben een tijdje in training geweest.' Brynjolf grinnikt. 'Training? In wat? In het verleiden van waarschijnlijk Vilkas?' Ik schud mijn hoofd. 'Nee. Wat moet ik met Vilkas? Doe normaal.' Brynjolf lacht. 'Dat dacht ik al. Vilkas is te arrogant voor je. Torvar is te macho, Athis valt alleen op elfen...Dan blijft dus Farkas over.' Verbaasd kijk ik hem aan. 'Heb jij ook bij de Companions gezeten?' Hij lacht, en schudt zijn hoofd. 'Nee, absoluut niet. Ik kom wel eens langs, laten we het daarop houden.' Ik kijk weer voor me. Ik vind hem maar een rare. 'Oh,' is het enige wat ik zeg. 'Maar Farkas is dus wel in beeld?' vraagt hij. 'Waarom wil je dat weten?' vraag ik. Hij lacht. 'Ik heb jullie wel afscheid zien nemen, hoor. Jullie zijn leuk samen. Farkas lijkt me wel een goeie voor je.' 'Hoe moet jij dat nou weer weten?' vraag ik geïrriteerd. 'Ik ken Vilkas en Farkas van vroeger. We zijn ongeveer even oud. Hoe oud ben jij eigenlijk?' 'Ik? Twintig.' Wat is dit voor conversatie? Ik heb nu al spijt gekregen. 'Wat voor zaken doe je eigenlijk?' vraag ik hem. 'Dat is een beetje lastig om uit te leggen. Laten we het erop houden dat ik in de handel zit.' Ik rol met mijn ogen. Lekker typisch. Stel je voor dat we eens duidelijk zouden zijn. 'Je bent wel erg mysterieus. Ik neem aan dat de dames voor je in de rij staan.' Hij grinnikt. 'Voor mij? Zou kunnen. Ik heb zelf echter al iemand op het oog.' 'Wie dan?' Hij grinnikt. 'Nou, dat houd ik nog even voor mezelf.' Ik word hier echt niet goed van. Vindt hij zichzelf leuk of zo? 'Ben je altijd zo vaag?' vraag ik hem. 'Ik noem het eerder raadselachtig,' antwoordt hij. Opeens hoor ik iets. 'Stil eens!' zeg ik tegen hem. Hij blijft staan. Ik luister nog eens goed. 'Arwen...Dovahkiin...' Iemand roept me. 'Hoorde je dat?' vraag ik aan Brynjolf. Hij schudt zijn hoofd. 'Nee.' Ik luister nog eens. 'Arwen...Dovahkiin...' Ik hoor het weer. 'Ga jij maar vast door naar Riften, ik ga die kant op.' Ik loop het bos in. 'Wat ga je doen?' vraagt Brynjolf. 'Ik weet zeker dat ik iets vreemds hoorde. Ik ga kijken wat het is.' Ik baan me een weg door de struiken. Er is hier iets dat me roept, maar wat? 'Dovahkiin...' Ik trek mijn zwaard, voor de zekerheid. In de verte zie ik een soort altaar. Daar komt het geluid vandaan. Ik begin te rennen. Wat het ook is, het moet vernietigd worden. Ik hef mijn zwaard...En val naar beneden! Ik rol naar beneden. Even blijf ik liggen. Ik hoor wat vogels verschrikt wegvliegen. Ik sta op, en kijk rond. Ik zie niemand, ik hoor niemand. 'Bij Akatosh, ik schrik me rot!' Ik draai me met een ruk om. Ik kijk recht in de ogen van een Altmer. Oh jee, dit is niet goed. Ik sta snel op. 'Het spijt me ontzettend. Ik zag u niet.' De elf staat op, en klopt het zand van zijn kleren. 'Dat geeft niet. Ik zat ook erg verborgen.' Ik zie dat hij een mand bij zich heeft. Er liggen kruiden in. De elf heeft me zien kijken. 'Ik moest wat kruiden verzamelen. En jij? Op jacht?' Ik kijk naar mijn zwaard. Snel berg ik het op. 'Ehm, soort van. Ik hoorde iets, en ik wilde weten wat het was. Maar wat het ook was, het is nu weg.' De elf kijkt rond. 'Hm, ik heb niks gehoord.' Hij raapt de mand op. 'Mijn naam is Vaerel.' 'Mijn naam is Arwen.' Verbaasd kijkt hij me aan. 'Arwen? Dat is geen typische naam voor een Breton.' Ik knik. 'Dat klopt. Mijn vader is een Altmer, net als jij. Mijn moeder is een Bosmer. Ik ben geadopteerd.' Hij knikt. 'Ah, vandaar. Nou, ik was op weg naar Riften, naar de apotheek.' 'Ik ook. Nou ja, naar Riften. Niet de apotheek. Zullen we samen lopen?' Vaerel knikt. 'Ja, dat is prima.'
Er zijn nog geen reacties.