Hoofdstuk 7
Dat Calum geschrokken was door mijn openheid was me wel duidelijk geworden. Met het smoesje dat hij naar de kapper moest had hij me achtergelaten, en was zomaar weggegaan. Serieus, die jongen moest betere smoesjes leren verzinnen. Hij was verdomme een paar dagen geleden naar de kapper geweest. Ik had zijn haar geknipt. Hij was duidelijk in de war, of wilde zo snel mogelijk bij me weg zijn. Wat moest ik hier nu mee? Hem bellen of appen leek me geen goed idee, aangezien hij niet zonder reden weg was gegaan. Ik had hem niet over Bruno moeten vertellen, of over het feit dat die twee zoveel op elkaar leken. Ik had nooit over mijn droom moeten vertellen.
Ten einde raad had ik Mali opgebeld, met de vraag of ik even langs kon komen. Het voelde raar dat ik me nu al zoveel van Calum’s gedrag aantrok, terwijl ik hem pas net kende. Ik wist dat ik me niet zo druk moest maken en het gewoon moest laten gaan, maar ik kon het niet. Het leek alsof ik hem al langer kende dan deze paar dagen – hoe cliché dat ook klonk.
Hoewel mijn dag en nacht ritme gewoon goed was, had ik het idee dat de tijd sneller ging. Die paar dagen waren voor mij een paar weken geweest. Of zo voelde het in ieder geval. Natuurlijk was dat niet mogelijk, want een dag bestond uit vierentwintig uur, nooit was daar een verandering in geweest.
Mali was degene die Calum van binnen en buiten kende, en ik hoopte dan ook dat ze mij kon helpen. Dat ze een verklaring wist voor zijn gedrag, of dat hij haar iets had verteld. Misschien was hij wel helemaal klaar met me, en wist ze dat.
Het zou jammer zijn als dat inderdaad zo was, maar beter dat ik de waarheid wist dan dat alles één grote leugen was.
Nadat ik kort had uitgelegd wat er vanochtend gebeurd was, bleef het stil van Mali’s kant. Geen enkele reactie kreeg ik, en het frustreerde me.
“Kan je op z’n minst iets zeggen? Het maakt niet uit wat, maar je bent ineens zo afwezig,” mompelde ik, en keek de vrouw tegenover me aan.
“Ik ben gewoon sprakeloos, Ali. Ik had niet verwacht dat je – je zo’n zorgen zou maken over iets kleins,” was haar reactie.
Ik keek haar geïrriteerd aan, en trok mijn wenkbrauwen op. “Dit is niet iets kleins.”
Mali begon te lachen, en knikte heftig met haar hoofd. “Dat is het wel.”
Ze streek een pluk haar uit haar gezicht, en stopte met lachen.
“Het is Calum. Als hij in één keer zoveel over zich heen krijgt, heeft hij even ruimte nodig. Tja, zijn smoesje was niet bepaald slim, maar hij bedoeld het niet verkeerd. Ik wed dat hij je vandaag nog opbelt om zijn excuses aan te bieden.”
Ik haalde diep adem, en staarde naar mijn nagels. Ik pulkte wat viezigheid eraf, en begon met mijn vingers te spelen.
Dat mannen ingewikkeld waren wist ik, maar hier zat toch geen logica bij? Hoe moest ik nou weten dat hij zo zou reageren, en dat ik me niet druk moest maken? Oké, dat laatste wist ik wel, maar dat weerhield mij er niet van om me zorgen te maken.
“Wat moet ik nu doen?” Haast wanhopig keek ik Mali aan.
Die haalde haar schouders op. “Ga naar hem toe, of bel hem op. Zeg hem dat je van hem houdt, en alles komt goed.”
Zoals ze het nu zei klonk het alsof het heel simpel was. Gewoon zeggen dat je van iemand houdt die je pas een paar dagen kent, en alles komt goed. Ik zou het haast geloofd hebben als ik niet beter wist.
“Ik hou niet van hem,” reageerde ik fel.
“Oké, oké. Misschien is dat inderdaad nog een beetje vroeg, maar je hebt wel gevoelens voor hem toch?” lachte ze, en keek me met grote, vragende ogen aan.
Resoluut schudde ik mijn hoofd. “Nee, ik meen het. Ik hou niet van hem, en ik zal nooit van hem houden. Ik kán niet van hem houden.”
Shit, waarom zei ik dit? Hier ging ik alleen maar problemen mee krijgen, hoewel ik de waarheid sprak. Houden van iemand vond ik al moeilijk, en in deze situatie al helemaal. Ik kon niet houden van iemand die al die nare herinneringen opriep bij mij. Ik kon niet houden van iemand die zo extreem op mijn broer leek.
“Alisha, ik vind het best als je jezelf wilt voorliegen, maar tegen mij lieg je niet, oké? Natuurlijk kan je wel van hem houden!” riep de vrouw verontwaardigd uit. Meteen voelde ik me schuldig, maar ook juist weer niet. Ze begreep me gewoon niet.
“Ik lieg niet. Het is de waarheid. Ik kan niet van Calum houden. Hoe graag ik het ook zou willen.”
Mali keek me ongelovig aan, en zuchtte diep.
“Oké, prima. Als jij dat wilt geloven is het best. Dan zou ik ook vooral geen contact meer met hem zoeken, voor hij de verkeerde indruk krijgt,” schoot ze in haar beschermingsmodus tegenover haar broertje.
“Zo bedoelde ik het niet! Calum lijkt gewoon zoveel op Bruno, dat het niet goed gaat komen tussen ons,” verdedigde ik mezelf.
Mali keek me verbaasd aan, en haar ogen werden iets groter.
“Je bent bang dat je – je eigen broer vergeet doordat je een relatie krijgt met Calum. Doordat hij zoveel op Bruno lijkt. Je wilt hem niet vergeten, en daarom wil je afstand houden van Cal. Is dat het?”
Mijn hoofd maakte overuren. Ik had er nooit op zo’n manier naar gekeken. Ik kon gewoon van niemand houden, was mijn gedachte altijd geweest. Waarom wist ik nooit, maar nu Mali dit zo zei viel het op zijn plaats. Dacht ik.
Was het werkelijk dat ik mijn broer niet wilde vergeten, of wilde ik hem juist wél vergeten, en ging dat niet lukken als iemand zoveel op hem leek?
Reageer (6)