Hoofdstuk 5
Water. Overal om me heen was water. Onder me, boven me, links, rechts letterlijk overal. Het laatste beetje zuurstof dat in mijn longen aanwezig was, raakte op. Mijn longen werden gevuld met water. Ik probeerde wanhopig mezelf naar boven te duwen en ik spartelde hevig, maar het hielp niet. Het leek alsof ik vast zat.
Wat ik ook probeerde, ik kwam niet met mijn hoofd boven water. Ik was bijna op de bodem van de rivier, en mijn spieren leken het op te geven. Ik kon me haast niet meer bewegen, en wat ik nog kon bewegen was niet genoeg om mezelf naar boven te duwen.
Het bloed trok weg uit mijn armen en benen. Alles ging richting mijn hart, maar het was niet voldoende. Het hielp niet.
De snelle hartslag die ik zojuist nog had gehad van angst en wanhoop, werd steeds langzamer en langzamer. Mijn zuurstof was op. Mijn hart ging het begeven.
Zilveren en zwarte vlekken verschenen voor mijn ogen, en er kwamen steeds meer kleuren bij. Paars, roze, blauw, zwart, zwart en nog meer zwart. Ik kon niks anders meer zien dan dat. De vissen die ik zojuist nog had gezien waren er nog wel, maar ik zag ze niet meer. Het maakte me nog banger dan ik al was.
Ik voelde me steeds zwakker en zwakker worden, en ik kon geen adem halen. Niemand had in de gaten dat ik onder water was, en dat ik aan het verdrinken was.
Want ja, dat was dit toch? Verdrinken. Het einde. De dood.
Mijn laatste seconden als levend persoon waren aangebroken, maar het maakte me niet eens meer uit. Alles was beter dan dit machteloze gevoel. Ik kon niks.
Was er überhaupt wel iemand die naar me zocht? Hadden ze wel door dat ik ineens verdwenen was?
Waarschijnlijk niet. Ik was echt alleen. Letterlijk en figuurlijk.
Lis! Ali! Een bekende mannenstem riep mijn naam. Alleen Bruno noemde me zo, en alleen Bruno had zon stem.
Ik opende mijn ogen, en zag mijn broer voor me staan. Nog steeds was ik in het water, maar ik kon weer ademen. We stonden op de bodem van de rivier.
Bruno zag er nog exact hetzelfde uit als de dag waarop hij verdronk, en dit alles bij elkaar veroorzaakte een groot vraagteken.
Ben ik dood? vroeg ik zacht aan hem, ergens het antwoord al wetend. Natuurlijk was ik dood, anders stond Bruno niet voor me en kon ik ademen onder water.
Nee, nog niet. Je moet blijven vechten Ish, anders ga je dood. Dit is maar één van je vele dromen. Alsjeblieft, open je ogen. Je hebt nu nog een keuze tussen leven en dood, sprak hij.
Ik wil nog niet dood, zei ik angstig, en mijn ogen vergrootten zich.
Bruno schonk me een kleine, bemoedigende glimlach. Alle dromen zijn bedrog. Ook deze. Doe ermee wat je wilt.
Ik wilde vragen om uitleg, naar hem toe lopen, hem een knuffel geven, maar Bruno stond er al niet meer. Ik wilde schreeuwen en huilen, maar er kwam niks uit mijn mond.
Het werd opnieuw zwart voor mijn ogen, en ik verloor mijn bewustzijn.
Zwetend en trillend werd ik wakker. Mijn ogen waren wijd opengesperd, en ik keek zoekend om me heen.
Ik lag gewoon in mijn eigen bed, en er was niks vreemds te zien. Het was dus allemaal maar een droom geweest.
Toch had ik het idee dat de droom wel werkelijk iets betekende. Ik had nooit voorspellende dromen of iets in die richting gehad, maar dit maakte alles wel heel bizar.
Natuurlijk had ik vaak genoeg gedroomd over Bruno, en over hoe hij er nu uit zou zien. Maar dit gevoel? Dat had ik nog nooit eerder gehad. In mijn dromen hoorde ik hem ook nooit praten. Hij was stil ik was stil. Nu had hij me verschillende dingen gezegd, maar waar sloeg het op?
Ik werd gek van alle gedachten en vragen die ik had op dit moment, dus ik besloot om de radio hard aan te zetten, en me aan te kleden.
Vandaag was dan wel mijn vrije dag, maar een beetje thuis me zitten te vervelen ging niet gebeuren. Zeker niet nu ik rondliep met al deze dingen, en ik dringend behoefte had aan gezelschap.
Reageer (8)
Een beetje verward? Zeg maar een beetje heel erg veel! Al maakt dit het natuurlijk wel lekker spannend. (;
9 jaar geledenN'aw poor babygirl ):
9 jaar geledenAw arme zij
9 jaar geleden