10.4: Rondgang
Nog steeds sta ik voor het gebroken vuile raam naar buiten te kijken, te wachten tot mijn zusjes terugkomen. Ik voel me alles behalve goed. Het belabberde gevoel wordt versterkt door duizeligheid en onzekerheid wat me de tafel voor me doet vastnemen.
“Louis?” Ik voel Harry’s hete adem in mijn hals als ik zo voor me uitstaar.
“Het gaat wel Har.” Mijn stem klinkt fragiel en ik vervloek mezelf vanbinnen uit. Dat was net niet de bedoeling. Toch verstijf ik even als zijn koude hand op mijn bovenarm terecht komt waardoor ik me wel verplicht voel om me om te draaien. Door de lichtinval lijkt Harry weer heel even te goddelijk. Zijn krullen reflecteren het zonlicht vrolijk, maar zijn ogen staan triest en bezorgd. Ik slik.
“Ik hou er niet van als je tegen me liegt.” Ik ga iets rechter staan, om mezelf beter te kunnen verdedigen. Als mijn ogen de ruimte door scannen merk ik dat mijn moeder hier niet is.
“Ik hou er niet van als je je zorgen om me maakt. Het gaat prima. Ik zou gelukkig moeten zijn!” Ik sis de laatste woorden bijna naar hem toe, en meteen fronst hij. Verdomme, nu weet hij ook waar ik me zorgen om maak. Goed bezig Louis. Super goed. Ik rol met de ogen om mijn eigen stomheid en wil me terug omdraaien als ik merk dat Harry’s sterke hand me nog steeds vast heeft.
“Lou, dat is helemaal normaal.” Ik snuif boos naar hem en draai me deze keer met een ruk wel om. Harry’s intense blik en schoonheid doet me smelten, zoals altijd.
“Dit is niet normaal. Wat is hier wel normaal? Ondankbaar arrogant kind dat ik ben.” Ik slik en bal mijn vuisten. Het zal het beste zijn als ik niks kort en klein sla, iets wat me zelden overkomt, maar toch. Ik ben zo vreselijk boos op mezelf, hoe kan ik nu niet dankbaar zijn voor dit? Dit gebeurt absoluut nooit. Maar ja, daar is speciale Louis.
“Dit is wél normaal Louis!” Harry verheft zijn hese diepe stem waardoor mijn nekhaar automatisch omhoog gaat rechtstaan uit angst en mijn schouders zich krampachtig opspannen. Deze keer voel ik zijn twee sterke handen op mijn schouders, in een poging om me bij elkaar te houden, mijn gedachten op orde te krijgen. “Dat is volkomen normaal.” Hij fluistert weer waardoor er deze keer een aangename rilling over mijn rug loopt als ik zijn frisse adem en koude handen tegelijkertijd voel toeslaan op mijn weke huid. “Je hoort nergens meer thuis, hier niet, bij mij niet. Je hebt hier geen taak, voelt je nutteloos, misschien beter als je familie terwijl je dat niet wilt.” Hij ademt even diep in als ik mijn gebalde vuisten langzaam ontbal en de tafel vermoeid terug vastneem. “Maak je nuttig. Ik wil niet dat je je familie zo gaat bekijken zoals ze naar mij kijken, alsof ik beter ben. Dat was een grote fout, veroorzaakt door mezelf. We weten niet wat dit hier is, we zijn buitenstaanders. Ik had al lang eerder naar het volk moeten luisteren, ze zijn te braaf.” Hij gromt bijna op het laatste. Mijn harde gezicht breekt en ik draai me om, om me in Harry’s armen te gooien. Zijn brede schouders vangen me zonder enig probleem op als ik mijn neus in zijn hals steek om zijn geur op te snuiven en troost te zoeken bij zijn krullen die tegen mijn huid aan kriebelen. Harry ondersteunt me gemoedwillig, zodat ik niet te lang op mijn eigen tenen moet staan om het lengteverschil te overbruggen. Als ik mijn ogen terug opendoe merk ik dat mijn moeder in de deuropening staat, onbeweeglijk, met een minuscule maar duidelijke glimlach op haar gezicht. Oh, ze heeft zeker die brief gelezen. Muyl dat ik ook ben, niet te geloven. Ik kuch ongemakkelijk en laat meteen met een rood aangeslagen gezicht Harry’s hals los waarna ik ongemakkelijk wat meer afstand van hem neem. Harry staat met een wijselijk gezicht tussen mij en mijn moeder in. Hij wist dat ze er stond, natuurlijk, en toch schonk hij me comfort, begrip. Hoe meer ik erover nadenk, hoe roder mijn hoofd wordt waardoor Harry natuurlijk zelfingenomen glimlacht, steeds breder en breder tot je zijn witte rechte tanden kan zien. Ik grijns even naar hem waarna ik naar buiten loop, de beste manier om mijn verhitte hoofd af te koelen. Ik kniel neer bij het veld, het is zo te zien (en ruiken) geploegd en bemest. Het moet alleen nog gezaaid worden. Mijn moeder knielt naast me neer, ik staar enkel naar het veld, het moment van daarnet proberend te vergeten.
“Kan ik anders al beginnen te zaaien?” Deze keer kijk ik wel op, recht in haar grijze ogen.
“Voor mij part wel.” Ze zwijgt even waarna ze toch verder spreekt. “Lu, je bent hier niet om te werken.”
“Ik kan jullie zo ook niet achterlaten, en ik ben er toch. Veel staat er niet meer op mijn verlanglijstje, ik heb alles wat ik heb op dit moment.” Ik glimlach naar haar. Ik wil enkel Eleanor en oude Leo nog opzoeken. Mijn moeder staart bedenkelijk voor zich uit.
“Ik weet niet wanneer we over je vader gaan babbelen, maar ik denk dat je best eerst je oude vrienden opzoekt, voor het te laat is.” Ze ziet er droef uit, alsof er iets op haar maag ligt dat haar pijnigt, maar ze het me niet kan zegen.
“Mam, wat is er? Er is iets, maar je wilt het gewoon niet zeggen. Je pijnigt niet alleen jezelf zo…” Ze zucht wat me lichtjes irriteert, dat doet ze altijd als ze het niet wilt zeggen.
“Niets belangrijks schat.” Ik rol koppig met mijn ogen en sta op.
“Ik ben maar een keer hier mam. Het is nu het moment.” Ze knikt begrijpelijk voordat ik terug het hutje inloop om een zak vol zaad te halen. De zak weegt verrassend zwaar en zorgt ervoor dat ik meteen mijn gevoelige rug buig om het gewicht te kunnen dragen, we hadden vorig jaar een goede oogst gelukkig. Uit de zak haal ik allemaal aardappelplantjes, het enige wat voedzaam is en altijd groeit. Met mijn handen graaf ik gaten in de grond, waarna ik de plantjes er een voor een inzet, voorzichtig, alsof het mijn kinderen zijn. Een aloud bekend gevoel wordt terug opgegraven en even voel ik me volledig rustig, een met de natuur. De volledige rust en kalmte doet deugd, alsof eindelijk elk probleem is opgelost en ik even kan neerploffen in een zalige hangmat, mijn ogen sluitend, genietend van de zon. Ik ga er in op en al snel versnel ik mijn tempo, ik geniet er met volle teugen van. Zo, op het bergachtige platteland is iets heel anders als in die onrendabele kleine tuin van Harry. Ik zucht tevreden en veeg even over mijn klamme voorhoofd dat al begint te zweten van te inspanning, toch ga ik door. Dit had ik echt nodig. Ik kijk pas op als ik geroep en gegil hoor, afkomstig van het huisje. Twee kleinere meiden rennen op volle kracht op me af, bergop. Ik kan alleen maar lachen. Lottie en Fizzy.
Reageer (1)
Nhawww!
9 jaar geleden