Foto bij 10.3: Rondgang

IJskoud en zonder enige emotie staar ik hem deze keer terug aan. De confrontatie met mijn dorp is moeilijk voor me, oké. Ik moet mezelf wel op een of andere manier verdedigen tegen Harry die op een antwoord wacht.
“Het is moeilijk voor me oké Har? Ik zie wat je allemaal van me hebt afgenomen, en niet wat je me in de plaats gegeven hebt.” Terwijl ik zo praat besef ik pas goed wat ik echt gezegd heb. Het klopt, denk ik. Het enige waar ik nu aan kan denken is hetgeen wat ik heb moeten achterlaten. De personen waar ik het meeste van heb gehouden, alles komt onvermijdelijk op me af. Harry’s grip verzacht tot zijn ogen weer licht grijs zijn en hij zijn hand langzaam van me afhaalt. Ik kijk hem dankbaar aan, maar glimlach nog steeds niet. Mijn gezicht staat stuurs, maar het kan me ook niet veel schelen op dit moment. Te veel prikkels, te veel emoties voor je hersens om te verwerken, zoals Harry het netjes verwoord had. Harry's gezichtsuitdrukking is bitter en onleesbaar, iets waar ik me ongelofelijk aan erger.
"Lou, ik begrijp je helemaal, maar zou je het alsjeblieft niet op mij willen uitwerken." Zijn stem is zacht en begripvol, in tegenstelling tot de harde vorm waarin zijn mond staat nu Mijn blik schiet even rond en ik zet het terug op een wandeltempo om mezelf af te leiden en rustig te houden. Het komt helemaal goed. Harry steunt me, mijn familie, er is niks aan de hand.
"Jij deed dat daarstraks anders wel." Ik glimlach vriendelijk naar hem, geen intentie hebbend om hem te kwetsen met mijn luchtige opmerking. Harry knikt even en staart naar zijn voeten terwijl we wandelen, zijn krullen die enthousiast meeveren met de beweging van zijn lichaam.
"Telepathie is handig, maar je kan er ook genoeg van krijgen." Even richt hij zijn blik terug op mij.
"Wie viel je eigenlijk lastig?" Mijn stem klinkt droog en onschuldig. Maar goed ook want de vraag is minder onschuldig als het lijkt. Harry haalt zijn schouders even op en schiet een steentje weg door er tegen aan te trappen.
"Sedrik. Er waren complicaties. De raad vond het geen goed idee meer, plotseling." Hij zucht dramatisch om zijn woorden extra kracht bij te zetten. Ik zeg niets. Hetgeen wat me wel opvalt is dat ik steeds dichter naar Harry toe ben gelopen. Onze handen raken elkaar vederlicht als we stappen, we reageren beide niet, uitwendig tenminste. Toch maakte mijn hart even een blij sprongetje. Het kan niet meer zonder lieve Harry, de echte zorgzame arrogante koppige Harry met de kuiltjes in zijn wangen, witte tanden en volle roze lippen. Adembenemend is hij. "Je sta-art". Zijn stem is dromerig en zangerig als hij van onder zijn wimpers en donkere krullen uit me glimlachend aankijkt. Hij geniet er altijd van als ik hem op deze manier aandacht geef. Nu lijkt hij helemaal niet zo wanhopig als toen op dat balkon.
"Jouw schoonheid verdient het om bewondert te worden." Harry's glimlach wordt breder en de kuiltjes verschijnen weder. Mijn vingers jeuken om er iets mee te doen. Hem aan te raken, te strelen, iets.
"Jij mag er anders ook zijn." Plotseling verlegen staart hij naar het pad voor ons. Het blijft eindeloos rechtdoor gaan en het gezang van de vogels in combinatie met de frisse lentegeur kalmeert me overduidelijk. Ik heb zelfs de neiging om te fluiten.
"Word je nu verlegen?" Plaag ik hem fluisterend. Harry is koppig en antwoord niet terwijl zijn ogen die nu terug meer groen lijken dan voordien. Hij staart nukkig voor zich uit terwijl we verder wandelen en mijn grijns steeds breder wordt. Nu kan ik er wel van genieten. Naast het verlangen om Harry's grote ruwe hand vast te nemen verloopt de rest van de wandeling in rust. Onze handen botsen wel af en toe, dan kijken we tegelijkertijd naar onze handen, maar geen van beide van ons durft te reageren. Als we thuis, op Harry's domein, waren geweest wel waarschijnlijk, maar dit is vreemd nieuw terrein voor de vampier. Ik merk het, heel erg. Zijn lichaam is gespannen en neemt elk detail in zich op zodat hij zich later alles kan herinneren als hij dat nodig zou hebben. Hij ademt zelden in, toch lijkt hij alle geuren en kleuren in zich op te nemen. Over thuis gesproken, waar is mijn thuis nu echt? Op het kasteel waar ik zowel een slaaf als een vriend ben, of bij mijn familie waar ik niet meer mag komen doordat ik Harry's tijdelijke bloed slaaf ben? Ik zucht inwendig en haak bij de volgende botsing van onze handen onze pinken even in elkaar. Harry draait onmiddellijk op onnatuurlijke snelheid zijn hoofd naar me toe, en ontspant als hij merkt dat de verandering in de omgeving door mij veroorzaakt was. Hij is echt op zijn hoede.
"Ontspan." Ik slik even moeilijk, mijn keel voelt dik en zwaar aan. Toch was het overduidelijk een bevel van mijn kant uit. "We zijn er bijna. Dat veld dat net omgeploegd is, dat huisje daarvoor, daar wonen ze; woonde ik." Ik slik opnieuw en geef Harry zelfzeker en bemoedigend een kneepje in zijn pink, in de mate waarmee dat mogelijk is, en laat zijn hand rustig weer los. Even staren zijn bosgroene ogen me recht aan, waarna zijn ene mondhoek even omhoog gaat voordat hij terug voor zich uitkijkt, naar het huisje dat ik hem net aanwees.
"Ze ruiken naar jou." Zijn stem is week, zwak. Onzeker flitsen zijn ogen even heen en weer en trekken zijn schouders onrustig samen naar omhoog, twijfelend of hij dat mag en kan zeggen tegen mij, een mens, familie.
"Het zou maar erg zijn." Ik glimlach even voordat ik verder ga. "Ze hebben wel een andere vader, maar we lijken allemaal erg op onze moeder." Harry knikt en zegt even niets. Hij weigert me ook aan te kijken totdat zijn adamsappel een keer op en neer is geweest.
"Ik ook, dat lijken op mijn moeder." Zijn stem klinkt dik en zwaar, gevuld met oud leed. Elke keer als hij verdrietig is ligt het oude antieke accent er extra dik op, het is wel aantrekkelijk maar ik zie hem liever gelukkig natuurlijk. We slaan een zijpad in dat langs ons -hun- veld loopt. Het ziet er netjes uit, zeker als je bedenkt dat een stel lieve kleine meisjes het zware ploeg karwei hebben moeten opknappen. Mijn blik loert naar het huisje, waar onze zakken netjes staan, leunend tegen het hutje. Geen idee hoe ze daar komen, maar ze staan er goed en wel. De neiging om te sprinten naar mijn ouderlijk huis is groot, maar ik onderdruk het. Toch versnelt mijn wandeltempo steeds meer (de combinatie van bergaf gaan en vreugde). Net als Harry's dansende krullen beweegt mijn kleine lichaam vrolijk en snel door het al oude bekende pad naar mijn nog ouder en bekender piepkleine goedkope huisje. Even schaam ik me voor het feit dat mijn huis even groot is als zijn waskamer, maar als je rond kijkt merk je dat alle huizen net hetzelfde zijn. Even oud, even vuil, even arm. Ik schud de gedachte van me af en stap dapper door. Vijf meter voordat ik bij de voordeur kom zie ik de deur opengaan en een lange stoffige gescheurde jurk. Mijn benen laten zich onmiddellijk meeslepen door mijn emoties en voor ik het weet bevind ik me in de armen van mijn moeder. Mijn eigen moeder. Ze ruikt nog net hetzelfde. Nu ik haar pas echt goed vastheb besef ik dat er grove snikken mijn mond verlaten en dat mijn wangen al nat zijn van de blije tranen.
"Oh Louis, het is allemaal goed. Shh." Ook zij huilt. Ik negeer het en neem mijn mama nog steviger vast, met de bedoeling ze binnenkort niet meer los te laten. Als ik ze toch langzaam loslaat kan ik me meer op haar gezicht focussen dan eerst. Ze lijkt ouder en magerder dan ik me haar herinnerde - grijze haren, ingevallen wangen, grote wallen - maar toch straalt ze, meer dan ooit tevoren. Ik glimlach breed en weet niet wat ik tegen haar moet zeggen. Er valt nog zo veel te bespreken... Me ervan bewust dat Harry vanaf een veilige afstand staat toe te kijken draai ik me om, nadat ik even met de ruwe linnen mouw van mijn trui mijn tranen heb afgedroogd, om de heer aan te staren. Ik merk dat hij langzaam toenadering zoekt tot mijn moeder en hoe zij snel door haar knieën op de grond zakt uit respect voor de almachtige koning.
"Mam, alsjeblieft. Dat is heel lief maar helemaal niet nodig. Harry is een vriend van me, zo kan je hem ook het best behandelen." Even onzeker of Harry het met me eens is zoek ik zijn frisse blik op die me een kleine bevestigende knik geeft.
"Dat lijkt me een goede afspraak." Harry's stem klinkt zo verrassend diep en hees dat er spontaan een rilling over mijn ruggengraat loopt. Je zou zelfs twijfelen of hij wel op een man kan vallen als je ziet hoe elegant hij mijn moeders hand neemt en de palm ervan zacht kust.
"Harry, aangenaam kennis met u te maken."
"Johanna, eens gelijk. Je zou eens weten hoe blij we zijn dat dit gebeurt." Meteen herinner ik me mijn lieve kleine zusjes.
"Waar zijn ze?" Mijn stem klinkt gespannen, maar dat verbaast me niets. Heel mijn lichaam is een blok spanning. Ik merk dat Harry dat goed genoeg doorheeft, hij bekijkt me even duidelijk met die intrigerende blik van hem. Hij is de hoofdoorzaak voor mijn spanning. Zijn mening. Ik denk voortdurend: wat zou Harry hier over denken? Het voelt allemaal zo dubbel. Ik schud de gedachte van me af en richt mijn blik op mijn vriendelijke moeder die me het huis binnen begeleid.
“Lottie en Fizzy zijn naar de waterput, Daisy en Phoebe zitten nog op school.” Ik knik en geef het interieur van het huisje een snelle blik, het is nog altijd net hetzelfde als hoe ik het achterliet.
“Alles is goed met ze?” Het duurt even voor mijn moeder antwoordt waardoor mijn blik vuur en wanhoop tegelijkertijd schiet naar ze. Snel knikt ze met haar hoofd.
“Zeker. Charlotte is verloofd met een man, een schat van een man. Ze maakt zich er nogal zorgen over, zonder jou.” Ik knik even begrijpend en slik terwijl ik mijn blik terug afwend en even naar Harry kijk. Zijn gestalte staat ongemakkelijk in ons kleine huisje, waardoor hij groter lijkt als hij eigenlijk is. Ik was ook verloofd, of uitgehuwelijkt zoals je het eigenlijk moet zeggen. Gelukkig doet mijn moeder daar niet aan mee en mochten we zelf kiezen. Een ongemakkelijke stilte valt. “Willen jullie wat drinken?” Haar blik rust onwetend op Harry, of hij wel degelijk ook wat vloeistof op bloed na drinkt. Als hij ja zegt, schiet ik hem door zijn hoofd. Daisy en Phoebe zijn niet voor niets water halen, bij een waterput, 7 kilometer van ons huis af.
“Nee bedankt.” Ik glimlach lichtjes en schud zelf ook mijn hoofd. Harry verdwijnt even en komt dan met onze bagage binnen. “Ik – we,” zijn blik rust even op mij en dan terug op de jutezak “hebben een geschenk bij. Ik weet niet of we hier ook overnachten of bij de lokale heer, maar het is toch een bedankje voor uw gastvrijheid.” Hij buigt nederig zijn hoofd en ik merk dat mijn moeder haar handen voor haar mond slaat als ze de inhoud van de jutezak bekijkt. Ongelofelijk veel aardappelen.
“Daar kunnen we het hele jaar van eten! Dat is echt heel genereus…” Een lach verlaat haar mond en Harry’s gezicht betrekt even als hij beseft wat ze zei. Een heel jaar. Het is niet voor niets dat iedereen hier graatmager is. Ongemakkelijk ga ik bij het raam staan, me duizelig en ongeriefelijk voelend. Dit is raar. Heel raar.

Wie vindt wat?

Reageer (2)

  • Amica

    Mooi geschreven!

    8 jaar geleden
  • CitroenPlant

    Arme Louis.

    Snel verder! x
    +kudo (flower)

    9 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen