- Thamar - Stand Alone
Ik hoop dat jullie mijn eerste verhaaltje leuk vinden.
Het was stil in het woud. Het enige geluid wat je hoorde was het geruis van de takken en de wind. Het kon elk moment gebeuren, ze had al zo lang gewacht. De bosjes ritselden. Opeens sprong er een gigantisch wezen uit de bosjes en rende recht op haar af.
Ze trok haar mes. De tanden van het beest glinsterden gevaarlijk in het maanlicht. Het mes doorboorde de poot van het beest dat daarna een hoge gil opzette. Het sprong op haar. Ze gooide het behendig met haar benen van zich af. Met een smak kwam het beest neer. Het stond moeilijk op met zijn gewonde poot. Je zag de nagels. En het bloed. Een pijl schoot langs Thamar heen. Recht tussen de ogen van het afgrijselijke wezen. Het viel dood neer.
“Eran! Waar was je al die tijd. Ik heb op je gewacht. Heb je het bij je? Ik heb al zo lang gewacht. Zeg alsjeblieft dat je het bij je hebt.” “Ja, rustig Thamar. Ik heb het bij me. Maar laat me nou even bijkomen.” zei de jongen die de pijl had afgeschoten. “Ja, oke. Maar laat het nou zien.” zei Thamar onrustig en ongeduldig. Eran liet het zien. Een prachtige boog. Van het beste hout van het woud. Keurig afgewerkt met lijnen en een Oehoe veer als hangertje. Thamar keek er vol bewondering naar en liet haar vingers over het gladde hout glijden. Deze boog was voor haar, voor haar alleen. Eran gaf de boog en de pijlen in de pijlkoker aan Thamar. Hij keek naar het dode wezen. Op zijn hurken bestudeerde hij het.
Eran kende alle wezens in het woud. Maar deze had hij nog nooit gezien.
Het was niet een normaal dier zoals een wolf of een beer. Het beest had vlijmscherpe tanden en kleine gemene gesloten ogen en een lange behaarde staart. Het was een soort kruising tussen een wolf en een beer. Maar wat voor een. En waar kwam dit wezen vandaan?
“Thamar, ken jij dit wezen?” “Nee, ik heb hem nog nooit gezien.” “Kom mee, we laten hem zien aan de oudste.” Ze liepen naar een boom. Aan de boom stonden twee paarden. Ze stegen op en reden naar het kamp.
Met een zwaai sprong Thamar van haar rijdier en gaf de teugels aan Eran. Ze rende naar de oudste van het kamp. De oude vrouw zat in kleermakerszit. “Satanta”, fluisterde Thamar. De vrouw keek op. “Wat wil je, mijn kind?” zei ze. Thamar ging naast haar zitten en vertelde wat er was gebeurd. Volgens de omschrijvingen van Eran, die erbij was komen zitten, wist Satanta het wezen te herkennen. Ze zei “Het wezen dat jullie hebben ontdekt is een veroni, die zijn jaren geleden uitgestorven.” Verbaasde kreten klonken door de groep die rond het vuur zat. Satanta vertelde verder. “Vroeger was alles nog vredig. De natuur leefde zoals het moest. Als er een dier stierf, leverde dat weer vlees op voor een ander dier. Alles was dus vredig maar toen was er een man die zich ergerde aan de wereld. Hij probeerde iedereen op te stoken. Hij werd slecht. Maar hij was wel verlegen en dus vormde hij geen gevaar. Hij werd smoorverliefd op een vrouw. Ze gingen samenwonen en de vrouw werd ook een beetje slecht maar ze bleven nog steeds op het goede pad. Na een jaar werd er een tweeling geboren. De moeder stierf bij de bevalling. De vader was boos en verdrietig omdat zijn vrouw doodging. Rabia en Turon werden de baby’s genoemd. De vader wou ze niet meer en op hun achtste werden ze het huis uitgeschopt.” Satanta keek even de kring rond en ging toen verder. “Jarenlang is er niets meer vernomen van de twee. Ze zullen wel gestorven zijn en opgegeten door de beesten. Maar er zijn geruchten dat Turon veronies maakte en die vrij liet om angst te zaaien. Ik denk dat Turon terug is om de wereld over te nemen en om angst te zaaien over heel Samotrace.”. Een stilte viel. Thamar dacht na over wat Satanta had gezegd. Zou hij echt terug zijn? “En nu, mijn kinderen, moeten jullie maar eens naar bed gaan” zei Satanta met een gebaar dat iedereen snapte.
Het was donker. Het enige licht kwam van de vuren en de maan. De krekels zongen en rond het vuur hoorde je het gepraat van de mensen. Thamar liep naar haar hut. De grond was modderig door de regen die de afgelopen dagen was gevallen. Een wezen rende op haar af. “Tiflex!” Haar hond nam een sprong en landde bovenop Thamar, die op haar rug in de modder viel. “Heb je me gemist? Kijk eens wat ik voor je mee heb genomen.” Ze liet een stuk vlees zien en Tiflex ging meteen over in de bedelstand. Ze gaf het aan hem. En terwijl Thamar opstond en de modder van zich af klopte, liep de hond luid smakkend met het vlees in zijn bek naar zijn kussen, om daar zijn prooi te verorberen. Thamar glimlachte. Wat had ze toch een leuke hond, al was hij af en toe een tikkeltje brutaal. In de verte hoorde ze een lebo brullen. Hij was ver weg en Thamar maakte zich er verder geen zorgen om. Ze kleedde zich uit en ging onder de leren deken liggen. Morgen zou ze verder zien.
De zon kwam op. De hemel kleurde rood en geel en paars en oranje. De vroege vogels zongen hun ochtendlied. De meeste mensen sliepen nog, maar Thamar niet. Ze zat voor haar hut haar tas in te pakken. Vandaag zou ze op zoek gaan naar Turon. Tiflex zat onbewegelijk naast haar. Hij hield de wacht. Thamar stond op en wenkte de hond dat hij mee moest gaan. Ze gingen op weg.
De frisse lucht vulde haar longen. De dauw lag op de planten. Thamar had al een stuk gelopen toen ze ging rusten. Toen ze een boterham uit haar tas pakte, sprong Tiflex op. Luid blaffend sprong hij naar de bosjes toe. Thamar spande haar boog. “Ik ben het!” zei Eran, die uit de bosjes kwam. Thamar slaakte een zucht van verlichting. “Ik wist dat je me zou volgen, ga je mee?” “Je weet dat je terug moet voor ze iets doorhebben”, zei Eran, waarop Thamar antwoordde “En jij weet dat ik niet terug zal gaan voordat ik Turon heb gevonden”. Hij zuchtte, maar ging toch mee. Zo ging de reis voort. Het groepje van drie. Thamar voorop met de kaart die ze had ‘geleend’, daarna Eran en als laatste Tiflex die er omheen dartelde.
Het werd nacht. Ze zetten een kamp op en gingen nog even rond het vuur zitten. Het was vredig en stil. Maar daar kwam een eind aan. Zonder waarschuwing sprong een wezen uit de struiken. Het was net zo’n wezen zoals Thamar eerst had gezien. Tiflex sprong op. Eran pakte zijn mes. En Thamar vuurde haar eerste pijl al af. De veroni brulde en liet zijn tanden zien. Een sperenregen werd op het beest afgevuurd. Meerdere katmensen sprongen uit de struiken en omsingelden de veroni. Een strijd barstte los. Na het gevecht, toen het beest dood was, werden Eran, Thamar en Tiflex meegenomen naar het kamp. Geboeid.
Thamar en Eran zaten vastgebonden aan de rand van het kamp. De katmensen zaten rond een groot vuur. Tiflex konden ze niet zien, maar Thamar hoorde hem overduidelijk blaffen. “Ik heb nog een mes dat ze niet hebben ontdekt bij het fouilleren”, zei Eran. Het duurde lang, maar uiteindelijk had hij zijn touwen kunnen doorsnijden. Behoedzaam maakte hij ook Thamars touwen los. De katmensen hadden het te druk om op te letten, dus konden Eran en Thamar ongezien bij Tiflex komen. Nadat ze die tot bedaren hadden gebracht en losgemaakt, gingen ze op weg. In de haast botsten ze tegen een jong katmens aan, die een kreet slaakte. De katmensen hoorden het en pakten hun wapens. Thamar, Eran en Tiflex zetten het op een lopen.
Om de hoek sprong er weer een veroni uit de bosjes. Thamar pakte Tiflex op en klom de dichtstbijzijnde boom in. En samen met Tiflex, die ze dicht tegen zich aan had geklemd, keek ze naar het schouwspel beneden. Als het monster op hun afkwam, was Eran er slechter aan toe, hij zat in de dunste boom van de omgeving. Maar de veroni kwam niet naar ze toe, integendeel. Hij ging achter de katmensen aan. Er sprongen er nog twee uit de varens. De overmacht was te groot. De katmensen vluchtten terug naar hun kamp. Thamar keek naar beneden. Het was een hoge boom waar ze in zat. Ze kon het kamp van de katmensen zien. Ze zag hoe er een veroni werd gedood. De andere veronies vluchtten, gewond. Toen alles veilig en stil was, klommen ze uit de boom. Thamar stelde voor de sporen van de beesten te volgen om bij Turon te komen. De geur van het gevecht zat nog in de lucht. Thamar keek om zich heen. “Het is veilig. Kom, we gaan.” De kleine stoet ging op weg. De sporen waren nog vers. Verser had ze ze nog nooit gezien. Je kon de lijnen van de pootafdruk overduidelijk zien. Tiflex snuffelde er op los. Hij hield van spoorzoeken. Grote wezens hadden hier gelopen. Hij zag het allemaal voor zich. Hij wees de weg. Thamar en Eran volgden hem. Op weg naar Turon.
De veronies waren dichtbij. Eran wist het. Over de rivier en dan nog een klein stukje. Tiflex wist het ook. Hij sprong tegen Thamar en Eran op en blafte opgewonden. “We zijn in de buurt”, zei Eran. Thamar knikte bevestigend. De rivier stroomde sterk. Je zou meegesleurd worden als je ging zwemmen. De rotsen glinsterden van het water. Het was spekglad. Thamar gebaarde dat ze in stilte moesten volgen. Ze had een pad van stenen gezien. Zo konden ze de overkant bereiken. Zo te zien hadden de monsters hetzelfde pad gebruikt. Tiflex keek naar de overkant. Daarna naar zijn baas. Thamar gebaarde dat hij moest gaan. Voorzichtig liep hij naar het kolkende water. Hij snuffelde. Hij hield niet van water. Het natte koude water. Maar het moest. Met een sprong was hij op de eerste steen. Dat ging goed. Tussen de eerste en de tweede steen zat veel ruimte. Maar met een grote sprong moest het lukken. Tiflex zakte door zijn achterpoten en sprong. De sprong was goed. De landing wat minder. Hij keek naar beneden en zag het kolkende water. Het duizelde hem. Bij de landing gleed Tiflex uit. Hij belandde half in het water. Als hij niet omhoog was gekrabbeld, was hij in de kolkende massa beland. Eenmaal op de gladde steen wilde hij geen poot meer verzetten. Tiflex bleef staan waar hij was.
Ondertussen hadden Thamar en Eran niet stilgezeten. Thamar had een touw om een pijl gebonden en schoot die in een boom aan de overkant. De andere helft van het touw knoopte ze aan een boom aan deze kant van de rivier. Ze gaf een rukje om te controleren of alles vast zat. Alles zat goed. Ze pakte haar tas en gespte die om het touw. Zo kon de tas droog de overkant bereiken. De eerste sprong was makkelijk. De tweede niet. Tiflex stond op de steen en het was glad. Maar met de hulp van het touw kon ze met Tiflex onder de arm de overkant veilig bereiken. Nu alleen Eran en zijn spullen nog. Dat ging goed. Wel viel zijn bijl in het water, die kon hij niet meer redden. Treurig om zijn bijl kwam hij veilig aan de overkant. Hij keek nog eens om, naar de plek waar zijn bijl naar beneden zonk. Maar hij zag hem niet. En zo zetten ze hun reis voort.
Het werd nacht. Eran wilde gaan slapen, maar Thamar wilde verder. “We zijn nu al zo dichtbij”, zei ze opdringerig. “Nee, we moeten slapen en een kamp opzetten. Zie je Tiflex, hij is moe. Ik ben moe. En jij ook, zei Eran. Ze keken elkaar boos aan. Secondes verstreken. Thamar gaf zich over. Geërgerd begon ze met het maken van de hut, terwijl Eran het vuur maakte. Tiflex krulde zich op bij het vuur. Iedereen was moe. Ze vielen in slaap.
De stilte werd doorbroken door een onheilspellende brul. Iedereen werd op slag wakker. Tiflex begon te blaffen. Thamar pakte haar boog en Eran pakte een stok met vuur. “Kom mee”, zei Thamar. Het was mistig. De maan scheen. Tiflex ging er op af. Eran en Thamar volgden hem. Het brullen werd harder. Ze kwamen dichterbij. Ze kwamen bij een open veld. Er groeiden varens en er was een grot. Voor de grot vochten twee van Turons beesten. Ze hadden Thamar en Eran nog niet ontdekt. Eran pakte Tiflex beet met een hand om zijn bek. Hij gromde en probeerde zich los te rukken. Thamar wou helpen maar het was al te laat. Tiflex rende op de veronies af. Thamar wou hem helpen, maar Eran hield haar tegen. “Dit is onze kans.” De maan scheen op zijn gezicht. ”Kom mee”, zei Eran. Samen slopen ze naar de grot. Ze waren nog geen vijf stappen in de grot of twee veronies kwamen de hoek om. Gevolgd door Turon. Met een gebaar werden ze omsingeld en naar buiten gebracht. Turon begon met vertellen. “Denk je dat het leuk is? Een leven zonder liefde? Zonder dat iemand ooit naar je omkijkt en zegt ‘Dat heb je goed gedaan’. Niemand keek ooit naar me. Ik kreeg altijd slaag en dan zeiden ze ‘Kijk naar Rabia, die doet het tenminste goed’. Na een tijd kon onze vader ons niet meer verzorgen. Hij liet ons achter. Rabia zorgde voor me. Ze werd een soort moeder. Maar ik haatte haar. Zij was altijd de baas. Altijd. Altijd moest ik doen wat zij zei. Maar op die ene dag. Het was winter. Er lag sneeuw en het vroor. We hadden ruzie. Ik moest altijd de klusjes doen. Dus toen moest ik het water halen. Maar daar had ik totaal geen zin in. ‘Doe het lekker zelf’ had ik gezegd. Rabia ging uiteindelijk zelf water halen. Toen kwamen er wolven. Ik vluchtte. Nog een keer hoorde ik Rabia’s gil. Daarna was het stil. Ze zal wel dood zijn”. Turon hapte even naar adem en ging toen verder. “Ik vluchtte dus weg. Ik kon in een boom klimmen om te ontsnappen. Maar ik was alleen. Toen ben ik hier gaan wonen en heb ik de veronies teruggefokt. Ze gehoorzamen mij, zij laten mij niet in de steek. Zoals de andere mensen wel hebben gedaan. En nu zal de mensheid boeten voor wat ze mij hebben aangedaan. En dan in het bijzonder mijn vader.” Met een gemene grijns keek hij hun aan. Hun wapens lagen voor de grot. Thamar wist een steentje te pakken. Ze gooide die in het oog van de veroni, die met een schreeuw achteruit stapte. Thamar zag haar kans en rende naar haar boog. De tweede veroni sprong voor haar. Haar pijl doorboorde zijn schedel. De twee veronies die achter Tiflex aan zaten, sprongen uit de bosjes. “Waar is Tiflex?” dacht Thamar. Eran had ondertussen ook zijn wapens gepakt. Hij was in gevecht met twee van de monsters. Thamar werd achterna gezeten door een ander. Met snelle sprongen ontweek ze Turon, die nog voor de grot stond en aanwijzingen gaf. Thamar klom bovenop de grot. Het beest had dat niet zien aankomen en botste tegen de stenen. Een lawine van stenen viel naar beneden. Turon wist naar achter te springen. Maar de beesten werden overvallen. Geraas van de rotsen, gebrul van de beesten.
Eran had de rotsen kunnen ontwijken, net zoals de laatste veroni. Die was nog in leven en rende op Eran af. Maar een paar goed geschoten pijlen later lag ook die dood op de grond. Eran keek naar Thamar. “Is hij dood?” “Ik weet het niet. Hij stond bij de grot. Hij zal wel bedolven zijn door de rotsen” zei Thamar. “En waar is Tiflex?” Eran wist het niet. Ze volgde het spoor van Tiflex en de wezens. Het spoor van bloed, scherpe nagels en angst. Volgens de sporen werd Tiflex achterna gezeten door de veronies. Ze kwamen op een open plekje in het woud. Daar lag hij. “Tiflex!” Thamar rende op hem af. “Hij is dood.” Snikkend nam ze hem in de armen en later begroeven ze hem. “Kom, we gaan terug naar het woud”, zei Eran. Ze stond op. Samen liepen ze terug naar het kamp. Daar werden ze bezorgd maar wel blij verwelkomd. Satanta zat bij het vuur. Thamar en Eran gingen er naast zitten. Ze vertelden hun verhaal. Iedereen stelde vragen, die zij uitgebreid beantwoorden. Maar na een tijdje zei Satanta “Zo, nu is het wel mooi geweest. Laten we feesten dat ze terug zijn.” Iedereen stemde in. Het was een feest zoals er nog nooit was geweest. De maan scheen. Het vuur waakte en de schaduwen dansten. Thamar zat voor haar hut. Ze dacht na. Een takje kraakte. “Tiflex?” “Nee, ik ben het”. Eran kwam tevoorschijn en ging naast haar zitten. Hij troostte haar. “Zou hij dood zijn, Turon?” zei ze. “Ik weet het niet”, zei hij. Samen keken ze naar de sterren, terwijl het vuur over ze waakte.
Er zijn nog geen reacties.