Opdracht 3:
In deze opdracht gaat het vooral over je personages. Je moet een kort verhaal schrijven waarin wij jouw hoofdpersonage al redelijk goed leren kennen. Natuurlijk is het belangrijk dat het niet te saai wordt omdat je alleen maar de karaktereigenschappen aan het omschrijven bent.

Minimaal aantal woorden: 500.
Maximaal aantal woorden: 2000.
Uiterste inleverdatum: 26 - 08 - 15 [23:59]

Succes!

Ik heb haar verraden.
Niet zomaar iemand, ik had haar verraden.
Niet een vreemdeling, een toevallige voorbijganger, ik had haar verraden, mijn enige vriendin.
Vroeger had ik er talloze.
Een dapper, klein meisje was ik. Ik hielp iedereen die ik kon helpen en hield van ze, allemaal.
Dat was de reden dat ik hier op aarde rondliep, de nood van anderen aanvoelen en daarop inspelen.
De mensen helpen die het niet alleen redden, dat was mijn bestemming.
Die tijd is voorbij.
Nu fluisteren ze over mij, ik hoor ze wel. Ze praten over het verleden en dat ik zo veranderd ben. Ze zeggen dat de oorlog mij veranderd heeft. Ik lach even kort; ik weet wel beter. Het is niet de oorlog die mij heeft veranderd. Ik ben het die de oorlog heeft veranderd.
Ik heb haar verraden.
Langzaam loop ik naar de gouden spiegel aan de muur, mijn kapot geslagen voeten slepen zich over de vloer. Ik moet mijn houvast zoeken bij de muur, anders stort ik in door bloedverlies en slaaptekort
Mijn vingers strelen zachtjes het koude metaal dat mijn gezicht weerspiegelt. Zelfs mijn spiegelbeeld durft mij niet meer in de ogen aan te kijken. Mijn donkere, bruine ogen, die in dit licht wel ondoordringbare meren lijken, draaien weg van mij, nadat ze mij een minwaardige blik gunnen. Mijn bleke huid is bijna asgrauw geworden en mijn sproeten, die ooit mijn bleke huid opvrolijkte, zorgen nu voor een bijna spookachtig gezicht. Mijn witblonde haar hangt er slap bij, weken heeft het geen borstel of water gezien.
Ik was veranderd, althans, dat dacht iedereen.
Het vrolijke, behulpzame meisje was weg. Daarvoor in de plaats is er een somber, duister en bittere vrouw voor teruggekomen. Vanbinnen voelde ik enkel haat en een groot verlangen. Een groot verlangen naar macht. Macht om mensen terug te betalen wat ze verdiend hebben en macht om af te rekenen met mijn vijanden. Het enige wat mij op de been hield was wraak. Die wraak was zo diep binnen in mij verankerd dat niemand het ooit los zou kunnen maken. Zelfs zij niet. Jaren had zij gedacht dat zij mij kende, dat zij wist wie ik was en dat zij al mijn geheimen kende. Ze had zich nog nooit zo vergist in het leven.
Niemand weet het, niemand kent mij.
Niemand weet dat ik erbij was, die nacht dat ze mijn ouders vermoorden. Een inktzwarte nacht, waarin alle straatverlichting uitgevallen leek te zijn. Die nacht kwamen ze ons huis binnenvallen, nog nooit had ik mij zo angstig gevoeld. Op dat moment besefte ik dat angst het ergste gevoel is. Toen mijn ouders voor mijn ogen werden neergeschoten, had ik besloten dat ik nooit meer angst zou voelen. Angst was mijn vijand en vijanden moesten verdwijnen.
Die nacht verdwenen niet alleen mijn ouders uit mijn leven, ikzelf verdween ook. Mijn lieve en behulpzame karakter verdween compleet en liet een leeg gat over, een gat die volliep met bitterheid en haat. Gevoelens die ik voor de rest van mijn leven vasthield.
Niemand weet ook dat ik elke nacht weer het gevecht aan ga met de slaap. Elke nacht opnieuw vecht ik tegen die sluipende vijand die je zo langzaam je ogen kan laten dichtvallen en ik vecht tegen de nachtmerries, want elke nacht komen die. Ze bezeken mij in mijn slaap en zorgen ervoor dat ik gillend en zwetend wakker word. Ze zijn verschrikkelijk, want elke nacht zie ik mij in de spiegel. Ik zie wie ik was en wie ik ben geworden, ik haat mijzelf erdoor.
Nadat mijn ouders dood waren, had ik niemand meer. Ik was er blij mee, liefde stond gelijk aan angst, angst dat dierbaren verdwijnen. Ik bleef alleen, totdat zij langzaamaan mijn leven binnendrong. Ze sprak met mij, gaf mij aandacht en probeerde mijn leven binnen te dringen. Ik liet het toe. Ik zette mijn masker op en deed mee met haar spelletje. Ze deed het goed, ze vertrouwde mij volledig, hoe dom kun je zijn. Ik ben niet te vertrouwen, vanbinnen is er geen sprankje liefde over, enkel haat en bitterheid. Ik was erbij toen ze dat besefte; ik was erbij toen zij kwamen en haar meenamen om haar ergens diep in de grond weg te laten rotten. Haar gezicht vertrok van angst en ongeloof, ze weigerde om in te zien dat ik haar verraden had, maar er was geen ander die het had kunnen zijn.
En nu is ze weg; Ik heb haar verraden.
Maar ’s nachts, als ik vecht tegen de slaap, wordt er diep vanbinnen iemand wakker. Het kleine, dappere meisje rekt zich uit en slaat zachtjes haar beide handen om mijn hart. Dan voel ik hoe mijn hart langzaam smelt, hoe mijn hart voor even zacht wordt en dan ben ik weer helemaal mijzelf. Voor even weet ik weer wie ik ben.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen