8.2: Peripetie
Vol gratie beweegt zijn lichaam zich soepel over de trappen. Als een jagende vos licht voorover gebogen, zoekend naar zijn prooi - mij. Harry heeft de brief vannacht al geluidloos opgehaald. Maar...Nee... Zonder enig gevoel op zijn gezicht verbrandt hij de brief recht voor mijn neus. Door de deuropening komen nu ook opnieuw de twee vampiermannen die me al eerder bedreigden en mijn ademhaling gaat al zo snel en rasperig dat mijn lichaam al zo veel zweet produceert alsof ik al een eind gelopen heb. Met klamme handen probeer ik een grote kracht op ze te zetten, maar ze staren me enkel zelfvoldaan aan. Ze zijn niet grijpbaar voor magie, lijkt het wel. Een deel van de kamer schiet tegen de volgende muur en angstig kijk ik naar Harry die verlekkerd over zijn dunne lippen likt.
"Harry, Harry alsjeblief! Harry!!" Mijn stembanden bereiken hun hoogst mogelijke volume en ik duw me bang tegen de reling van mijn bed aan. Niets helpt en volledig in paniek spring ik uit bed. Harry’s gezicht is leeg. Voor ik de kamer nog maar uit ben voel ik hoe de twee mannen me bij mijn armen nemen. Hun greep is zo sterk dat het pijn doet en mijn lichaam me meteen in de steek laat als ik me mee laat sleuren. Ik word op mijn knieën gedwongen voor Harry die nog steeds niets zegt. Schokkend en bevend van angst kijk ik omhoog, even mijn agressie en koppigheid vergetend. Op de muur achter Harry staat een spreuk geschreven. ‘Je oogst wat je zaait.’ Het lijkt op bloed en "Harry!" Ik begin te gillen als er een ziek lijk langs me ligt en kan pas stoppen als- als-
"Louis, shh, het is oké. Het komt helemaal goed met je." Ik merk dat ik me in de armen van echte Harry bevind. Klam en nat van het zweet terwijl mijn keel dor en opengereten aanvoelt. Alsof ik echt hard geschreeuwd heb. "Het was maar een droom Louis. Het is oké." Ik besef nu pas dat mijn lichaam onvoorwaardelijk trilt en hoe mijn ademhaling met pieperige en hoge schokken mijn luchtpijp verlaat. Beseffend wat er aan de hand is haal ik diep adem, Harry's frisse parfum opsnuivend. Hij ruikt naar bos en lavendel met een mix van munt, zoals altijd. Als ik met mijn handen het zweet van mijn voorhoofd veeg laat de man me losser en staren zijn lichte ogen me intens aan in het duister. "Louis, het is belangrijk voor je dat je dit vertelt. Waar precies heb je over gedroomd?" Ik slik en probeer een geluid uit mijn keel te krijgen, maar ze is al erg schor.
"Je oogst wat je zaait." Mijn stem is een fluistering en onmiddellijk begin ik terug te beven.
"Vertel me meer Louis," zijn vingers strelen even langs mijn natte, bezwete haar, vies. Ik voel me zo bang dat ik niet eens denk aan mijn stinkend zweet dat hij net afveegde. "Rood bloed, op de muur. Jij, twee mannen die tegen magie konden. Ik- ik zat op mijn knieën voor je en de mannen..." Hoestend stop ik met mijn verhaal, en schuldig kijk ik Harry aan terwijl ik op mijn pijnlijke, opengereten lippen bijt, als zenuwtic.
"Oké, je doet het heel goed Louis. Nu, heb je al vaker over die twee mannen gedroomd? Of over mij?" Ik kijk Harry terug aan en merk dat er een diepe frons tussen zijn ze wenkbrauwen staat, hij is serieus, mijn ademhaling ook. Serieus, erg. Gestoord gaan mijn vingers ernaar en streel ik zacht over de plooiing waarna ik me terug tegen de rand van het bed nestel. Tweede nachtmerrie op een dag, vreselijk.
"Hoe graag je dat laatste ook zou willen, alleen over de twee mannen. Ze joegen op me in het bos. Net als ze me te pakken hadden, ze waren vampiers, eindigde het." Het sarcasme in mijn stem in het begin nam al snel plaats voor een gebroken gevoelige toon. Harry reageert even niet en ik zie het als een mooie kans om even een slok water te nemen en met een vochtig doekje mijn gezicht af te vegen. Het koele doet me deugd. De angst pompt zich nog steeds door mijn aderen en ik kan het maar niet tot bedaren brengen. Mijn ademhaling blijft raspig, gejaagd. "Blijf bij me." Mijn stem trilt uit schaamte maar mijn hart haalt opgelucht adem dat ik het over mijn lippen kreeg. Ik weet zelf dondersgoed dat ik de hele nacht en dag geen oog meer dicht doe anders.
"Louis... Dat kan ik niet maken, dat weet je." Ik zucht dramatisch in het donker en blaas de olielamp uit. Ik weet dat hij me nog wel ziet, maar dat is zijn probleem. Het gordijn laat bovendien nog een kleine hoeveelheid licht binnen.
"Dat was geen vraag." Verlangend naar bescherming nestel ik me terug tegen zijn lichaam aan om mezelf wat te kalmeren en hem te doen blijven. Harry's lichaam verstart even waarna ik hem voel ontspannen. "Bovendien is deze affectie iets waar je naar opzoek bent dus geniet je er maar best even van mijn angst voordat het weg is.” De ademhaling van Harry blijft kalm en koele wolkjes lucht belanden op mijn voorhoofd. Zijn uitdrukking is overduidelijk twijfelend. Hij accepteert het contact, maar geeft nog niet toe.
"Dat is het niet. Je angst ruikt voor mij...erg goed Louis. Ik wil mijn zelfbeheersing niet uittesten." Gespannen frunnik ik even aan de lakens waarna mijn antwoord helderder dan de vorige klinkt.
"Interesseert me echt niet Har. Die dromen maken me kapot en het enige waar ik voor vraag ben jij. Enkel jouw aanwezigheid is genoeg." Ik merk hoe hij even ongemakkelijk onder me beweegt maar iets daarna toegeeft en ontspant. Behoedzaam sla ik mijn arm rond zijn middel, zoekend naar die bescherming. Als ik mijn ogen sluit hoor ik nog steeds mijn gejaagde hartslag in mijn oren en zie ik de twee afschuwelijke mannen weer voor me. Meteen open ik mijn ogen weer en ik voel door het duister Harry's bezorgde blik gewoon. Een lelijke frons op zijn mooie gezicht, en zijn vingers die voorzichtig over mijn arm strelen.
"Denk aan iets anders." Deze keer is zijn stem slechts een weke fluistering. Even zoek ik in het duister naar zijn blik, en doordat we zo dichtbij elkaar liggen lukt me dat ook. Hij reageert niet meer verder dus probeer ik voor een keer naar hem te luisteren.
"Aan wat moet ik dan denken?"
"Aan alle mooie dingen waar je voor leeft." Harry's antwoord is onverbiddelijk maar een sarcastische lach verlaat mijn lippen.
"Mijn leven ligt niet in mijn handen. Net als het lot van alle dorpelingen." Ongeduldig merk ik hoe zijn blik afdaalt.
"Louis. Doe het gewoon.” Ik doe het gewoon. Ik moet wel. De bevelhebbende toon in zijn stem zorgt voor kippenvel. Ik beeld me mijn dorp in, gelukkig, vredig, welvarend. Een kleine markt met kinderen die rond lopen en...Harry, mooier als ooit. Harry die tegen een deurpost van een groot huis aanleunt. Op zijn gezicht verschijnt een luie grijns als hij merkt dat ik hem zie. Mijn buikspieren trekken samen en zonder dat ik het merk ben ik al onderweg naar hem. Hij knipoogt speels, mijn hart slaat sneller.
"Dat is wel genoeg Louis, je mond hangt bijna open." Wanneer ik mijn ogen terug open zie ik hoe diezelfde luie grijns op zijn onschuldige gezicht staat geplakt. Mijn hart slaat even over. "Ik wil het niet weten."
"Ik was ook niet van plan het te vertellen," verdedig ik mezelf meteen. Even zijn charmes negeren en voor mijn waardigheid opkomen is vast geen probleem.
"Voor het geval dat je aan een reis naar je dorp dacht, die komt er, veel sneller als verwacht. Het kan zijn dat we overmorgen al vertrekken, hangt van de beschikbaarheid van de Zug af." Begrijpend knik ik, overmorgen... Dat is echt al heel snel, hoe moet ik me gedragen? Wat moet ik zeggen? Wat moet ik überhaupt meenemen? "Je mag je middagdutje verder zetten maar ik moet wel even terug om alles te bespreken."
"Ik kom mee." Het is eruit voordat ik het besef en de man die tegenover me ligt kijkt me even verbaasd aan als ik hem aankijk, pupillen groot.
"Je weet dat dat niet kan."
"Klopt, ik kan hier verdomme niks doen. Ik verveel me kapot. Weet je hoe saai het is om dag in dag uit hier te zitten en je zó onnuttig voelen?" Even haal ik adem waarna ik mijn blik iets onder zijn gezicht richt. "Vast wel, alleen voél jij je nuttig." Even snuif ik arrogant waarna ik mijn beide benen over het bed zwaai zodat ik rechtop zit.
"Louis let op je woorden! Je vergeet veel te vaak wie ik ben en wie of wat jij bent!" Harry’s stem is zwaar en hij lijkt boos, maar ik merk dat hij dit liever niet doet. Hij wil dit niet zeggen.
"Hiërarchie, kus mijn gat!" Ik vloek en begin te ijsberen. Elke keer loopt het staak als zo’n onderwerp aan bod komt, en het zou ook moeten. Twee verschillende visies, twee verschillende mensen. Ik hoop dat zijn visie daadwerkelijk verandert als hij de armoede in de kleinere dorpen met eigen ogen kan waarnemen.
Reageer (1)
Lou is zo verdomd koppig ook altijd.
7 jaar geleden