Chapter 20
Langzaam lopen we naar beneden. Farkas loopt naast me. Ik slenter naar beneden. Ik kan Ivarstead al zien liggen. Misschien kom ik Shakari nog tegen, maar dat denk ik niet. Farkas pakt mijn hand vast, en knijpt erin. We kijken elkaar even aan. 'Je komt toch wel terug?' vraagt hij. Ik zucht. 'Verwacht maar niet teveel, Farkas. Voor zover ik heb kunnen nagaan, hebben ze Alduin altijd verslagen, maar zijn ze ook altijd gestorven. Was het niet na de strijd, dan was het wel achteraf.' Hij knijpt weer even in mijn hand. 'Dat waren andere tijden. Jij bent niet zoals zij. Jij bent slimmer, sterker. Ik weet dat je terug komt.' 'Hoe weet je dat zo zeker?' Farkas slikt even. 'Omdat jij mensen hebt om op terug te vallen. Je hebt de Greybeards, je hebt de Companions. En je hebt mij. En ik laat je niet in de steek.'
Ik kijk hem na. Ik heb besloten om nog even in Ivarstead te blijven. In de verte zie ik Farkas lopen, op weg naar Whiterun. Ik zucht. Hij moet terug, ze hebben hem nodig. En ik wil hem niet onnodig in gevaar brengen. Ik leun tegen een hek aan. 'Arwen!' Ik draai me om. Wie roept me daar? Mijn ogen worden groot. Het is Shakari! 'Shakari!' Ik ren naar haar toe, en omhels haar. 'Ik dacht dat je naar Winterhold was.' Ze schudt haar hoofd. 'Shakari heeft besloten om nog even hier te blijven. Er is zoveel te zien in Skyrim.' Ik zie dat er een man naar ons toe komt lopen. Het is een Nord, zo te zien. Hij heeft warmbruin haar, en dito ogen. 'Shakari, stel je me niet voor aan je vriendin?' vraagt hij. Shakari laat me los, en draait zich om. 'Oh ja. Arwen, dit is Brynjolf. Hij woont in Riften. Shakari kwam hem tegen in de herberg.' Ik steek mijn hand uit, en hij neemt hem aan. 'Arwen Stenav.' 'Brynjolf,' antwoordt hij. 'Wat brengt een Breton naar Skyrim?' vraagt hij. Ik zucht. 'Laten we het erop houden dat het een lang verhaal is.' Shakari knikt. 'Ja, dat kunnen we wel zeggen.' Brynjolf knikt. 'Zo ken ik er nog een paar. Waar gaat de reis naartoe? Shakari zei dat ze richting Winterhold wilde trekken. En jij?' Ik haal mijn schouders op. 'Ik heb geen duidelijk plan. Wat is hier enigzins in de buurt?' Brynjolf grinnikt. 'De eerste grote stad die je tegenkomt, is Riften. Ik weet niet wat voor intenties je hebt, maar het is geen toeristenstad. Je bent natuurlijk altijd welkom.' Ik veeg een pluk haar uit mijn gezicht. 'En? Waarom dan?' Brynjolf lacht. 'Riften is, vrij letterlijk, het riool van Skyrim. Het dievengilde huist er. Ik denk dat dat genoeg zegt.' 'Ik ben niet bang voor dieven. Ik heb ook niks van waarde bij me.' Brynjolf knikt. 'Als jij het zegt.' 'Wat voor stad ligt hier nog enigzins in de buurt?' vraag ik hem. 'Je zou Windhelm kunnen proberen. Het is wel wat verder weg, maar het is het wel waard.' Die naam zegt me wat. 'Die naam ken ik.' Brynjolf knikt. 'Dat zou heel goed kunnen. Het is de stad van Ulfric Stormcloak. Je bent een Breton, dus ze zullen niet moeilijk doen. Ze zullen je wel de stad in laten. En anders geef je ze maar een mooie knipoog.' Ik zucht, hier heb ik geen zin in. 'Zijn Nords dan zo simpel dat ze daar intrappen? Misschien ben ik wel een seriemoordenaar. Dat kun je zo niet zien.' Zo, die zit. Ik heb het gehad met die stomme opmerkingen. Zo te zien is hij er niet van gediend. 'Zo, de kat heeft klauwen?' merkt hij schamper op. Ik knik. 'Zo zou je het wel kunnen zien. Ik ben een Breton. Als er iets is, waar wij goed in zijn, is het wel praten. Onderschat dat niet.' Ik pak mijn tas op. 'Waar ga je heen?' vraagt hij. 'Richting Windhelm. Ik zie wel wat op mijn pad komt.' Hij loopt naar me toe. We kijken elkaar aan. Ik kijk in zijn bruine ogen, hij in de mijne. 'Alleen?' merkt hij schamper op. 'Heb je niet gehoord dat de draken zijn teruggekomen?' Ik knik. 'Maak je geen zorgen, Brynjolf. Ik red me wel.'
Er zijn nog geen reacties.