Als jij wist wat er toen gebeurde, dan was jij nog steeds hier. Toch ging de tijd verder en moest ik mij bedenken wat ik eigenlijk wilde doen. Zonder jou had ik tijdelijk geen leven, maar er was veel gebeurd sindsdien.
Verhalen dat door het gebied gingen. Het wezen dat ons allemaal probeerde te vermoorden. Ik had hem gezien.
Van de andere was ik waarschijnlijk de enige die hem had gezien. Na al die tijd had ik eigenlijk maar één vraag: waarom liet hij mij leven? Iemand die constant zijn plannen wilde dwarsbomen. Iemand die constant in de weg stond.
Eigenlijk was ik op een zoektocht gegaan. Ik wilde graag weten waarom hij mij liet leven.
Misschien was het beter als ik thuis was gebleven. Een thuis dat er eigenlijk niet meer was. Toch kwam ik aantal vrienden tegen die mijn leven wilden versoepelen. Liever had ik ze niet gezien. Ik wilde namelijk alleen zijn sinds ik jou had verloren, maar ontlopen had geen zin. Ze waren mijn vrienden die ik binnenkort toch verliezen zou.

Ondertussen moest ik verder lopen. Ik moest ervoor zorgen dat ik het wezen nooit meer tegen kwam. Het moest stoppen dat hij andere ging vermoorden. Misschien was ik wat naïef, maar ik had één voordeel. Ik wist hoe het monster eruit zag, zo kon ik het monster makkelijker vinden.
Het duurde niet lang voor ik het monster vond. Het monster wat mijn geliefde had vermoord. Hij, die mijn thuis had verwoest. Hij, die iedereen vermoorde voor zijn eigen plezier. Het moest stoppen. Ik wilde zo graag dat het over ging. Eigenlijk wist ik niet wat ik er aan moest doen. Ik was alleen, en daarbij een stuk kleiner dan het monster.
We zeiden allebei niets tegen elkaar, en toch wisten wij wie wij voor ons hadden. Het monster, en het beest. Zo zag ik het.

Nog steeds wilde hij mij niet vermoorden. Nog steeds stonden wij stil tegenover elkaar. Wat kon ik hiermee eigenlijk bereiken? Ik durfde niet eens aan te vallen. Wat viel er te verliezen? Ik was alleen, zonder thuis met vrienden die ik niet wilde.
Ik moest mijn gedachtes achterlaten, mij verzetten tegen de gedachtes die ik had. De gedachte dat ik jou dood moest wreken, maar het verlies zou uiteindelijk toch gebleven zijn.
Een ander had hij zo uit de weg geruimd. Mij liet hij leven.

Omdat hij mij liet leven vroeg ik het mij opnieuw.
Geen aanval, geen haat, geen driegende blikken. Alleen maar gestaar.
Ik moest weten wat er in zijn kop omging. Ik wilde dat hij wat ging zeggen, dat hij duidelijk maakte wat er eigenlijk aan de hand was.

Nooit was jou lichaam gevonden. Opgeslokt door het monster waar ik nu voor stond. Dat moest wel.
Ik voelde mij zo alleen, en toch ook weer niet.
Na enige tijd had ik niet meer door hoe lang ik hier eigenlijk al stond. Ik bleef maar staren naar het monster. En het monster staarde naar mij. Ik draaide mij om. Ik bedacht mij.
Ik moest weg, weg van het monster.

Als ik eindelijk ging stoppen met deze gedachtes kon ik een nieuw leven beginnen. Maar ik wilde zo graag het monster leren kennen, het monster dat iedereen vermoorde. Daarbij vroeg ik mij ook af waarom ik bleef terugkomen. Alsof ik mij aangetrokken voelde tot het monster.

Uit het niets kwam hij naar mij toe, daarbij keek het monster mij aan. Dit keer met gevaarlijke ogen. Ogen die rood licht leken te schijnen.
Het deed mij denken aan oudere verhalen. Verhalen waarbij een schubbenmonster met rode ogen iedereen in de nacht verslond voor zijn eigen plezier. Dit was geen schubbenmonster. Het monster had een vacht, leek drie keer zo groot als ik en had klauwen waarmee hij mij in één keer kon doorboren. Hij leek woedend.
Ik had eigenlijk geen idee wat de stemming van het monster deed veranderen, maar op deze manier bleef ik niet lang meer leven.

Ik wilde zo graag vertellen hoe graag ik van haar hield, maar ze was zo onbegrijpelijk. Ik liep door mijn eigen woonplaats. De woonplaats waar ik tot een aantal jaar geleden nog had gewoond. Mijn zicht was vertroebeld, alsof ik maar op één ding kon focussen. Ik keek naar mijn klauwen, klauwen die groter waren dan dat ik mij kon herinneren.

Het monster rende opeens op mij af en ik begon weg te hollen. Ik wilde niet meer dood. Ik wilde niet meer alles achterlaten. Ik wilde niet dat mijn gedachtes verdween.
De gedachtes maken mij tot wie ik was. En daar zou ik trots op moeten zijn.
Het monster was sneller dan ik en pakte mij op. Ik probeerde uit zijn greep te ontsnappen maar dat was tevergeefs. Hij gooide mij tegen de muur en ik was nog net in staat om op te staan.

Mijn klauwen deden zoveel pijn. Kloppingen in mijn klauwen die tegelijk liepen met mijn hart. Ik keek op en daar zag ik haar. Mijn geliefde die angstig naar mij staarde. Waar was ze zo bang over? Was er iets aan de hand?

Als ik eenmaal weer opstond, rende ik van het monster weg. Iets wat nutteloos leek, maar ik moest en zou hier weg komen. Ik wilde niet vermoord worden. Ik wilde niet dat ik alles verloor.

Ze deed haar ogen dicht en zuchtte lichtelijk. Waarom deed ze dat eigenlijk? Ze rende van mij weg, en ik moest achter haar aan. Voor mij leek het als een spelletje. En zij was het speeltje. Ik zag er wel plezier in. Totdat zij schreeuwde. Schreeuwde om hulp. Niemand kwam kijken. We waren namelijk alleen.

Ik besefte nu pas wat er gaande was. Het monster was een zij. En zij wilde mij, al vanaf het begin. Zij was mijn geliefde en ik had haar nooit wat aan moeten doen.

Voordat ik het door had, waren mijn klauwen rood gekleurd, rood gekleurd van het bloed. Mijn tanden zaten in haar lichaam.
Verschrikt liet ik los, en zag ik dat de glinsteringen van haar ogen langzaam verdween. Zij stierf, door het monster. Ik was dat monster. En daar liet ik haar achter.


Voordat ik het door had, waren haar klauwen rood gekleurd, rood gekleurd van het bloed. Haar tanden zaten in mijn lichaam.
Verschrikt liet ze los. En zag ze langzaam hoe mijn glinsteringen uit mijn ogen verdween. Ik stierf. Door het monster wat ikzelf creëerde. Op deze manier kon ik mijn gedachtes achterlaten. En dit leven wat toch al verdoemt was.

Het monster verdween, maar de schade wat het monster achterliet was onkenbaar.
Mijn leven zorgde ervoor dat iedereen leed. Ik was blij dat dit gebeurd was. Nu kon ik het monster spelen. Zodat ik mijzelf achter kon laten, net als de pijn die ik leed toen zij er niet meer was. Zo kon ik haar loslaten.

Reageer (1)

  • ProngsPotter

    Wow
    Zo mooi!
    Je vertelt alles, en toch ben ik geen steek wijzer geworden.
    Dat wil ik kunnen. zo. verschrikkelijk. graag. Maar ik kan het niet xD
    Alleen mijn eerste zin is een beetje mysterieus haha

    9 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen