7.0: Opheldering
De warmte en frisheid van de douche heeft me duidelijk deugd gedaan want ik voel me al meteen beter, zorgelozer. Ik doe terug mijn kleren aan en kam mijn natte haar naar achteren. Een gevoel waar ik nooit aan zal kunnen wennen, lijkt het wel. Dat propere gevoel waarbij je je de zeep uit je haar ruikt en je je zo schoon en netjes voelt dat je net zo goed gewoon niks meer wilt doen voor de rest van de dag om proper te blijven. Achteloos loop ik richting de gang naar beneden om eten te halen. Ik rammel na al dat gedoe van van morgen met het overgeven, het flauwvallen en de spanning tussen mij en Harry. Levenslustig zet ik mijn tanden in mijn roggebrood met boter. Ik neem net een slok water als Sedrik binnenkomt en me een rare blik schenkt. Zijn ogen zijn zo angstaanjagend donker terwijl zijn gezicht levenloos lijkt. Even heb ik medelijden met Aurus, hij is immers zijn Comes. Sedrik blijft me gespannen aankijken terwijl hij naar de kelder loopt om niet veel later met een bestofte fles wijn en dezelfde blik in zijn ogen terug te komen.
"Waarom kijk je zo naar me?" Ik vraag het dan toch, beleefder dan ik wou. Zijn blik enerveert me geweldig.
"Omdat jij een wicca bent. Dat betekent dat een van jouw ouders er ook een is." Meteen slik ik mijn het gekauwde brood door.
"Betekent dat dan ook dat we mijn moeder kunnen gaan 'ondervragen' en ik haar weer zie?" Want als dat het geval zou zijn spring ik nu meteen op dat Zug-ding om haar te kunnen bezoeken. Heimwee is de grootste tegenvaller geweest hier. Niet alleen naar mijn moeder maar ook naar mijn zusjes.
"Waar is je vader dan als ik het mag vragen?" Ik zucht, altijd hetzelfde verhaal en altijd dezelfde reacties.
"Niet in mijn leven. Maar klopt mijn vraag dan?"
"Dat hangt er van af hoe vriendelijk heer Harry is in de beslissing om jou mee te nemen of niet." Ik zucht alweer, dieper deze keer. De kans dat hij me meeneemt is klein aangezien er een vervelende spanning tussen ons in hangt. Hij wil vast leuk gezelschap met zich mee, in de zin van, vrouwen.
"Oh, hij kan me niet tegenhouden om mijn familie niet te zien als hij er naar toe gaat. Je zult me moeten vastbinden, dan." Ik kijk omhoog recht in zijn ogen, dat meen ik oprecht.
"Kinky." Lucius komt even nonchalant als anders binnengewandeld, maar zijn gezicht staat nog altijd half serieus, half glimlachend. Rune volgt hem en opent meteen haar mond als ze mij ziet.
"Ja ik weet het. Ik moet met Harry gaan praten." Tot mijn verbazing schudt Rune haar hoofd.
"Hij moet met jou praten. De bal ligt in zijn kamp." Ik snuif sarcastisch, Harry praat niet over zijn emoties.
"Dan moet hij me maar komen halen." Ik verhef mijn stem expres en richt mijn blik naar het plafond afwachtend of ik voetstappen hoor. Niets. Lucius grinnikt en Sedrik staat nog steeds houterig met de fles wijn in zijn hand tegen een stoel aan te leunen. Ik zucht, sta op om even mijn behoefte te gaan doen. Het gevoel dat alles rond mij draait zint me niet, dat werkt niet voor mij. Mijn leven draait om andere mensen, niet om mezelf. Dat zou alleen maar egoïstisch zijn. Als ik terug buiten kom, staat de persoon die me zou moeten spreken me op te wachten. Hij leunt tegenover me, tegen de muur maar zegt niets. Ik zeg ook niets en loop hem gewoon voorbij, de trappen op, richting het terras. Even uitwaaien. Als Harry de eerste stap niet zet, moet ik hem ook niet benaderen. Hij ging in de fout, hij moet het goedmaken, als hij dat nog wel wil. Stel je voor dat...dat hij me niet hier meer wilt hebben sinds ik een vreselijk slechte wicca ben. Waar moet ik dan naar toe? In het dorp is het levensgevaarlijk voor mij als ongeoefende wicca en loslopende vampiers. Het weetje dat wicca-bloed vampiers ongelofelijk sterk aantrekt is me immers wel bekend. Zuchtend zet ik me neer op een houtachtig bankje en laat ik de wind door mijn haar, mijn hemd, mijn gezicht waaien. Ik houd van dit gevoel. Dit is hetgeen wat ik dag en nacht voelde op het veld, ploegend, zaaiend, oogstend… Zou ik…? Even kijk ik over mijn schouder maar er is niemand. Als ik Harry kon wegduwen, kan ik dan ook de deur opendoen en terug dicht vanop een afstand? Harry was een kast van een boze vampier, onverplaatsbaar, dan zou zo’n deur toch niet veel moeilijker zijn, wel? Voorzichtig strek ik mijn vingers even. Geen idee hoe ik het eerder vanmorgen deed, maar ik zou het nu dan toch ook nog moeten kunnen. Alsof ik aan de deur wil trekken strek ik mijn arm uit en concentreer me zo erg mogelijk op de deur, maar er gebeurt niets. Oké Louis, diep ademhalen. Ik probeer het opnieuw, en hopeloos werkt het weer niet. Zelfs als ik boos wordt en een ruk geef, gebeurt er helemaal niets.
“Aan het oefenen?” Ik schrik me kapot en in een snelle ademhaling trek ik mijn arm terug, netjes naast me. Harry springt in een soepele beweging van het dak af en leunt tegen het balkon aan terwijl hij zijn blik op de deur richt. Hij lijkt zo soepel als een kat te zijn en glimlacht geamuseerd, alsof er niets gebeurd was. Wacht- nu… Nu is de deur wel open? Betekent dat dat Harry een of andere magische invloed op me heeft of wat? Verbaasd kijk ik van de deur naar Harry, waarna ik koppig mijn armen voor mijn borst sla en terug de verte in staar. De spion. Ik bespioneer hem toch ook niet, misschien zijn spullen wel, maar hemzelf niet. “Je bent dus boos op me, dat is wel duidelijk.” Om niets te zeggen zet ik mijn kaken op elkaar en blijf ik in de verte staren, richting de groene dennenhouten bomen. Even hoor ik Harry zuchten, en vanuit mijn ooghoeken merk ik hoe hij met zijn handen over zijn gezicht gaat. Het is niet onvermijdbaar om naar hem te kijken, hij is ten eerste belachelijk mooi voor een man, en ten tweede voel ik zijn aanwezigheid aan me knabbelen.
“Wat is er?” Oké, oké, ik weet het. Maar ik probeer een goed mens te zijn, en ik kan er niet tegen als iemand er zo miserabel en verdrietig uitziet. Het doet pijn.
“Ik voel Louis, oké? Het is verschrikkelijk.” Even trek ik mijn wenkbrauwen op waarna ik terug naar de hoofdvampier staar. Hij ziet er kapot uit. Niet vanbuiten, maar vanbinnen. Zijn uiterlijk is nog altijd even perfect als anders, alleen staat er een bepaalde blik in zijn ogen, die een rilling over mijn rug doet lopen. “Heb je het koud? We kunnen ook naar binnen gaan?” Ik schud mijn hoofd als ik merk dat hij me weer aan het bestuderen is.
“Dat was niet vanwege de kou.” Ik beweeg me ongemakkelijk even voor ik hem terug aankijk. Zijn ogen staan nog pijnlijker, als dat al mogelijk was.
“Luister Louis,” hij zei het weer. Louis. De manier waarop hij het uitspreekt doet me nog een keer rillen uit pure waanzin. Zijn accent ligt er dik en vlot op en mijn naam klinkt zo mogelijk nog mooier dan iemand hem ooit heeft uitgesproken. “Het is makkelijker voor jou als je me gewoon haat. Haat me. Je moet je niks aantrekken van mij, je doet jezelf alleen maar pijn op die manier. Het is mijn taak als vampier om je pijn te doen, je moet dat zelf niet nog een keer doen.” Zijn woorden echoën na in mijn oren. Haat me. Oh God.
“Harry … Ik haat je, heel erg. Maar op een andere manier als jij wilt. Het is al te laat.” Ik mag hem, als hij de echte Harry is tenminste. Ik slik en richt mijn blik op mijn handen terwijl ik verwoed een paar keer met mijn ogen knipper. Ik kan toch zo’n huilebak zijn soms. Als ik terug opkijk merk ik dat Harry verdwenen is van zijn oorspronkelijke plaats. Hij zit naast me. Stil en in de zelfde moeilijke houding. We bevinden ons allebei in hetzelfde schuitje.
http://data2.whicdn.com/images/100077936/large.gif
^^Lucius en Rune, awhh.^^
Er zijn nog geen reacties.