Hoofdstuk 18~ pixies en zwarte elfen
Verbaasd keek Huiswegen om zich heen. Overal stonden bomen, zover het oog reikte. Ze stonden niet in rijen, maar waren gewoon willekeurig geplaatst. Het leek op een oerwoud, en als Huiswegen wel ergens een hekel aan had, waren het wel oerwouden.
Verder stond de zon laag. Zo te zien was het ongeveer zes uur.
"Het lijkt meer op een oerwoud," mompelde Huiswegen. Hij keek nog steeds om zich heen. Iets zei hem dat er straks iemand aan kwam springen en hem zal doden. Toen Feron niet reageerde, keek hij paniekerig om zich heen.
"Feron," mompelde Huiswegen. Zijn stem trilde en in stilte vervloekte hij de magiër.
"Wat had je anders verwacht?," klonk een stem achter hem. Snel draaide Huiswegen zich om. Daar stond Feron, in een lang blauw gewaad. In zijn hand hield hij een stok vast, met aan het uiteinde een groene heldere steen. De tak was ongeveer zo groot als zijn halve hand. De magiër keek hem met zijn heldere bruine ogen aan. Hij leunde nonchalant tegen een boom. "Er zijn hier geen kastelen van suikerspinnen en feeën die zwaaien met hun toverstokjes om je alles te geven wat je wil. Er is wel een kasteel, grijs en vol klimop, maar is vermijden me liever. En die feeën geven je heus wel wat je wil, maar zo dat je er een hekel aan gaat krijgen en je er spijt van heb. Ik haat ze echt." Rustig liep Feron naar hem toe en ging naast hem staan.
"Hoe komt u aan die kleding? Daarnet had u dat nog niet aan," vroeg Huiswegen snel. De 'nieuwe' Feron leek ineens de spot met hem te drijven. En dat vond hij niet aardig.
"Ik besta voor de helft uit Qecue. Ach, laten we het zo zeggen, als ik weer in mijn huis sta heb ik dit niet meer aan. Doordat ik nu hier ben, veranderd ik zoals ik hier altijd was," zei Feron lachend. "Misschien moet u die jas achterlaten, hij valt zoveel op."
Snel keek Huiswegen naar zijn witte labjas. Hij viel zeker weten op, maar hem hier achter laten zou hij zeker niet doen. Het was het enige wat hij had als herinnering aan zijn lab.
"Nee, doe maar niet. Straks komen Zwarte Elfen ze tegen, of een trol. Misschien boze kabouters of demonen. Of Pixies, nee die zouden het dom vinden. Of nog erger, ach nee, zwarte elfen en hij werken toch samen." De magiër leek meer in zichzelf te praten dan tegen Huiswegen.
"Wie is hij?," vroeg Huiswegen aarzelend. De magiër keek hem even aan, alsof hij nu pas door had dat hij er was.
"Ooh niemand," antwoordde hij vlug. "Hem tegenkomen is zo erg als een draak."
Huiswegen rilde. "Zijn hier draken?"
"Natuurlijk, ik dacht dat u dat wel wist. Wat is een fantasie wereld zonder draken. Wees maar niet bang," zei Feron er snel achteraan toen hij het bange gezicht van Huiswegen zag. "Ze zijn er zeldzaam."
Opgelucht knikte Huiswegen. Hopelijk kwamen ze er nooit één tegen. Hopelijk kwamen ze nooit iest met slechts bedoelingen tegen.
"Maar genoeg over draken, we moeten de steen vinden. Hopelijk hebben de elfen hem al, maar het probleem is dat ze hun nog moeten vinden." Plots klonk er een schreeuw door het woud. Hij klonk hoog en halverwege werd die onderbroken. Verschrikt keek Huiswegen om zich heen.
"Wat was dat?," vroeg hij wild om zich heen kijkend.
"Het klonk als een Pixie, maar vraag me niet wie hem doden. Kom," antwoordde Feron zijn vraag en trok hem aan zijn hand de bosjes in. "Stil zijn en bukken," fluisterde hij. Snel deed Huiswegen wat hij van hem vroeg. Voorzichtig kroop Feron door de bosjes, richting de plek van het gegil. Hij gebaarde naar Huiswegen dat hij hem moest volgen. Die voelde er niet veel voor om zijn broek onnodig vies te maken. Even overwoog hij om gewoon te blijven zitten waar die zat, maar de angst voor het alleen achterblijven was groter. En het zal zeker niet lang duren voordat ook de rest van zijn kleding vies werd.
Zo stil mogelijk volgde hij de magiër, die telkens in het niks leek op te gaan. Zijn armen zaten ondertussen al onder de schrammen, de struiken hadden gemene doorns en leken het op hem gemunt te hebben. Elke keer al hij weer een scheur zag in zijn jas, waaronder bloed zat, moest hij zichzelf onderdrukken om te vloeken. Qecue leek hem nu al te haten.
Feron keek achterom. Hij legde zijn wijsvinger op zijn mond, als teken dat Huiswegen stil moest zijn. Dat zal hij ook wel zonder gebaar doen. Met open mond keek hij voor zich. Er stonden zes in het zwart gekleden wezens om een groep van ongeveer vijftien kleine groene mannetjes. Er stonden ook een paar ruiters op zwarte paarden. Ze omsingelden de kleine wezens en hielden hun bogen gereed. De boogschutters hadden kappen op die, en dat verbaasde Huiswegen niet, ook zwart waren.
"Waar is die heengegaan?," vroeg een van de zwart gekleden mannen. In zijn had hield hij een wezentje vast en richtte zijn enorme rijkversierde donker zware op de keel.
"Het zijn inderdaad Pixies," mompelde Feron naast hem. "En blijkbaar hebben ze gezien dat ze zijn gearriveerd. Ze hebben goede ogen en hun ontgaan niks."
"Wat zijn die anderen wezens?," vroeg Huiswegen zacht.
"Zwarte elfen." Toen hij het vragende gezicht van de professor zag begon hij verder te praten. "De slechte elfen. Ze verdienen de kost als huursoldaat of moordenaar. De geruchten gaan dat ze in dienst van de Qec-wachters zijn, de bewaking van Qecue. Ik hoop dat dat niet waar is, want dan zijn de problemen groter dan ik dacht. Weet je, hun..."
Alweer klonk er een ijzingwekkende gil door de omgeving. Een slap lichaam van de pixie, die de Zwarte Elf had doorboord met zijn zwaard, kwam met een dof geluid op het gras terecht.
"Waar is die magiër heengegaan?," brulde de Zwarte Elf nu lkuid genoeg. Bang doken de Pixies ineen.
"We moeten hier weg," mompelde Feron zacht. Ongeduldig maakte hij aanstalte om zich om te draaien.
"Waarom?," vroeg Huiswegen zonder zijn blik af te wendde van het tafereel voor hem. Dit zal hij nooit meer vergeten. Voor altijd zal het beeld van het doorboorde lichaam in zijn hoofd zweven en de gil zal zich weerkaatsen in zijn hoofd, als een echo in een grot. "Ze bedoelen u, is het niet?", vroeg hij er snel achteraan.
"Ik leg het later wel uit, maar nu moeten we echt weg. Of je wil gemarteld worden."
Snel schudde Huiswegen van 'nee'. Nu Feron het woord gemarteld zei, voelde hij de messen al door zijn benen gaan. Een rilling liep over zijn rug. Natuurlijk voelde hij daar niet veel voor.
Stil kroop Feron weer terug naar waar ze vandaan kwamen. Maar ver kwam hij niet. Een pijl trilde vlak naast een boom waar hij net nog zat.
"Kom tevoorschijn," schreeuwde een boze stem. Zo te horen was die wel gewenste om orders te schreeuwen. "Anders is het niet de boom die doorboord wordt, maar uw hart."
Feron negeerde het dreigement. "Wegwezen!," fluisterde hij. Dat liet Huiswegen zich geen tweede keer zeggen.
Er zijn nog geen reacties.